Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[A],
2.
[A2],
1.Het geding in eerste aanleg
8 maart 2011 die de rechtbank Utrecht, sector Familie & Toezicht, locatie Utrecht (hierna: de kantonrechter) tussen appellanten in hoger beroep (hierna ook te noemen: [A]) als verzoekers en verweerster in hoger beroep (hierna ook te noemen: [B]) als verweerster heeft gewezen; van die beschikking is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De grieven 3 en 4 richten zich kortweg tegen het oordeel van de kantonrechter dat met goedkeuring van de bedingen een te ver gaande aantasting van [B]’s rechten zou zijn gegeven, nu zij als gevolg daarvan niet langer de mogelijkheid zou hebben om door de rechter te laten toetsen of [A] in redelijkheid van hun (opzeg-)bevoegdheid gebruik maken. De kantonrechter acht deze mogelijkheid temeer van belang, omdat geen sprake is van een gemeenschappelijk verzoek, er geruime tijd na het aangaan van de overeenkomst is verstreken en [B] fel verweer voert.
- deze de rechten die de huurder aan deze afdeling ontleent, niet wezenlijk aantasten of
- de maatschappelijke positie van de huurder in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is dat hij de bescherming van de onderhavige afdeling (Afdeling 6 van Boek 7) in redelijkheid niet behoeft.
5.De beslissing
vóór 28 februari 2012, ambsthalve peremptoir, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;