4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de onroerende zaak worden bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de onroerende zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Naar de bedoeling van de wetgever is deze waarde “de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding”.
4.2. De waarde van het object dient te dezen te worden bepaald naar de waarde die het object op 1 januari 2009 heeft.
4.3. Gelet op de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, rust op de Ambtenaar de last aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde van € 703.000 niet te hoog is.
4.4. In dat verband verwijst de Ambtenaar naar een door hem in de procedure bij de Rechtbank overgelegd taxatierapport van A, waarin een waarde aan het onderhavige object – kennelijk per 1 januari 2009 – is toegekend van € 703.000. Daarbij heeft de taxateur onder meer een waarde aan de grond toegekend van € 395.568, aan de woning een waarde van € 243.432 en aan de aanbouw een waarde van € 39.000. In het rapport zijn verkoopcijfers van vergelijkingspanden genoemd die door taxateur A zijn herrekend naar de waardepeilda-tum. Die herrekende prijzen zijn door de taxateur gesplitst, waarbij verschillende waarden aan de verschillende onderdelen van de gehanteerde vergelijkingsobjecten zijn toegekend. In het taxatierapport is voorts vermeld dat rekening is gehouden met de verschillen in object-kenmerken, ligging en staat van onderhoud.
4.5. Naar het oordeel van het Hof is de Ambtenaar met dit taxatierapport niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde van € 703.000 niet te hoog is. Nog daargelaten dat het taxatierapport niet is gedagtekend, niet is ondertekend door de taxateur en geen omschrijving van het gehanteerde waardebegrip bevat, biedt het taxatierapport naar het oordeel van het Hof onvoldoende inzicht met betrekking tot de vraag op welke wijze rekening is gehouden met de verschillen in objectkenmerken, ligging en staat van onderhoud tussen het onderhavige object en de gehanteerde vergelijkingsobjecten. Het louter vermelden van prijzen per m³ en per m², acht het Hof daartoe – zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt – niet voldoende. In dit verband is mede van belang dat de taxateur ter zitting desgevraagd heeft verklaard geen inzicht te kunnen verschaffen in de door hem gehanteerde grondstaffel. Voorts is van belang dat de taxateur noch het onderhavige object noch de door hem gehanteerde vergelijkingsobjecten inpandig heeft opgenomen. Een duidelijk beeld van de verschillen in de staat van onderhoud van de panden heeft hij, naar hij ter zitting heeft erkend, derhalve niet. Alsdan is de vermelding in het rapport dat rekening is gehouden met de verschillen in de staat van onderhoud niet begrijpelijk. In ieder geval is door de Ambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat er in voldoende mate rekening is gehouden met die verschillen. De enkele, blote stelling dat zulks is verdisconteerd in een lagere prijs per m³ bij het object van belanghebbende, acht het Hof daartoe niet voldoende. De door de (taxateur van de) Ambtenaar gehanteerde vergelijkingspanden worden weliswaar – als zodanig – niet betwist door belanghebbende, maar door de Ambtenaar is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op de juiste wijze de ‘vertaalslag’ is gemaakt van de voor die panden gerealiseerde verkoopprijzen naar de vastgestelde waarde van het onderhavige object. De klachten van belanghebbende treffen in zoverre dan ook doel.
4.6. De omstandigheid dat de Ambtenaar niet erin geslaagd is de door hem vastgestelde waarde aannemelijk te maken, betekent niet dat dan zonder meer wordt uitgegaan van de door belanghebbende bepleite waarde. Op belanghebbende rust de last de door hem verde-digde waarde van € 650.000 aannemelijk te maken. Hierin is belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet geslaagd. De verwijzing naar de stijging ten opzichte van de peildatum 1 januari 2008 treft, zoals de Rechtbank terecht en op goede gronden heeft over-wogen, geen doel. Ook hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, is niet voldoende voor de conclusie dat de door hem bepleite waarde van € 650.000 aannemelijk is.
4.7. Gelet op het hiervóór overwogene, zal het Hof de gezochte waarde in goede justitie bepalen. Gelet op de stukken van het geding en gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, stelt het Hof de waarde van het onderhavige object per waardepeildatum 1 januari 2009 in goede justitie vast op € 665.000.