ECLI:NL:GHARN:2012:BV3415
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Ch.E. Bethlem
- H. Wammes
- S.B. Boorsma
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens eerder gebruik van de regeling
In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van de appellant, die eerder in 2002 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had de schuldsanering beëindigd omdat er feiten en omstandigheden bekend waren geworden die op het moment van indiening van het verzoekschrift tot toelating al bestonden en die reden zouden zijn geweest om het verzoek af te wijzen. De appellant had in 2005 een schone lei gekregen, maar in 2011 diende hij een eigen aangifte tot faillietverklaring in. Bij deze aangifte gaf hij aan dat hij eerder gebruik had gemaakt van de schuldsanering, maar dit was niet vermeld in zijn verzoek tot omzetting van het faillissement naar de schuldsanering. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet voldoende had geïnformeerd over zijn eerdere schuldsanering, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek.
Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de schuldsanering kan worden beëindigd indien er feiten bekend worden die op het moment van indiening van het verzoek al bestonden. De eerdere schuldsanering was een imperatieve afwijzingsgrond, en de appellant had niet voldaan aan de verplichting om de rechtbank te informeren over zijn eerdere schuldsanering. Het hof concludeerde dat er geen ruimte was voor de door de appellant bepleitte uitzondering op de hoofdregel, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzoek tot omzetting van het faillissement naar de schuldsanering moest worden afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Utrecht van 27 december 2011, waarin de schuldsanering tussentijds was beëindigd.