2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende vormt sinds 1 januari 2005 een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met Q BV en Y BV. Belanghebbende was tot 1 januari 2005 zelfstandig belastingplichtig.
2.2. Belanghebbende heeft voor de jaren 2002 tot en met 2005 geen aangiften vennootschapsbelasting ingediend. De Inspecteur heeft voor ieder jaar een ambtshalve aanslag en een verzuimboete opgelegd.
2.3. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe aangemaand, ook voor het onderhavige jaar (2006) geen aangifte vennootschapsbelasting ingediend. Met dagtekening 18 april 2009 heeft de Inspecteur voor het onderhavige jaar een ambtshalve aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 90.000.
2.4. Belanghebbende heeft tegen deze ambtshalve aanslag bezwaar gemaakt en tijdens de bezwaarfase, op 22 juni 2009, op papier de aangiftegegevens ingediend. Hieruit blijkt een belastbaar bedrag van negatief € 186.220. De Inspecteur heeft deze aangiftegegevens op 3 juli 2009 digitaal ontvangen. In de aangiftegegevens is – voor zover van belang – onder de noemer verkoopkosten een afwaardering van € 177.374 wegens oninbare vorderingen op debiteuren verwerkt.
2.5. In de brief van 22 september 2009 van belanghebbende aan de Inspecteur is als bijlage een overzicht van de oninbare vorderingen op debiteuren opgenomen. Dit overzicht bestaat uit een declaratienummer, naam van de debiteur, bedrag en voor een aantal debiteuren de reden voor de afwaardering, onder meer ‘transactie ging niet door’, ‘afboeking is coulance’, ‘wil niet betalen’, ‘failliet’ en ‘teveel gedeclareerd’.
2.6. In de brief van 18 januari 2010 van belanghebbende aan de Inspecteur zijn als bijlagen declaraties en creditnota’s meegezonden. In deze brief heeft belanghebbende – voor zover van belang – het volgende geschreven:
‘Voor wat betreft de genomen incasso maatregelen merk ik op dat de declaraties per ultimo 2006 individueel zijn beoordeeld en dat belanghebbende heeft gemeend dat deze ofwel terecht door de debiteuren onbetaald zijn gebleven (...) dan wel dat de het niet terecht onbetaald zijn gebleven, maar dat in die gevallen een betaling niet is te verwachten (…). Het inschakelen van een incassobureau brengt hoge kosten met zich mee, ook als uiteindelijk de factuur niet voldaan wordt. Verder is het inschakelen van een incassobureau niet bevorderlijk voor de toekomstige relatie met de cliënt. Belanghebbende heeft om die reden besloten niet over te gaan tot het inschakelen van een incassobureau. Per cliënt is aangegeven wat voor belanghebbende de reden is geweest voor het afwaarderen van de vordering. Feit blijft dat uiteindelijk alle in de specificatie opgenomen declaraties zijn gecrediteerd en dat de betreffende declaraties onbetaalbaar zijn gebleven. Deze dienen dan ook als oninbaar te worden beschouwd.’
2.7. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur onder meer beslist de afwaardering wegens oninbare vorderingen op debiteuren niet te accepteren.
2.8. Met dagtekening 2 oktober 2010 is aan belanghebbende voor het onderhavige jaar een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 189.160.
2.9. De Rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep nog van belang – geoordeeld dat wegens het niet doen van de vereiste aangifte omkering en verzwaring van de bewijslast moet plaatsvinden en belanghebbende niet heeft doen blijken dat zij vorderingen had op debiteuren die per 31 december 2006 oninbaar waren.