In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, betreft het een incident tot voorlopige voorzieningen ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellanten, Trientalis Investments B.V. en Liddok B.V., hebben in hoger beroep geprocedeerd tegen de veroordeling tot betaling van diverse bedragen voor de duur van het geding, alsook een vordering tot het verschaffen van inzicht in vermogensbestanddelen. Het hof overweegt dat in deze fase, waarin de executiefase nog niet is bereikt, het recht van de geëxecuteerde op respect voor zijn eigendom en privacy prevaleert boven de inlichtingenplicht van de schuldenaar jegens de schuldeiser die een veroordeling tot betaling heeft verkregen. De rechtbank Arnhem had eerder in een vonnis van 7 juli 2010 Trientalis c.s. veroordeeld tot betaling van een aantal bedragen, die door Promocean c.s. waren voorgeschoten. In hoger beroep hebben Trientalis c.s. grieven ingediend tegen deze veroordeling, onder andere met betrekking tot de toewijsbaarheid van de vorderingen van Promocean c.s. en de veronderstelde kwijting door een overeenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat de stellingen van Trientalis c.s. onvoldoende onderbouwd zijn en dat de grieven falen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van enkele bedragen die opnieuw zijn beoordeeld. De kosten van het beroep worden toegewezen aan Promocean c.s. Het hof heeft ook de vordering van Promocean c.s. tot het verschaffen van inzicht in vermogensbestanddelen afgewezen, omdat deze vordering niet toewijsbaar is in het kader van de huidige procedure. Het arrest is uitgesproken op 19 juni 2012.