Parketnummer: 21-001693-09
Uitspraak d.d.: 13 april 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 14 april 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van het hof van 30 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr J. Ruarus, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een ander oordeel komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 24 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
-vastgepakt en/of aan het lichaam getrokken en/of aangeduwd en/of op/tegen de grond en/of omver getrokken en/of geduwd en/althans ten val gebracht, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gevallen en/of (toen die [slachtoffer] al dan niet op zijn handen en knieën zat en/althans op de grond zat/lag)
-bij het hoofd en/of de nek vastgepakt en/of vastgehouden en/of in/tegen de nek en/of tegen het (achter)hoofd geduwd en/of op/tegen het (achter)hoofd gestompt en/of geslagen en/of (daarbij) met het hoofd op/tegen de grond geslagen en/of gestoten en/of het hoofd van die [slachtoffer] op/tegen de grond gedrukt/geduwd, althans het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden gedrukt/geduwd, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gedrukt en/of (vervolgens)
-vastgepakt en/of naar/in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) gebracht/ geleid en/of gedurende enige tijd gewond en/of in hulpeloze toestand in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) laten zitten/liggen en/of tegen het hoofd en/of de schouder en/althans tegen het lichaam getrapt en/of geschopt en/of aan zijn lot overgelaten en/of geen (medische) hulp/verzorging geboden en/of ingeschakeld, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
zij in of omstreeks de periode van 24 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenvliesbloeding en/althans ernstig hoofd- en/of hersenletsel, heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
-vast te pakken en/of aan het lichaam te trekken en/of aan te duwen en/of op/tegen de grond en/of omver te trekken en/of te duwen en/althans ten val te brengen, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gevallen en/of (toen die [slachtoffer] al dan niet op zijn handen en knieën zat en/althans op de grond zat/lag)
-bij het hoofd en/of de nek vast te pakken en/of vast te houden en/of in/tegen de nek en/of tegen het (achter)hoofd te duwen en/of op/tegen het (achter)hoofd te stompen en/of te slaan en/of (daarbij) met het hoofd op/tegen de grond te slaan en/of te stoten en/of het hoofd van die [slachtoffer] op/tegen de grond te drukken/duwen, althans het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden te drukken/duwen, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gedrukt en/of (vervolgens)
-vast te pakken en/of naar/in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) te brengen/geleiden en/of gedurende enige tijd gewond en/of in hulpeloze toestand in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) laten zitten/liggen en/of tegen het hoofd en/of de schouder en/althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of aan zijn lot over te laten en/of geen (medische) hulp/verzorging te bieden en/of in te schakelen,
terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
zij in of omstreeks de periode van 24 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
-heeft vastgepakt en/of aan het lichaam heeft getrokken en/of heeft geduwd en/of op/tegen de grond en/of omver heeft getrokken en/of geduwd en/althans ten val heeft gebracht, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gevallen en/of (toen die [slachtoffer] al dan niet op zijn handen en knieën zat en/althans op de grond zat/lag)
-bij het hoofd en/of de nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of in/tegen de nek
en/of tegen het (achter)hoofd heeft geduwd en/of op/tegen het (achter)hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of (daarbij) met het hoofd op/tegen de grond heeft geslagen en/of gestoten en/of het hoofd van die [slachtoffer] op/tegen de grond heeft gedrukt/geduwd, althans het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedrukt/geduwd, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gedrukt en/of (vervolgens)
-heeft vastgepakt en/of naar/in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) heeft gebracht/ geleid en/of gedurende enige tijd gewond en/of in hulpeloze toestand in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) heeft laten zitten/liggen en/of tegen het hoofd en/of de schouders en/althans tegen het lichaam getrapt en/of geschopt en/of aan zijn lot overgelaten en/of geen (medische) hulp/verzorging heeft geboden en/of ingeschakeld, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Uit het dossier blijkt het volgende
Op 25 maart 2008 omstreeks 00.47 uur kwam er bij het Regionaal Meldcentrum van de Politie Twente een telefonische melding binnen van een vrouw (verdachte) die woonde aan de [straatnaam] te Enschede. Zij meldde dat ze de hospita was van een man, die in elkaar was gestort. Toen de politie arriveerde was ambulancepersoneel reeds bezig de man - [slachtoffer] - te reanimeren (p. A 003). Hij had geen hartslag meer. Gaandeweg kreeg [slachtoffer] weer hartslag en is hij vervoerd naar het ziekenhuis. Enkele uren later werd gemeld dat [slachtoffer] hersendood was en dat men de beademing wilde beëindigen. Het slachtoffer zou verschillende 'butsen' in de schedel hebben, Ook de politiemensen die als eerste ter plaatse waren, hadden verwondingen aan het hoofd van het slachtoffer gezien (p. A 004).
Door de patholoog werden verschillende letsels aan het hoofd beschreven, namelijk aan de rechterzijde van het voorhoofd een rood en roodpaars huidgebied met een afmeting van circa 5 x 3 cm. Aan de rechterzijde van het gelaat waren een aantal rode tot roodvlekkige huidverkleuringen te zien. Verder werd er een bloeduitstorting op het linker bovenooglid geconstateerd (p A 00066).
De ouderdom van de letsels zou eerder meerdere uren zijn dan enkele dagen (p. A 00072).
In een brief van 15 mei 2008 schrijft dr. Kubat (patholoog bij het NFI) dat alle bij de sectie geconstateerde letsels aan het hoofd recent waren en dat de bloeding onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom) zeker niet ouder was dan 24 uur en dat de dood was ingetreden ten gevolge van inklemming die veroorzaakt werd door het subdurale hematoom. Men zou kunnen afleiden dat het subdurale hematoom ontstaan was in het kader van het ontstaan van één of meer letsels aan het hoofd (p. 00077).
Op de vraag of het mogelijk was dat iemand met een acute hersenvliesbloeding in staat is te reizen en in dit geval in staat was om ongeveer 20.00 uur in de bus te stappen aan de ene kant van Enschede en de andere kant van Enschede uit te stappen, waarna hij om ongeveer 21.00 uur thuis was, heeft Kubat geantwoord dat in dat geval die persoon tijdens de reis reeds de letsels gehad zou moeten hebben (p. A059).
Ter zitting van de rechtbank op 16 december 2008 heeft Kubat verklaard dat als er botsend geweld op het hoofd is, onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan. Die zijn ook in deze zaak geconstateerd. In het kader van die letsels is het vrijwel zeker dat het subdurale hematoom is ontstaan. Er is dus een verband tussen de letsels aan het hoofd en de bloeding in het hoofd. Zij kan de hersenvliesbloeding niet relateren aan één bepaald letsel.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 3 november 2011 heeft Kubat onder meer verklaard dat er drie letsels aan het hoofd waren, namelijk op de wang, op het voorhoofd en op het ooglid. Het betrof tekenen van inwerking van geweld op het hoofd. Elk van deze geweldsinwerking op zich of in combinatie kunnen de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies hebben veroorzaakt. Het is niet aan te geven welke het was of welke combinatie het was. Er zijn bij [slachtoffer] geen ziekelijke afwijkingen aan de bloedvaten geconstateerd. Ook zijn geen aneurysma's aangetroffen.
Een subduraal hematoom is altijd terug te voeren op mechanisch geweld. Bij oude mensen is het bekend dat een zogenaamd chronisch subduraal hematoom als ziektebeeld bestaat. Dat is een bloeding onder het harde hersenvlies dat al heel lang bestaat en waarvan niet te achterhalen is wanneer het ontstond. Bij jonge mensen en bij een acuut subduraal hematoom is het onwaarschijnlijk dat er geen enkel letsel te vinden is wat het trauma markeert. Het beeld dat in het concrete geval aanwezig is, valt onder het acuut subdurale hematoom.
In zijn rapport van 19 december 2011 schrijft prof. dr. Vandertop (neurochirurg, verbonden aan het VU medisch centrum te Amsterdam) onder meer dat de oorzaak van een subduraal hematoom bijna altijd een plotselinge snelheidsverandering is van het hoofd waardoor ankervenen afscheuren met een aderlijke bloeding als gevolg. Naast zogenaamde acceleratie-deceleratie krachten die ontstaan door plotseling optredende snelheidsveranderingen (zoals bij het 'shaken-baby' syndroom) zijn met name rotatoire krachten, zoals bijvoorbeeld een val van de fiets waarbij het hoofd op de rand van het trottoir terechtkomt, berucht voor het veroorzaken van afscheuring van ankervenen en verscheuring van zenuwbanen.
Jonge kinderen (vanwege hun relatief te grote hoofd), oudere mensen en alcoholisten (in verband met het krimpen van de hersenen) lopen meer risico op het krijgen van een subduraal hematoom. Een andere risicofactor is een stollingsstoornis. Als het bloed niet goed stolt door een ziekte (bijvoorbeeld leukemie), aandoening (alcoholisme), medicijnen (bloedverdunners) of ondervoeding (bijvoorbeeld bij alcoholisme) kan een ogenschijnlijk onschuldig trauma toch een forse subdurale bloeding veroorzaken.
Spontane, dus zonder inwerking van uitwendige krachten, subdurale bloedingen ontstaan eigenlijk alleen of als de bloedstolling zeer ernstig verstoord is door een ziekte (bijvoorbeeld ernstige leukemie) of als bloedverdunners te goed hun werk doen. Een zeldzame oorzaak is een slagaderlijke bloeding uit een hersenaneurysma.
In geval van [slachtoffer] is de precieze toedracht niet goed te achterhalen uit de stukken. Hij zou vaak en langdurig alcohol misbruiken, mogelijk epilepsie hebben, vaak gevallen zijn, vaak trammelant hebben, recent met zijn hoofd op straat gevallen zijn en mogelijk zijn geslagen. Daarnaast blijkt uit de administratie van de huisarts (weliswaar slechts tot 13 juli 2005) dat bij [slachtoffer] sprake was van een alcohol-gerelateerde trombopenie, i.e. een te laag aantal bloedplaatjes, hetgeen een nadelig effect kan hebben op de bloedstolling en gezien moet worden als een risicofactor voor het krijgen van een subdurale bloeding bij mensen die alcohol misbruiken (zie boven). Tevens wordt vermeld 'Ascal levenslang'. Dit is eenbloedverdunnend medicijn dat ook een risicofactor is bij het krijgen van een subdurale hematoom. Deze Ascal komt weliswaar niet voor op de medicatielijst, maar daarentegen wel een forse hoeveelheid diclofenac dat ook bloedverdunnende eigenschappen heeft.
De bevindingen bij obductie wijzen op een acuut subdurale hematoom van zeer forse omvang. Er wordt geen melding gemaakt van een chronische component intraduraal (bloeding van eerdere datum, c.q. chronisch subduraal hematoom). De uitwendige huidletsels aan het hoofd, i.c. rechterzijde van het gelaat en rechterzijde van het voorhoofd, zouden kunnen passen bij een coup/contre-coup letsel: de 'coup' is het uitwendige letsel rechts in het gelaat; de 'contre-coup' (het letsel aan de tegenovergestelde zijde) is dan het subdurale hematoom ter linkerzijde.
Verder lijkt het dus mogelijk te kunnen zijn dat de overledene 1 of meerdere risicofactoren had voor het ontwikkelen van een subduraal hematoom: alcoholisme (hersenatrofie en stollingsstoornissen), trombopenie (te laag aantal bloedplaatjes) en epilepsie (vaak vallen zonder adequate opvangreactie).
Op 26 maart 2008 werd de getuige mevrouw [getuige 1] gehoord. Zij heeft verklaard dat zij op 24 maart 2008 na ongeveer 23.00 uur televisie is gaan kijken en vervolgens in slaap viel. Zij denkt dat ze na ongeveer 20 minuten wakker werd van geschreeuw. Zij hoorde een vrouwenstem zeggen: 'je gaat nu mee'. Zij keek naar buiten en zij zag iemand trekken aan een ander die al op de grond lag. Degene die trok, bleek een vrouw. Die vrouw trok hard aan de persoon die op de grond lag. Deze persoon, een man, trok zich aan de muur omhoog. De vrouw hield de man vast. De vrouw trok met kracht aan de man. Op een gegeven moment trok ze de man in een neerwaarts trekkende beweging op de grond waardoor de man viel. De vrouw schreeuwde en zei de hele tijd: 'je gaat nu mee naar de [straatnaam]'. Aan de stem herkende ze haar buurvrouw [verdachte] (de verdachte). Zij zag dat de vrouw de man in de nek duwde. Zij zag dat de vrouw de man meerdere keren naar beneden duwde. Zij kon niet zien of de man met zijn gezicht op de grond kwam. De man straalde pijn uit. Door het getrek van de vrouw viel de man op de grond. Ter hoogte van de woning van de getuige viel de man weer en kwam op de grond te liggen. Hij lag op zijn rechterzijde. Toen herkende de getuige de man. Het was [slachtoffer]. [slachtoffer] is de kostganger van [verdachte]. Vervolgens zag ze dat [slachtoffer] begon te slaan. Zij hoorde [verdachte] roepen: 'en nu ga je [getuige 3] bellen'. [verdachte] sloeg [slachtoffer] achter op het hoofd. (p. G 0020 e.v.)
Op 24 maart 2008, omstreeks 19.00 uur heeft [slachtoffer] de woning van [getuige 4] verlaten. [getuige 4] heeft verklaard dat [slachtoffer] over de gehele dag ongeveer 10 halve literblikken bier had gedronken. Toen hij haar woning verliet had [slachtoffer] geen zichtbare verwondingen (p. A016). Bij [getuige 4] was ook [getuige 5] aanwezig. Hij is ter zitting van de rechtbank als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat het gezicht van [slachtoffer] niet beschadigd was toen hij bij hun was.
Verdachte is eerst als getuige gehoord (namelijk op 25 maart 2008). Zij heeft toen verklaard dat [slachtoffer] tussen 21.00 en 22.00 uur bij haar in de woning aan de [straatnaam] binnenkwam. Zij zag toen dat hij een bultje op zijn hoofd had. Tussen 22.00 uur en 23.00 uur wilde [slachtoffer] weg. Verdachte was het er niet mee eens. [slachtoffer] kwam op straat enkele keren ten val. Verdachte heeft hem met veel moeite binnengekregen (p. G 0005 en 0006).
[getuige 6] (broer van het slachtoffer en huisgenoot van de verdachte) is op 25 maart 2008 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat toen [slachtoffer] op 24 maart 2008 (de eerste keer) binnenkwam, hij schrammen in zijn gezicht had. Hij heeft er verder niet op gelet. [slachtoffer] had de kop wel vaker kapot. [slachtoffer] was niet dronken. Wel wat aangeschoten. Hij was voor rede vatbaar. Hij heeft met [slachtoffer] gepraat (p. G 0009).
[getuige 6] is tijdens de zitting van de rechtbank op 31 maart 2009 als getuige gehoord. Hij heeft toen verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] bij thuiskomst kleine schrammetjes had. Die zaten aan de linkerkant van zijn gezicht.
[getuige 2] (huisgenoot van de verdachte en van het slachtoffer) is eveneens op 25 maart 2008 gehoord. Toen [slachtoffer] op 24 maart 2008 op de stoep stond was hij laveloos en had hij krassen in de zijkant van zijn gezicht. Hij dacht aan de rechterzijde van zijn gezicht op zijn wang (p. G 0013).
[getuige 2] is ook ter zitting van de rechtbank op 31 maart 2009 als getuige gehoord. Toen [slachtoffer] (de eerste keer) binnenkwam, had hij wat krassen op de wang. Hij weet niet meer of het de linker- of rechterwang was.
[getuige 2] heeft ook als verdachte bij de politie verklaringen afgelegd. Onder meer heeft hij verklaard dat [slachtoffer] een bekrast gezicht had toen hij binnenkwam. Het was net alsof hij in de prikkelbosjes had gelegen (p. P 0110). Toen [slachtoffer] later naar buiten is gegaan en vervolgens weer binnenkwam, had hij echt bloed in zijn gezicht. Hij was aan het deppen. Het slachtoffer zei vervolgens dat hij moest pissen, hij wilde opstaan en viel achterover en maakte een gorgelend, snurkend geluid. Het slachtoffer was toen dus in elkaar gezakt (p. P 0112).
De verdachte is nadat ze als getuige is gehoord verschillende malen als verdachte gehoord. Tijdens haar verhoor op 31 maart 2008 heeft ze verklaard dat [slachtoffer] omstreeks 20.30 uur thuis kwam. Verdachte heeft meteen gekeken hoe [slachtoffer] er uit zag. Hij zou namelijk vaak smerig binnen komen. Verdachte constateerde dat [slachtoffer] geen opvallende vieze plekken op zijn kleding had (P 026). Op een gegeven moment is [slachtoffer] de woning uitgelopen. Verdachte is hem achterna gelopen. Ergens in de straat viel [slachtoffer] en viel verdachte over hem heen. Verdachte is opgestaan, heeft [slachtoffer] in de benen geholpen en heeft hem meegetrokken. Op een gegeven moment zijn ze beiden op de grond terecht gekomen (P 027). Zij vraagt zich af waarom niemand haar heeft tegengehouden toen ze achter [slachtoffer] aan ging. Dan was alles voorkomen. Ze was aan het schreeuwen en over de rooie. Ze had zich zelf niet onder controle (p. P 028). Verdachte heeft [slachtoffer] wild meegetrokken. Daarbij heeft [slachtoffer] mogelijk zijn hoofd gestoten aan een stoep of boom (P 031). Verdachte heeft aan [slachtoffer] getrokken en gesjord en hij is daarbij een keer keihard met zijn hoofd op straat gevallen. Het zou kunnen dat ze bij het duwen en trekken te veel kracht heeft gebruikt. Zij is twee keer met hem gevallen. De tweede keer dat ze met hem meeviel heeft hij keihard zijn hoofd gestoten. Hij viel met zijn linkervoorhoofd op de stenen. Hij kon zich zelf niet opvangen, omdat verdachte zijn armen vast had (P 033). Verdachte heeft aan [slachtoffer] getrokken en [slachtoffer] is gevallen (P 034). Verdachte heeft hem grof meegetrokken naar huis. Wat verdachte voor zich ziet, is het draaien van de ogen van [slachtoffer] op het moment dat hij hard met zijn hoofd op de stenen terecht kwam (P 037). Verdachte vraagt zich af waarom [getuige 2] ([getuige 2]) haar dit keer niet heeft tegengehouden, toen ze achter [slachtoffer] aan ging. [getuige 2] zat daar met een lach op de stoel. Zij hebben haar in de dagen er voor onder druk gezet, waardoor zij ontplofte toen [slachtoffer] kwam. Als zij dit niet hadden gedaan of haar tegen hadden gehouden, had [slachtoffer] nu nog geleefd. Verdachte heeft [slachtoffer] te hard aangepakt. Zij heeft [slachtoffer] te hard tegen het hoofd geduwd waardoor hij hard met zijn hoofd tegen de grond terecht kwam. Ook gaf zij hem nog 1 duw met haar hand tegen het achterhoofd, zodat hij nog een keer hard tegen de straat kwam met zijn hoofd (p. 047).
Op 15 april 2008 heeft de verdachte verklaard dat toen [slachtoffer] op de grond lag hij iets zei waardoor ze nog kwader werd. Zij heeft [slachtoffer] toen bij de schouders gepakt en hem met zijn hoofd op de grond gestoten. Hij kwam met de zijkant van zijn voorhoofd op de grond. Zij heeft een beeld voor zich dat [slachtoffer] twee keer is gevallen. Eén keer is hij gestruikeld en één keer is hij door een verstapping op de grond terecht gekomen. Zij kwam toen ook op de grond terecht. Toen [slachtoffer] iets tegen haar zei, werd zij nog kwader. Zij heeft hem toen hardhandig naar beneden gedrukt waardoor hij zijwaarts met zijn hoofd op de grond kwam. Dat beeld heb ik nu duidelijk (P 067).
Ter zitting van het hof op 30 maart 2012 heeft de verdachte verklaard dat zij te wild is geweest. Zij heeft [slachtoffer] aan de jas getrokken waardoor hij verkeerd terecht is gekomen. Hij is gevallen en begon wartaal te praten. [slachtoffer] viel schuin tegen de stoeprand. Hij stond zwak op de benen.
Toen [slachtoffer] die avond thuis kwam, had hij een paar krasjes op het gezicht. Nadat zij hem naar binnen had gehaald, had hij een blauwe plek en een paar schaafwonden boven het gezicht, op zijn voorhoofd. Hij heeft een schaafwond opgelopen toen hij is gevallen.
Het hof gaat er van uit dat het subdurale hematoom bij het slachtoffer veroorzaak is door geweldsinwerking. Het alcohol- en/of medicijngebruik kan er toe geleid hebben dat bij het slachtoffer (nadat er tegen hem geweld was gebruikt) eerder een subduraal hematoom heeft kunnen ontstaan dan bij personen zonder deze risico-factoren. Dat het subdurale hematoom spontaan (dus los van het geweld) is ontstaan acht het hof voldoende uitgesloten. Niet alleen is het spontaan ontstaan zeldzaam, maar ook is bij het slachtoffer letsel geconstateerd dat gerelateerd kan worden aan het ontstaan van het subdurale hematoom. Kubat heeft gesteld dat er een relatie is tussen het bij het slachtoffer aangetroffen letsel en het subdurale hematoom.
Het hof gaat er verder van uit dat de letsels of het letsel dat geleid heeft tot het subdurale hematoom veroorzaakt is door de verdachte. Korte tijd voordat het slachtoffer in elkaar zakte, heeft verdachte hem hardhandig naar huis gebracht. Om hem thuis te krijgen heeft zij aan hem getrokken en gesjord waarbij het slachtoffer hard op zijn hoofd op straat is gevallen. Ook heeft ze verklaard dat ze het slachtoffer hard bij zijn hoofd heeft geduwd waardoor hij hard met zijn hoofd tegen de grond kwam. Ter zitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat nadat zij het slachtoffer naar binnen had gehaald, zij zag dat hij een paar schaafwonden op zijn voorhoofd had.
Door verdachte en haar huisgenoten is verklaard dat toen het slachtoffer (de eerste keer) thuiskwam hij een paar krasjes had. Volgens [getuige 2] zaten die op zijn wang en leek het net of het slachtoffer in de prikkelbosjes had gelegen.
Gelet op deze verklaring staat het voor het hof onvoldoende vast dat de geconstateerde krasjes zijn opgelopen door geweld. Het letsel kan ontstaan zijn doordat het slachtoffer zich bijvoorbeeld heeft geprikt aan een struik. Verder kan uit de krasjes onvoldoende worden afgeleid dat het slachtoffer is gevallen voordat hij de eerste keer arriveerde bij de woning aan de [straatnaam]. Ook uit de verklaring van [getuige 2] dat toen het slachtoffer de eerste keer thuis kwam, hij laveloos was, terwijl uit het onderzoek dat is gedaan nadat het slachtoffer was overleden, niet is gebleken dat hij alcohol in zijn bloed had, leidt het hof niet af dat het slachtoffer voordat hij thuiskwam al het subdurale hematoom had opgelopen. De verklaringen over de toestand van het slachtoffer op het moment dat hij de eerste keer thuiskwam, lopen te veel uiteen om er van uit te gaan dat hij symptomen vertoonde van een subduraal hematoom (die toegeschreven werden aan dronkenschap). De broer van het slachtoffer heeft namelijk verklaard dat het slachtoffer bij thuiskomst niet dronken was en voor rede vatbaar.
Gelet op het feit dat er geen sterke aanwijzingen zijn dat het subdurale hematoom is ontstaan voordat het slachtoffer de eerste keer bij de woning van de verdachte arriveerde en wel voldoende vaststaat dat de verdachte - toen het slachtoffer weg wilde lopen - substantieel geweld heeft uitgeoefend waarbij het slachtoffer tenminste één keer hard met zijn hoofd op de straat of de stoep(rand) terecht is gekomen en waarbij hij (in ieder geval) het letsel op zijn voorhoofd heeft opgelopen, gaat het hof er van uit dat het subdurale hematoom door toedoen van de verdachte is veroorzaakt.
Uit het door de verdachte uitgeoefende geweld leidt het hof niet af dat zij opzet had op de dood van het slachtoffer of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij heeft het slachtoffer weliswaar hardhandig naar huis gebracht door aan hem te trekken en te sjorren (met als gevolg dat het slachtoffer gevallen is) en zij heeft hem geduwd waardoor hij met zijn hoofd tegen de grond is gekomen, maar dat betreffen niet zodanige handelingen dat daaruit het opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel afgeleid kan worden.
Om die reden zal het hof de verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Wel kunnen die handelingen aangemerkt worden als mishandeling en hebben die handeling de dood van het slachtoffer tot gevolg gehad. Dit leidt tot de volgende bewezenverklaring:
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 24 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te Enschede, opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer], (met kracht)
-heeft vastgepakt en aan het lichaam heeft getrokken en heeft geduwd en/of tegen de grond heeft getrokken en/of geduwd en/althans ten val heeft gebracht, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (hard) met zijn hoofd tegen de grond is geslagen of gestoten tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de reden die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leidt - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met de dood tot gevolg.
Het door verdachte gepleegde feit is -met name gelet op het ingetreden gevolg- een ernstig feit en is voor de direct betrokkenen en de samenleving verontrustend.
Gelet op het ingetreden gevolg is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Het hof acht het evenwel niet noodzakelijk dat verdachte nog een langere gevangenisstraf zal moeten ondergaan dan zij reeds heeft uitgezeten, zodat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd die overeenkomt met de straf die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft overwogen om tevens een taakstraf op te leggen. Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal worden volstaan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het bewezenverklaarde is gepleegd in de nacht van 24 maart op 25 maart 2008. Het vonnis van de rechtbank te Almelo dateert van 14 april 2009. De officier van justitie heeft op 23 april 2009 hoger beroep ingesteld. Het strafdossier is op 16 september 2009 bij het hof binnengekomen. De eerste terechtzitting in hoger beroep vond plaats op 30 maart 2012.
Sinds het instellen van het hoger beroep door de officier van justitie zijn bijna drie jaren verstreken.
De Hoge Raad1 heeft bepaald dat als uitgangspunt geldt dat voor de berechting van de zaak in hoger beroep de behandeling van de zaak dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Naar 's hofs oordeel is sprake van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Aan de overschrijding van de redelijke termijn verbindt het hof een vermindering van de straf.
Gelet op de ernst van het feit is een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf passend. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof evenwel volstaan met oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur.
Het hof heeft onder meer acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte adviesrapport van de Reclassering van 11 december 2008. De Reclassering adviseert om in geval van een bewezenverklaring onder meer aan de op te leggen straf de bijzondere voorwaarde Toezicht te koppelen, met daarin eventueel een behandelaanbod door de Hanzeborg. Het hof neemt het advies van de Reclassering mee in zijn beslissing.
In het voordeel van verdachte is acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 maart 2012, waaruit blijkt dat zij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Ter terechtzitting lijkt verdachte zich bewust te zijn van de ernst van het door haar gepleegde feit. Het hof acht de kans op recidive hierdoor gering. Ook dit weegt het hof mee in het voordeel van verdachte.
Tot slot merkt het hof nog op dat hoewel het intreden van de dood van het slachtoffer als gevolg van het handelen van verdachte bewezen is verklaard en strafverzwarend is, verdachte niet het opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
Dit alles in aanmerking nemend, vindt het hof een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd om verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de hierna te noemen bijzondere voorwaarde gekoppeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) jaar.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook indien deze inhouden een behandeling bij De Hanzeborg of een vergelijkbare instelling.
Geeft Reclassering Nederland opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr J.D. den Hartog en mr M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr A.B. de Wit, griffier,
en op 13 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1 Zie onder meer Hoge Raad 17 juni 2008, NJ 2008, 358.