Parketnummer: 21-001681-11
Uitspraak d.d.: 26 maart 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 20 april 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-750264-08, in de strafzaak tegen
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 oktober 2011, 3 januari 2012 en 12 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr N.A. de Kock, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 05 november 2010 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- met een (doorgeladen) vuurwapen naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en/of
- een (doorgeladen) vuurwapen op [aangever] (de vader van [slachtoffer]) heeft gericht en (vervolgens) heeft gezegd: "Waar is [slachtoffer], ik maak [slachtoffer] dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met het gerichte (doorgeladen) vuurwapen door de woning is gelopen en daarbij alle/de (slaapkamer)deuren heeft geopend en/of deze/alle kamers heeft doorzocht, terwijl hij het (doorgeladen) vuurwapen daarbij steeds gericht hield en/of
- de woorden heeft gezegd: "ik ga niet weg voordat ik [slachtoffer] heb gedood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (doorgeladen) vuurwapen heeft gericht op [getuige 1] en heeft gezegd; "bel [slachtoffer]" en/of (vervolgens) voor de woning (met een doorgeladen vuurwapen) heeft gewacht op [slachtoffer] en pas is weggegaan toen de politie ter plaatse kwam
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 november 2010 te [plaatsnaam] ter voorbereiding van het misdrijf moord danwel doodslag op [slachtoffer], opzettelijk een (doorgeladen) vuurwapen en/of (bijbehorende) munitie kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 05 november 2010 te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], [aangever] en/of (diens inwonende zoon) [slachtoffer] en/of [getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (om ongeveer 2.00 uur in de nacht) aangebeld bij de woning van die [aangever] en/of [slachtoffer] en/of [getuige 1] en/of (nadat die [aangever] de deur open had gedaan) die [aangever] een (doorgeladen) vuurwapen getoond en/of dat vuurwapen gericht (op de borst van) die [aangever] en/of (daarbij) voornoemde [aangever] (meermalen) dreigend de woorden toegevoegd: "Waar is [slachtoffer], ik maak [slachtoffer] dood" en/of "bel [slachtoffer], bel [slachtoffer]" en/of op voornoemde [getuige 1] een (doorgeladen) vuurwapen gericht, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 05 november 2010 te [plaatsnaam] een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (een van oorsprong gaspistool, merk Ekol, model Tuna waavan de vernauwing in de loop is verwijderd, althans afwezig is, waardoor het mogelijk is om met het wapen scherpe patronen af te vuren), en/of munitie van categorie III, te weten vijf, althans een of meer, scherpe patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair, onder 2 en onder 3 (voor zover dat ziet op het wapen) tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Verweer - bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [aangever], [getuige 2] en [getuige 1] niet betrouwbaar zijn en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het hof acht genoemde verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Er is door de genoemde getuigen consistent, gedetailleerd en met precieze volgordelijkheid verklaard, terwijl de getuigen [aangever] en [getuige 2] tevens ter terechtzitting in hoger beroep verklaringen hebben afgelegd, die in grote lijnen overeenkomen met de eerder door hen bij de politie afgelegde verklaringen en met de bevindingen van de politie, zoals het vinden van het patroon in de zak van verdachte. Het hof verwerpt het verweer.
Feiten
Aangever [aangever] heeft verklaard dat op 5 november 2010 rond 02.00 uur hard op de deur van zijn woning aan de [straatnaam A + huisnummer] in [plaatsnaam] werd geklopt, waarna ook nog aan de deur werd gebeld. Nadat aangever de deur had geopend, zag hij dat [verdachte] (hof: verdachte) voor de deur stond die een vuurwapen in zijn hand op aangever richtte. Aangever hoorde verdachte roepen/zeggen “Waar is [slachtoffer], waar is [slachtoffer]” en “Ik maak [slachtoffer] dood”. Aangever is vervolgens door verdachte aan de kant geduwd. Verdachte heeft voortdurend het pistool in zijn rechterhand gehad en is daarmee door de woonkamer gelopen. Aangever hoorde telkens de woorden “[slachtoffer]” en “Dood”. Verdachte heeft tegen aangever gezegd dat hij [slachtoffer] moest bellen. Verdachte is met het vuurwapen in zijn hand op zoek gegaan naar [slachtoffer] en heeft daarbij alle deuren van de slaapkamer geopend. Verdachte heeft aangever gezegd dat hij [slachtoffer] moest bellen en heeft voorts aangegeven dat hij niet weg zou gaan voordat hij [slachtoffer] gedood zou hebben. Uiteindelijk is verdachte naar buiten gegaan, waar zijn broer, [broer verdachte], al was gearriveerd. Verdachte heeft vervolgens het wapen op zijn broer gericht en de slede naar achteren getrokken. Op dat moment viel een patroon uit de kamer van het vuurwapen. Aangever heeft het pistool omschreven als een klein vuurwapen, grijs/zilver van kleur, zwarte elementen aan de zijkanten van de loop, kleur van het handvat grijs/zilver. Aangever heeft overigens ook verklaard dat zijn vrouw [slachtoffer] had gebeld dat hij niet naar huis moest komen.
[getuige 2], echtgenote van [aangever], heeft verklaard dat zij de deurbel hard hoorde gaan, waarna er door een man geschreeuwd werd “[slachtoffer] dood, [slachtoffer] dood”. Voorts heeft zij verklaard dat de man bleef schreeuwen en schelden, hij naar boven ging, terwijl zij hoorde dat alle deuren open gingen. Zij heeft verklaard dat de man in het bezit was van een pistool. Tot slot heeft zij verklaard dat de man uiteindelijk zijn pistool richtte op zijn broer, waarbij een kogel uit het pistool viel.
[getuige 1], echtgenote van [slachtoffer], heeft verklaard dat zij de deurbel hoorde gaan, zij een manspersoon hoorde schreeuwen “[slachtoffer] dood, [slachtoffer] kapot”. Zij heeft voorts verklaard dat de man de deur van haar slaapkamer heeft geopend, waarbij hij een vuurwapen op haar heeft gericht en onder andere heeft gezegd dat zij [slachtoffer] moest bellen. Op een later moment heeft zij [slachtoffer] gebeld.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op het moment van het incident niet thuis was en dat hij is gebeld door zijn vrouw en even later door zijn moeder.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [aangever] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met het pistool in zijn hand in de richting van de [straatnaam B] is gerend.
Kort na het incident is verdachte aangehouden op de [straatnaam C], welke straat kruist met de [straatnaam B]. Tijdens de fouillering van verdachte, is een scherp patroon in de linker broekzak aangetroffen. Op dezelfde dag, 5 november 2010, is door verbalisanten op de [straatnaam B] te [plaatsnaam] in de bossages, op 12,5 meter van waar verdachte door de politie was aangetroffen, een klein zilverkleurig handvuurwapen met zwarte kolf gevonden. Het vuurwapen bleek doorgeladen, de haan stond gespannen, in totaal bevatte het wapen vier scherpe patronen, waarvan één zich in de kamer bevond. Uit onderzoek is gebleken dat het mogelijk was om met het aangetroffen vuurwapen scherpe patronen af te vuren. Voorts is gebleken dat de bij verdachte tijdens zijn fouillering aangetroffen patroon gelijk is aan het (niet zeer gangbare) type patronen dat zich in het aangetroffen vuurwapen bevond.
Oordeel hof
Gelet op de hiervoor omschreven match tussen de patronen in het vuurwapen en de bij verdachte aangetroffen patroon, de plaats waar het wapen is aangetroffen, de omstandigheid dat [getuige 1] en [aangever] beiden hebben aangegeven dat verdachte een pistool bij zich had, terwijl [aangever] daarvan een beschrijving heeft gegeven die nauw aansluit bij het aangetroffen vuurwapen, komt het hof tot de conclusie dat verdachte het op de [straatnaam B] aangetroffen vuurwapen, inclusief munitie, bij zich heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande staat naar het oordeel van het hof vast dat verdachte met een vuurwapen voorzien van passende munitie naar het huis van [slachtoffer] is gegaan, en dat hij meerdere malen heeft geroepen dat [slachtoffer] dood moest en hij niet weg zou gaan voordat [slachtoffer] dood zou zijn, en dat de bewoners [slachtoffer] moesten bellen, terwijl hij het huis heeft doorzocht op zoek naar [slachtoffer] en daarbij op de bewoners een vuurwapen heeft gericht. Ook leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat verdachte het wapen op enig moment heeft doorgeladen en de haan heeft gespannen zodat het voor het afvuren van een schot alleen nog maar nodig was de trekker over te halen.
De vraag die thans aan het hof voorligt is of verdachtes gedragingen te kwalificeren zijn als poging tot moord, dan wel doodslag of voorbereidingshandelingen tot moord, dan wel doodslag. Alle feiten en omstandigheden, in hun onderlinge samenhang en verband bezien, geven naar het oordeel van het hof niet alleen ondubbelzinnig blijk van het voornemen van verdachte om [slachtoffer] te vermoorden, maar ook van noodzakelijke stappen van verdachte om dat voornemen tot uitvoering te brengen. Voornoemde gedragingen zijn immers naar hun uiterlijke verschijningsvorm te beschouwen als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf moord. He hof hecht daarbij bijzondere betekenis aan het feitelijk gegeven dat het gebruikte wapen geladen was. Ook het (-zij het later-) doorladen en spannen van het wapen tonen aan dat het verdachte menens was. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde. In het verlengde daarvan komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
primair
hij op 05 november 2010 te [plaatsnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een vuurwapen naar de woning van [slachtoffer] is gegaan en
- een vuurwapen op [aangever] (de vader van [slachtoffer]) heeft gericht en (vervolgens) heeft gezegd: "Waar is [slachtoffer], ik maak [slachtoffer] dood", en
- met het gerichte vuurwapen door de woning is gelopen en daarbij de slaapkamerdeuren heeft geopend, terwijl hij het vuurwapen daarbij steeds gericht hield en
- de woorden heeft gezegd: "ik ga niet weg voordat ik [slachtoffer] heb gedood", en
- een vuurwapen heeft gericht op [getuige 1] en (vervolgens) voor de woning (met een doorgeladen vuurwapen) heeft gewacht op [slachtoffer] en pas is weggegaan toen de politie ter plaatse kwam
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
hij op 05 november 2010 te [plaatsnaam], [aangever] en diens inwonende zoon [slachtoffer] en [getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (om ongeveer 2.00 uur in de nacht) aangebeld bij de woning van die [aangever] en [slachtoffer] en [getuige 1] en (nadat die [aangever] de deur open had gedaan) die [aangever] een vuurwapen getoond en dat vuurwapen gericht (op de borst van) die [aangever] en (daarbij) voornoemde [aangever] (meermalen) dreigend de woorden toegevoegd: "Waar is [slachtoffer], ik maak [slachtoffer] dood" en "bel [slachtoffer], bel [slachtoffer]" en op voornoemde [getuige 1] een vuurwapen gericht, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op 05 november 2010 te [plaatsnaam] een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (een van oorsprong gaspistool, merk Ekol, model Tuna waavan de vernauwing in de loop is verwijderd, waardoor het mogelijk is om met het wapen scherpe patronen af te vuren), en munitie van categorie III, te weten vijf, scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen, onderscheidenlijk munitie van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
De rechtbank Utrecht heeft verdachte veroordeeld wegens het onder 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord, bedreiging van meerdere personen en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Verdachte is midden in de nacht met een pistool naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Hij is de woning binnen gegaan met het pistool op zoek naar [slachtoffer]. Hij heeft daarbij het pistool op meerdere gezinsleden gericht en meerdere keren aangegeven dat hij [slachtoffer] zou doden.
Verdachte heeft door aldus te handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt. Het gezin is in korte tijd in hun eigen woning blootgesteld aan het agressieve en intimiderende gedrag van verdachte. De slachtoffers hebben angstige momenten moeten doorstaan, ook omdat verdachte een vuurwapen op ze gericht heeft, en zijn in het onzekere gelaten over het lot van hun zoon/echtgenoot. Het gevoel van veiligheid is in ernstige mate beschadigd, te meer nu het incident heeft plaatsgevonden op een plek die bij uitstek ervaren wordt als een veilige omgeving, te weten de eigen woning van de slachtoffers. De feiten hebben op de slachtoffers, ook op slachtoffer [slachtoffer] die niet aanwezig was in de woning, een zeer bedreigende indruk gemaakt. De gevolgen van deze feiten binnen de familie zijn ernstig. De ervaring leert dat de slachtoffers van geweldsmisdrijven nog geruime tijd psychische schade kunnen ondervinden in de vorm van gevoelens van onzekerheid en onveiligheid.
De ernst van de feiten rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. Bij een levensdelict hoort in beginsel geen andere straf dan een gevangenisstraf. In het licht van verdachtes relatief jonge leeftijd en mede in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 februari 2012, de afgelopen jaren niet veelvuldig ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld, zal het hof aansluiten bij de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/aangever]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.670,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Almelo van 15 juni 2009 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 13 dagen, parketnummer 08-750264-08. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 36f, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een pistool, merk Ekol, model Tuna.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/aangever]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/aangever] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.670,00 (duizend zeshonderdzeventig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/aangever], een bedrag te betalen van € 1.670,00 (duizend zeshonderdzeventig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Almelo van 15 juni 2009, parketnummer 08-750264-08, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) dagen.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr P.R. Wery en mr A.G. Coumans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 26 maart 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.