ECLI:NL:GHARN:2012:BV1469

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000913-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gewelddadige overval, vrijheidsberoving, diefstal met valse sleutel en verkrachting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte is veroordeeld voor een gewelddadige overval, vrijheidsberoving, diefstal met een valse sleutel en verkrachting. De feiten vonden plaats op 21 maart 2010, toen de verdachte samen met een mededader de woning van het slachtoffer binnendrongen. Het slachtoffer werd vastgebonden, bedreigd en gedwongen om haar pincode af te geven. Tijdens de overval werd het slachtoffer ook verkracht. De verdachte ontkende enige betrokkenheid bij de overval, maar er was een DNA-match met sporen die op het koord waren aangetroffen waarmee het slachtoffer was vastgebonden. Het hof oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij een tweede overval, maar bevestigde de veroordeling voor de eerste overval en de verkrachting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. Het hof weigerde het beroep op onrechtmatige aanhouding en oordeelde dat de straf in overeenstemming was met de ernst van de feiten. De benadeelde partij heeft recht op schadevergoeding, die door het hof is toegewezen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 36b, 36d, 36f, 47, 57, 242, 282, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000913-11
Uitspraak d.d.: 20 januari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
18 februari 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 januari 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr J.F. van Halderen, naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
Hoger beroep verdachte
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder de feiten 5, 6 en 7 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraken staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te [plaats], althans in het arrondissement [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder andere) een creditcard en/of een pinpas en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer] in haar eigen woning hebben/heeft opgewacht en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (nadat zij was thuisgekomen) hebben/heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of de mond van die [slachtoffer] hebben/heeft (met de handen) afgedekt en/of (daarna) plakband/(duck)tape op de mond van die [slachtoffer] hebben/heeft geplakt en/of
- de polsen en/of armen van die [slachtoffer] [met plakband/(duck)tape en/of een sjaal] op haar rug hebben/heeft vastgeplakt en/of vastgebonden en/of
- de enkels en/of de benen van die [slachtoffer] [met plakband/(duck)tape en/of een sjaal] hebben/heeft vastgeplakt en/of vastgebonden en/of
- (terwijl die [slachtoffer] vastgebonden op de grond lag) een jas, althans een kledingstuk, in elk geval een voorwerp (van textiel), over het hoofd van die [slachtoffer] hebben/heeft gelegd en/of
- die [slachtoffer] met een schroevendraaier, althans een puntig voorwerp, (meermalen) in/op/tegen de rug hebben/heeft geprikt en/of geduwd;
Feit 2
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te [plaats], althans in het arrondissement [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] in haar eigen woning opgewacht en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (nadat zij was thuisgekomen) vastgepakt en/of vastgegrepen en/of de mond van die [slachtoffer] (met de handen) afgedekt en/of (daarna) plakband/(duck)tape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en/of
- die polsen en/of armen van die [slachtoffer] [met plakband/(duck)tape en/of een sjaal] op haar rug vastgeplakt en/of vastgebonden en/of
- de enkels en/of de benen van die [slachtoffer] met [plakband/(duck)tape en/of een sjaal] vastgeplakt en/of vastgebonden en/of
- die [slachtoffer] (terwijl zij was vastgebonden) op de vloer neergelegd en/of
- (terwijl die [slachtoffer] vastgebonden op de grond lag) een jas, althans een kledingstuk, in elk geval een voorwerp (van textiel), over het hoofd van die [slachtoffer] gelegd en/of
- die [slachtoffer] (in de tijdsperiode tussen ongeveer 01.05 en ongeveer 3.45 uur) in vastgebonden toestand op de vloer van een kamer in haar woning laten liggen en/of die [slachtoffer] onder toezicht gehouden door in dezelfde kamer te verblijven en/of die [slachtoffer] aanwijzingen gegeven hoe zij moest liggen;
Feit 3
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te [plaats], althans in het arrondissement [plaats], door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, daaruit bestaande dat hij, verdachte,
[nadat die [slachtoffer] door hem, verdachte, en/of een andere persoon, zijnde zijn, verdachtes, medeverdachte van een diefstal met geweld en/of een wederrechtelijke vrijheidsberoving (in het kader van die diefstal met geweld en/of die wederrechtelijke vrijheidsberoving) was vastgebonden],
terwijl die [slachtoffer] (nog steeds) (aan armen en/of polsen en/of enkels) vastgebonden en/of (met plakband/ducktape) vastgeplakt was en/of die [slachtoffer] op haar buik lag,
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of (met) zijn, verdachtes kruis over de billen van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gewreven en/of
- (vervolgens) (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'Omhoog, omhoog, op je knieën' en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] met haar bovenlichaam op een (TV)meubel heeft getrokken (zodanig dat die [slachtoffer] met haar knieën op de grond voor een tafel en/of met haar buik op die tafel kwam te liggen) en/of
- de broek en/of de onderbroek/string van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft, hij, verdachte zijn penis in de vagina van de [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden;
Feit 4
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te [plaats], althans in het arrondissement [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een gelduitgifteautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 400 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of ING bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een valse sleutel (te weten een kort daarvoor gestolen pinpas en/of door bedreiging met geweld verkregen pincode);
Feit 5
hij, in of omstreeks de nacht van 11 oktober 2009 op 12 oktober 2009, althans in of omstreeks de periode van 11 oktober 2009 tot en met 12 oktober 2010, te [plaats 2], gemeente [gemeente], althans in het arrondissement [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan de [straat]) heeft weggenomen (onder andere) een of meer bankpassen en/of een of meer autosleutel(s) en/of kentekenpapieren en/of een rijbewijs en/of een geldbedrag en/of een televisie (merk Sharp) en/of een camrecorder en/of een of meer fotocamera(s) en/of een of meer laptop-computer(s) een of meer mobiele telefoon(s) en/of een of meer tas(sen) (merk Louis Vuitton en/of merk Gucci en/of merk Burberry) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een of meer zonnebril(len), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder andere) hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, hebben/heeft getoond en/of
- met dat mes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] hebben/heeft geprikt en/of
- (de polsen en/of de enkels van) die [slachtoffer 2] (met tape en/of tie-raps) hebben/heeft vastgebonden en/of
- de mond van die [slachtoffer 2] hebben/heeft afgeplakt en/of dichtgebonden en/of
- die [slachtoffer 2] een- of meermalen op diens kaak, althans gezicht, hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (daarbij) (op dreigende toon ) tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: 'Ik jaag een kogel door je harses' en/of 'Als je je pincode niet geeft snijden we je vingers af en/of nemen we je dochter mee';
Feit 6
hij op of omstreeks 12 oktober 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente], althans in het arrondissement [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk BMW, type X3, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse (immers kort daarvoor gestolen) sleutel;
Feit 7
hij op of omstreeks 12 oktober 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente], althans in het arrondissement [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een gelduitgifteautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 280 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of ABN-AMRO bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een valse sleutel ( te weten een kort daarvoor gestolen pinpas en/of door bedreiging met geweld verkregen pincode).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met de rechtbank overweegt het hof daarbij het volgende.
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de overval in kwestie.
Op het koord waarmee aangever [slachtoffer 2] tijdens de overval is vastgebonden zijn biologische sporen aangetroffen die overeenkomen met het DNA-profiel van verdachte. Dat is het enige bewijsmiddel dat verdachte direct in verband brengt met de plaats delict en dus (in beginsel) met de overval. Voor de DNA-match heeft verdachte echter een alternatieve verklaring gegeven. Hij heeft verklaard dat hij zijn auto met daarin het koord, dat hij meermalen had gebruikt om spullen op (een aanhanger van) een auto te binden, op de avond van de overval heeft uitgeleend. Die verklaring voor de aanwezigheid van verdachtes DNA op het koord kan op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet worden uitgesloten.
Getuige-deskundige Pouwels van het NFI heeft ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat de DNA-match delictgerelateerd is te duiden indien vaststaat dat de daders geen handschoenen hebben gedragen. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren of de daders handschoenen droegen. Ook anderszins kan het hof niet vaststellen dat de daders, althans de dader die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden, geen handschoenen hebben/heeft gedragen. Nu die omstandigheid niet kan worden vastgesteld, staat zonder meer niet vast dat het DNA van verdachte bij gelegenheid van het delict op het koord terecht is gekomen.
Pouwels heeft zich voorts uitgelaten over de vraag of DNA-materiaal van verdachte dat eerder op het koord terecht is gekomen nog (als volledig DNA-profiel) kan worden aangetroffen nadat een ander persoon dat koord met handschoenen heeft gehanteerd om aangever [slachtoffer 2] vast te binden. De getuige-deskundige heeft daarover verklaard dat, indien verdachte het koord in een eerder stadium zou hebben vastgehad of hiermee spullen zou hebben vastgebonden, het in dat geval aannemelijk is dat een deel van zijn celmateriaal verloren zal gaan, maar dat zeker niet uit te sluiten is dat ook een deel van het celmateriaal achterblijft op het koord. Over de mate van waarschijnlijkheid van het achterblijven van dat materiaal heeft de getuige-deskundige geen uitspraken kunnen doen.
Op grond van het voorgaande levert de DNA-match geen bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de overval.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de gegevens uit het telecommunicatieonderzoek op zichzelf opmerkelijk en verdacht te noemen zijn. Nu deze opmerkelijke en verdachte omstandigheden niet door andere wettige bewijsmiddelen worden ondersteund, leveren zij evenmin bewijs op om betrokkenheid van verdachte bij de overval op te baseren.
Ander bewijs om een bewezenverklaring op te kunnen baseren is er niet.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1
hij op 21 maart 2010 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een creditcard en een bril, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] in haar eigen woning hebben/heeft opgewacht en
- vervolgens die [slachtoffer] nadat zij was thuisgekomen hebben/heeft vastgepakt en de mond van die [slachtoffer] hebben/heeft met de handen afgedekt en daarna ducktape op de mond van die [slachtoffer] hebben/heeft geplakt en
- de polsen van die [slachtoffer] met ducktape en een sjaal op haar rug hebben/heeft vastgeplakt en/of vastgebonden en
- de enkels van die [slachtoffer] met ducktape en een sjaal hebben/heeft vastgeplakt en/of vastgebonden en
- terwijl die [slachtoffer] vastgebonden op de grond lag een kledingstuk, over het hoofd van die [slachtoffer] hebben/heeft gelegd en
- die [slachtoffer] met een puntig voorwerp, in de rug hebben/heeft geprikt;
Feit 2
hij op 21 maart 2010 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] in haar eigen woning opgewacht en
- vervolgens die [slachtoffer] nadat zij was thuisgekomen vastgepakt en de mond van die [slachtoffer] met de handen afgedekt en daarna ducktape op de mond van die [slachtoffer] geplakt en
- die polsen van die [slachtoffer] met ducktape en een sjaal op haar rug vastgeplakt en/of vastgebonden en
- de enkels van die [slachtoffer] met ducktape en een sjaal vastgeplakt en/of vastgebonden en
- die [slachtoffer] terwijl zij was vastgebonden op de vloer neergelegd en
- terwijl die [slachtoffer] vastgebonden op de grond lag een kledingstuk, over het hoofd van die [slachtoffer] gelegd en
- die [slachtoffer] in de tijdsperiode tussen ongeveer 01.05 en ongeveer 3.45 uur in vastgebonden toestand op de vloer van een kamer in haar woning laten liggen en die [slachtoffer] onder toezicht gehouden door in dezelfde kamer te verblijven en die [slachtoffer] aanwijzingen gegeven hoe zij moest liggen;
Feit 3
hij op 21 maart 2010 te [plaats], door geweld en een andere feitelijkheid daaruit bestaande dat hij, verdachte,
nadat die [slachtoffer] door hem, verdachte, en een andere persoon, zijnde zijn, verdachtes, medeverdachte van een diefstal met geweld en een wederrechtelijke vrijheidsberoving in het kader van die diefstal met geweld en die wederrechtelijke vrijheidsberoving was vastgebonden,
terwijl die [slachtoffer] nog steeds (aan polsen en enkels) vastgebonden was en die [slachtoffer] op haar buik lag,
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en met zijn, verdachtes kruis over de billen van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gewreven en
- vervolgens op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'Omhoog, omhoog, op je knieën' en
- vervolgens die [slachtoffer] met haar bovenlichaam op een TVmeubel heeft getrokken zodanig dat die [slachtoffer] met haar knieën op de grond voor een tafel en met haar buik op die tafel kwam te liggen en
- de broek en de string van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft, hij, verdachte zijn penis in de vagina van de [slachtoffer] gebracht en gehouden;
Feit 4
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een gelduitgifteautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 400 euro, toebehorende aan [slachtoffer]
waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een valse sleutel te weten een kort daarvoor gestolen pinpas en door bedreiging met geweld verkregen pincode.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Overweging met betrekking tot gevoerd strafmaatverweer
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest, nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek op, hetgeen dient te leiden tot een compensatie in de hoogte van de straf ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer en merkt hieromtrent het volgende op.
Op 21 maart 2010 wordt door [slachtoffer], wonende aan het [adres A] te [plaats], aangifte gedaan van beroving en verkrachting (onderzoek [1]). Daarbij is door [slachtoffer] onder meer verklaard dat zij moest vertellen waar haar bankpassen lagen en dat zij haar ING-pincode af moest geven.
Uit transactiegegevens van de ING bleek dat er (vervolgens) gepind is bij een geldautomaat in [plaats]. Uit camerabeelden bleek dat de persoon die pinde gekleed was in een donkere jas van een glanzend materiaal. Aan de rechtervoorzijde waren drie smalle sierstroken geproduceerd door stiknaden. De persoon had een capuchon op. Op de linkermouw was een embleem zichtbaar.
[slachtoffer] heeft met betrekking tot de verkrachting onder meer verklaard over een pedaalemmer- of een boterhamzakje dat als condoom gebruikt zou zijn. In de nabijheid van de woning van het slachtoffer werd een boterhamzakje aangetroffen met aan de buitenkant sporen van bloed en aan de binnenzijde sperma. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het bloed aan de buitenzijde afkomstig was van het slachtoffer, aangeefster [slachtoffer]. Het DNA-profiel van het sperma bleek te zijn van een onbekende man wiens profiel een match opleverde met een onbekende man B in een overval te [plaats 2] in oktober 2009 (onderzoek [2]).
Met betrekking tot onderzoek [1] (de beroving en verkrachting van [slachtoffer]) is bij de RCIE van de politie [plaats] is in de maand mei 2010 via een informant de navolgende informatie binnengekomen:
‘[A] (fonetisch), die op het [adres B] in [plaats] woont, zegt dat hij een overval heeft gedaan op een vrouw, waarbij er niet zoveel buit was. [A] gaat onder andere om met [verdachte]. [verdachte] komt ook uit [plaats].’
Op basis van onderzoek in de voor de politie beschikbare systemen is vastgesteld dat het vermoedelijk gaat om [verdachte], geboren [geboortedatum], wonende te [plaats].
Met betrekking tot onderzoek [2] (de overval in [plaats 2]) is bij de RCIE van de politie [plaats] in de maand januari 2010 via een informant de navolgende (als betrouwbaar aangemerkte) informatie binnengekomen:
‘Eind vorig jaar is in [plaats 2] een Chinese man in zijn woning overvallen. De man heeft in [plaats 2] een Chinees restaurant. [B], een ongeveer 19-jarige vrouw uit [plaats 2], is bij de overval betrokken. [B] werkte voorheen in het restaurant en heeft als een soort wraakactie [C] uit [plaats 2] getipt waar de woning van de Chinees was en dat daar geld te halen was. In [plaats 2] doet het verhaal de ronde dat [C], die ongeveer 25 jaar oud is en ook in [plaats 2] woont, hierop met een aantal anderen, waaronder ook de ongeveer 22-jarige [D], de Chinees in zijn woning heeft overvallen. Bij de overval is een BMW X3 en geld buitgemaakt.’
Binnen het onderzoek [1] en [2] heeft een uitgebreid telecomonderzoek plaatsgevonden. Hierbij werd het volgende bevonden. In de week voorafgaand aan de overval in [plaats 2] komen de telefoons van [verdachte], [E] en [B] over de mast in [plaats 2]. Op de avond van de overval in [plaats 2] zijn er contacten tussen de telefoons van [E] en [B]. Tevens zijn er die avond contacten tussen de telefoons van [E] en [verdachte]. Ten tijde van het delict wordt er geen gebruik gemaakt van de telefoons van [E] en [verdachte].
Op 19 juni 2010 werd verdachte aangehouden wegens een signalering voor het tanken zonder te betalen. In het bedrijfsprocessensysteem van de politie [plaats] stond gerapporteerd hoe verdachte gekleed was tijdens de aanhouding. Hieruit bleek dat hij onder andere een zwarte jas van het merk [merk] aan had, welke jas lijkt op de jas zoals gedragen door de persoon die had gepind met de pinpas van aangeefster [slachtoffer].
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte zowel in onderzoek [1] als onderzoek [2] naar voren komt en dat die beide zaken aan elkaar gelinkt zijn vanwege de DNA-match.
Op grond van die omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het openbaar ministerie redelijkerwijs heeft kunnen komen tot het oordeel dat sprake was van een redelijk vermoeden van betrokkenheid van verdachte bij de beroving en verkrachting van [slachtoffer] en de overval in [plaats 2], zodat de aanhouding van verdachte rechtmatig is geweest.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in eerste aanleg voor de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 8 jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat voor de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren wordt opgelegd. De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de navolgende omstandigheden.
Verdachte is samen met zijn mededader binnengedrongen in de woning van aangeefster, die op dat moment niet thuis was. Aangeefster kwam rond de klok van 01.00 uur thuis en werd onmiddellijk door verdachte en zijn mededader overmeesterd. Zij werd op haar buik op de grond geduwd. Vervolgens werd zij vastgebonden aan handen en voeten en haar mond werd afgeplakt met tape. Over haar hoofd werd een jas - in elk geval een kledingstuk - gelegd, kennelijk om te voorkomen dat zij het gezicht van haar belagers zou kunnen zien. Vervolgens werd zij urenlang gevangen gehouden in haar eigen woning. Zij werd gedwongen om twee pincodes af te geven. Met één van die pincodes heeft verdachte of zijn mededader vervolgens geld gepind van haar rekening. Al die tijd lag zij vastgebonden en met dichtgeplakte mond op de grond, voortdurend bewaakt door tenminste één van beide indringers. Op een zeker moment, omstreeks 04.00 uur, gingen beide mannen weg, aangeefster alleen op de grond achterlatend. Verdachte kwam vrijwel onmiddellijk daarna weer terug. Verdachte ging op aangeefster liggen en wreef met zijn kruis tegen de billen van aangeefster, daarbij zeggend: ‘Ik ben geil’ of woorden van gelijke strekking. Nog steeds vastgebonden aan handen en voeten en haar mond afgeplakt met ducktape moest aangeefster vervolgens, nadat zij al urenlang een gevangene was in haar eigen woning, ook nog meemaken dat zij door verdachte werd verkracht.
Verdachte heeft met zijn handelen het huisrecht van aangeefster geschonden en een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Nadat hij aangeefster urenlang gevangen had gehouden in haar eigen woning en zich met behulp van een afgedwongen pincode geld van haar had toegeëigend, heeft hij haar verkracht. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer die bewuste nacht heel bang is geweest. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij geruime tijd na het gebeuren nog iedere dag weer geconfronteerd werd met wat haar is aangedaan nu de feiten (afgezien van het pinnen) hebben plaatsgevonden in haar eigen woning, de plek waar zij bij uitstek veilig moet kunnen zijn en zich veilig moet kunnen voelen. De ervaring leert dat een dergelijke angst slechts langzaam afneemt en soms zelfs helemaal niet meer overgaat.
Uit het dossier komt ook naar voren dat verdachte zeer berekenend te werk gegaan is. Dat volgt uit de omstandigheid dat hij het filter van de door hem gerookte sigaret heeft gebroken en meegenomen om geen DNA-sporen achter te laten en uit het feit dat hij het slachtoffer na de verkrachting heeft gewassen. Ook heeft hij het door hem bij wege van condoom gebruikte zakje na afloop van de overval en de verkrachting mee de woning uit genomen.
Volgens de over verdachte uitgebrachte persoonlijkheidsrapportages door de psycholoog en de psychiater moet verdachte voor zijn handelen volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd, welke conclusie door het hof wordt overgenomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof de hem tenlastegelegde feiten - voor zover die betrekking hebben op de gebeurtenissen in de nacht van 20 op 21 maart 2010 - weliswaar bekend, maar blijkens zijn verklaring heeft verdachte geen inzicht, in elk geval heeft hij geen inzicht willen geven, in zijn beweegredenen om aangeefster na alles wat er al eerder was gebeurd ook nog eens te verkrachten. Verdachte heeft eigenlijk alleen verklaard dat hij samen met zijn mededader op zoek was naar gemakkelijk te stelen geld en/of goed.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde (en dan in het bijzonder de ernst van het feitencomplex dat onder 1, 2 en 3 is bewezenverklaard) is geen andere straf op zijn plaats dan een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord hoe lang die vrijheidsstraf dient te zijn. Bij de beantwoording van deze vraag heeft het hof allereerst onder ogen gezien welk doel of welke doelen met de strafoplegging worden gediend. Wat er gebeurd is, wat aangeefster is aangedaan, vraagt om vergelding. Ook dient de maatschappij te worden beveiligd tegen herhaling van ernstige strafbare feiten door verdachte. Mogelijk zal een langdurige gevangenisstraf hem ervan weerhouden om in de toekomst opnieuw een delict te plegen en in ieder geval is de kans dat hij een (gewelds)delict pleegt zolang hij is gedetineerd verminderd. Tot slot is ook uit een oogpunt van generale preventie, anderen ervan weerhouden strafbare feiten te plegen, een langdurige vrijheidsstraf aangewezen.
In het voordeel van verdachte heeft het hof bij de bepaling van de duur van de vrijheidsstraf in aanmerking genomen dat verdachte slechts 19 jaar was toen hij de feiten pleegde en dat hij blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie, hem betreffende, niet eerder is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat de jeugdige leeftijd van verdachte noch ook het feit dat hij geen noemenswaardige justitiële documentatie had, bij de strafoplegging tegenover de hiervoor genoemde strafdoelen voldoende gewicht in de schaal legt om af te zien van oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Daarvoor is het gebeurde eenvoudigweg te ernstig. In het bijzonder de vergelding is van belang bij de bepaling van de strafhoogte. Dit brengt ook met zich mee dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman bepleit en door de reclassering ook geadviseerd, niet kan worden opgelegd omdat het daarbij in acht te nemen strafmaximum eenvoudig te laag is. Daar komt bij dat voor oplegging van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf naar het oordeel van het hof gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten ook beslist geen ruimte bestaat.
Wat in deze zaak bewezen wordt verklaard en waarvoor straf wordt opgelegd, levert juridisch gezien vier strafbare feiten op. Feitelijk gaat het om een diefstal met geweld met in het verlengde daarvan de vrijheidsberoving en de diefstal met een valse sleutel. Daarnaast is er de verkrachting. Het hof heeft voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf bij zijn overwegingen de straftoemeting van dit hof in vergelijkbare zaken betrokken. Het gaat dan om forse gevangenisstraffen. Ten aanzien van de verkrachting heeft het hof meegeteld dat het slachtoffer bij die verkrachting van haar vrijheid was beroofd. De diefstal met een valse sleutel legt naar het oordeel van het hof gelet op wat er verder is gebeurd geen afzonderlijk, extra, gewicht in de schaal. In de jeugdige leeftijd van verdachte heeft het hof aanleiding gezien de op te leggen straf enigszins te matigen.
Alles afwegende acht het hof een vrijheidsbenemende straf van zeven jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Beslag
De hierna te noemen aan verdachte toebehorende voorwerpen, te weten de bivakmutsen, zoals vermeld op de lijst in beslaggenomen voorwerpen onder 1 en 2, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen en in beslag genomen. Het hof is van oordeel dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet of met het algemeen belang, nu die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het hof zal ten aanzien van die voorwerpen dan ook de onttrekking aan het verkeer bevelen.
Het hof zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen jas, zoals vermeld op de lijst in beslaggenomen voorwerpen onder 3.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.915,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 47, 57, 242, 282, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit beroep is gericht tegen het onder 5, 6 en 7 tenlastegelegde
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- twee bivakmutsen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een donkerblauwe jas, merk [merk].
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.915,00 (achtduizend negenhonderdvijftien euro) bestaande uit € 165,00 (honderdvijfenzestig euro) materiële schade en € 8.750,00 (achtduizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 8.915,00 (achtduizend negenhonderdvijftien euro) bestaande uit € 165,00 (honderdvijfenzestig euro) materiële schade en € 8.750,00 (achtduizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 79 (negenenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr B.W.M. Hendriks, voorzitter,
mr A. van Waarden en mr M.J. Stolwerk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 20 januari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.