De beoordeling
De feiten
1. Tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter in rechtsoverweging 2 (2.1 t/m 2.5) van het vonnis van 2 februari 2011 zijn geen grieven gericht. Het hof zal die feiten hierna herhalen, aangevuld met enige feiten die in hoger beroep ook als vaststaand kunnen worden aangemerkt.
1.1. [appellante], geboren op 29 januari 1949, is op 1 december 1991 bij [B.V. G] in dienst getreden als salarisadministrateur. [B.V. G] heeft in 2009 voor meer dan 20 werknemers, onder wie [appellante], om bedrijfseconomische redenen toestemming voor ontslag gevraagd. Als toelichting op de ontslagvergunningaanvraag voor [appellante] heeft [B.V. G] het volgende geschreven: "Voor betrokkene wordt ontslag aangevraagd op grond van bedrijfseconomische reden zoals toegelicht in de collectieve ontslagaanvraag van 26 maart 2009. De functie die door betrokkene wordt ingevuld vervalt na de reorganisatie, omdat betreffende werkzaamheden in dergelijke vorm in de nieuwe organisatie niet of gedeeltelijk in een andere functie terugkeren. Dit is het gevolg van de volumedaling in de productie alsmede het herdefiniëren van onze bedrijfsprocessen. Werknemer kan derhalve zijn werkzaamheden niet voortzetten en de functie is niet uitwisselbaar met een andere functie op grond van ervaring en/of opleiding."
De arbeidsovereenkomst is met gebruikmaking van de door [B.V. G] verkregen ontslagvergunning per 1 november 2009 geëindigd.
1.2. In de procedure bij het UWV Werkbedrijf voor het verkrijgen van vorenbedoelde ontslagvergunning heeft [appellante] verweer gevoerd. Zij heeft daarin als toelichting gegeven: "(…) De datum van ontslag is gesteld op 1 juli 2009. De wettelijke opzegtermijn in acht genomen zal de ontslagdatum naar alle waarschijnlijkheid 1 november 2009 zijn. Ik ben dan 60 jaar en 10 maanden. Met 62 jaar kan ik volledig gebruik maken van de "VUT". Inhoudelijk gaat het dan maar om 13 maanden salarisbesparing. (…)"
1.3. Bij het ontslag is gebruik gemaakt van het Sociaal Plan dat door [B.V. G] en de Ondernemingsraad in samenwerking met de vakbonden is opgesteld. In artikel 5.2 van het Sociaal Plan is het volgende opgenomen:
"Werknemers geboren vóór 1950
Voor werknemer, geboren vóór 1950 en die uitzicht heeft op de TOP-SUM regeling en wiens arbeidsplaats vervalt, wordt bij het einde van het dienstverband in afwijking van het gestelde onder 5.1 bij een door werkgever te bepalen verzekeringsmaatschappij een éénmalige koopsom gestort ten behoeve van een aanvulling op de TOP-SUM. Met de aanvulling wordt beoogd de werknemer een tegemoetkoming te verstrekken voor de achteruitgang in inkomen gedurende de periode tot aan de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. (…)"
[appellante] valt onder deze regeling. De regeling voor werknemers die zijn geboren vóór 1950 wordt de MUP-regeling genoemd.
In artikel 4.1 is een regeling opgenomen die erin voorziet dat werknemers geboren na 31 december 1949 en die niet intern herplaatst kunnen worden, gebruik kunnen maken van een outplacementbureau en - onder voorwaarden - een cursus of opleiding kunnen volgen.
1.4. Voor [appellante] heeft [B.V. G] een koopsom betaald van € 39.452,37. Dat is meer dan de koopsom van € 16.921,13, die [B.V. G] conform de regeling in het Sociaal Plan zou moeten betalen. De uitwerking van deze regeling houdt in dat [appellante] tot 1 januari 2011, de ingangsdatum van de VUT-regeling voor [appellante], bij de Stichting Metalektro Personeelsdiensten in dienst is. Kernactiviteit van deze Stichting is het vinden van passend werk voor deelnemers in de stichting tot aan de (pre)pensioenleeftijd, inclusief het geven van een inkomensgarantie voor zover deze werkzaamheden niet gevonden worden.
1.5. Onderdeel van de VUT-regeling is dat de pensioenpremies worden doorbetaald.
1.6. In het door [B.V. G] in overleg met de Ondernemingsraad geschreven herstructureringsplan van 5 februari 2009 is beschreven dat de [B.V. G] Norba Group, de organisatie waar [B.V. G] deel van uitmaakt, de afgelopen jaren verliesgevend is geweest. Het plan beschrijft voorts de te nemen maatregelen, waaronder die op de afdeling "Finance". Tot deze afdeling behoort de functie van [appellante]. Het plan vermeldt in dit verband:
"(…)Momenteel is de financiële organisatie van [B.V. G] Norba per land georganiseerd. Gebrek aan integratie van systemen leidt tot duplicatie van activiteiten door de organisatie heen. De gehele groep van [B.V. G] Norba zal overgaan op één uniform Financial ERP systeem. Dit zal leiden tot centralisatie van meerdere financiële functies. Accounts Receivable, Accounts Payable, Cash Management en Reporting & Control zijn geïdentificeerd als de voornaamste processen binnen de financiële organisatie. (…) Verdere systeem integratie als wel als het uitbesteden van de salarisadministratie zal leiden tot een vermindering van twee functies in Accounts Receivable, één functie in Accounts Payable en één functie in salarisadministratie. (…)"
1.7. Bij brief van 24 maart 2009 heeft de Ondernemingsraad advies op de herstructureringsnota verstrekt aan [B.V. G]. In deze brief is ook opgenomen de mondeling tussen [B.V. G] en de Ondernemingsraad gemaakte afspraak dat niet alle functies op de afdeling Finance zullen vervallen zolang het nieuwe tijdregistratiesysteem (hierna: ERP-systeem) niet is ingevoerd. Als conclusie is vermeld dat de Ondernemingsraad doordrongen is van het feit dat verandering noodzakelijk is om het bedrijf weer gezond te maken en dat de Ondernemingsraad, met inachtneming van de in de brief weergegeven afspraken met [B.V. G], positief adviseert in zake de in de herstructureringsnota genoemde maatregelen.
1.8. Per e-mail van 2 juli 2009, met als onderwerp "[appellante]" heeft [B.V. G] het volgende aan de Ondernemingsraad bericht: "(…)In een kort overleg tussen [X] en mijzelf is gesproken over de situatie omtrent [appellante]. Ook in andere overleggen hebben wij hierover gesproken. In het advies dat de OR heeft uitgebracht ten aanzien van de herstructureringsnota heeft de OR aangegeven dat het advies wordt afgegeven onder voorwaarde dat de positie van Payroll administrator eerst geschrapt wordt na het uitrollen en volledig benutten van het Tijdsregistratiesysteem. Gaande het herstructureringsproces is geconcludeerd dat het uitrollen van een nieuw tijdsregistratie proces niet noodzakelijk is voor het anders inrichten van processen. Geconcludeerd is dat een nieuw systeem dan wel voordelen biedt, maar dat de organisatie prima uit de voeten kan met het bestaande systeem. Voor de korte termijn is hier dan ook voor gekozen. De OR is hierbij voortdurend op de hoogte gehouden en heeft hiertegen geen bezwaren getoond. In het genoemde overleg met [X] is aangegeven dat dit ook de visie is van de OR. Graag zie ik dit per mail bevestigd. (…)"
Per e-mail van dezelfde datum is de juistheid van het voorgaande bericht door de Ondernemingsraad bevestigd.
1.9. In een gespreksnotitie van 8 april 2009, opgemaakt door [Y] en [Z], betreffende [appellante] wordt het volgende vermeld:
"(…)Betrokkene had nog twee jaar willen doorwerken tot TOP SUM 100 % en vindt het SP ontoereikend, derving van inkomsten. (…)"