ECLI:NL:GHARN:2011:BU7382

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P11/0371
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. van der Herberg
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E.G. Smedema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling van de voorwaarden bij criminele recidive

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2011, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar had verlengd en de hervatting van de verpleging van overheidswege had gelast. De terbeschikkinggestelde, geboren op de Nederlandse Antillen, verbleef in een penitentiaire inrichting en was preventief gehecht sinds 24 november 2010. Het hof heeft de relevante stukken, waaronder diverse Pro Justitia rapportages en adviezen van de reclassering, in overweging genomen.

Tijdens de zitting op 21 november 2011 zijn de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw, mr. C. Stroobach, gehoord, evenals deskundigen en de advocaat-generaal. De reclassering heeft geconstateerd dat het resocialisatieproces moeizaam verloopt en heeft geadviseerd om de maatregel te verlengen en de verpleging te hervatten. De deskundigen hebben verschillende standpunten ingenomen over de diagnose van de terbeschikkinggestelde en de noodzaak van verdere behandeling.

Het hof heeft overwogen dat de termijn van de terbeschikkingstelling niet is opgeschort door de detentie, en dat de vordering tot verlenging niet voortijdig is ingediend. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, maar de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege afgewezen. Het hof concludeert dat, hoewel er sprake is van delictgevaar en een stoornis, de overtreding van de voorwaarden niet van zodanige ernst is dat hervatting van de verpleging noodzakelijk is.

Uitspraak

TBS P11/0371
Beslissing d.d. 5 december 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
verblijvende in [penitentiaire inrichting – huis van bewaring].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2011, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en de last tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de Pro Justitia rapportage door [psychiater K.], psychiater, van 29 maart 2011;
- de Pro Justitia rapportage door [GZ-psycholoog H.], GZ-psycholoog, van 14 april 2011;
- het verlengingsadvies van Reclassering Nederland Leger des Heils Amsterdam van 7 juni 2011;
- de Pro Justitia rapportage van [psychiater O.], psychiater, van 1 juli 2011;
- de vordering van de officier van justitie van 4 juli 2011;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van de terbeschikkinggestelde d.d. 29 augustus 2011;
Het hof heeft ter terechtzitting van 21 november 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, de
deskundigen de heer [S.], verbonden aan de [kliniek] en de heer [psychiater O.], psychiater, en de advocaat-generaal mr J.W. Rijkers.
Overwegingen:
Het standpunt van de reclassering
Het resocialisatieproces is moeizaam verlopen. De reclassering heeft tot nu toe te weinig grip en zicht gehad op het algehele functioneren van betrokkene. Er is sprake geweest van problemen die risicoverhogend zijn zoals het vermeende contact met mensen uit het criminele circuit.
De reclassering heeft geadviseerd de maatregel met twee jaar te verlengen en de verpleging te doen hervatten.
Het standpunt van de deskundigen
Ter zitting heeft de heer [S.] verklaard dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, maar dat het meer een wetenschappelijke discussie is of deze problematiek in het geval van de terbeschikkinggestelde ook valt te definiëren als een persoonlijkheidsstoornis. Binnen de kliniek wordt er getwijfeld aan de gestelde diagnose. De terbeschikkinggestelde is voor zover het therapieën betreft uitbehandeld. Hij hoeft niet in de kliniek teruggeplaatst te worden. Wel is duidelijk dat de reclassering de begeleiding van betrokkene in het kader van zijn resocialisatie niet heeft aangekund. Aan het weer op te starten resocialisatietraject moet met kleinere stappen vorm worden gegeven, waarbij de kliniek meer de regie houdt.
Met betrekking tot de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde zijn contacten uit het criminele milieu zou vermijden, wordt opgemerkt dat de kliniek deze voorwaarde heeft verstaan in de zin dat contacten moesten worden vermeden met personen die nog actief in het criminele milieu waren. Met familieleden die een crimineel verleden hebben, mocht de terbeschikkinggestelde wel contact houden.
Ter zitting heeft de heer [psychiater O.] verklaard dat het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde, nu er te weinig zicht op dit traject is geweest en er te weinig toezicht is gehouden, niet goed is gelopen. Achteraf gezien is er sprake geweest van te grote stappen. De terbeschikkinggestelde heeft met 95% zekerheid een persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van een ernstige overtreding van de voorwaarden. Een hervatting van de verpleging is op zijn plaats. Er valt echter niet meer zoveel te behandelen. Het nieuwe resocialisatietraject moet meer gefaseerd worden opgezet, inclusief een proefverlof.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De overtreding van de voorwaarde is te weinig zwaarwegend om de verpleging van overheidswege te hervatten. Gelet op de bestaande pathologie en het recidivegevaar, moet wel de maatregel worden verlengd. Verlenging met een jaar is geïndiceerd om de uitkomst van de nieuwe strafzaak bij een volgende verlenging mee te kunnen wegen.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
Er zijn vraagtekens te plaatsen bij de vraag of er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een stoornis of niet. De terbeschikkinggestelde is uitbehandeld en de overtreding van de voorwaarde is niet dermate ernstig dat de voorwaardelijk beëindigde verpleging moet worden hervat. De kliniek heeft twee jaar lang behandeling van de terbeschikkinggestelde niet nodig geacht, maar ingezet op begeleiding. De conclusies van deskundige [psychiater O.] zijn gebaseerd op een kort gesprek met de terbeschikkinggestelde en oude rapporten waaraan de terbeschikkinggestelde niet heeft meegewerkt. De conclusies van de deskundige [S.] zijn meer betrouwbaar, omdat hij de terbeschikkinggestelde twee jaar lang heeft begeleid. Niet is vast te stellen of er sprake is van een hoog recidiverisico op basis van de problematiek van de terbeschikkinggestelde.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw hebben geconcludeerd tot verlenging van de maatregel met een jaar en afwijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging. Het hof zou eventueel de voorwaarden kunnen aanscherpen.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen daar het tot een andere beslissing komt.
De terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2003 aan de terbeschikkinggestelde opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten: doodslag.
Naar oordeel van het hof blijkt uit de stukken en de behandeling ter zitting van het hof, in het bijzonder de verklaring van de deskundige [psychiater O.], in voldoende mate dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een stoornis.
Gelet op het thans nog aanwezige delictgevaar, de pathologie van de terbeschikkinggestelde en het gegeven dat het resocialisatietraject opnieuw zal moeten aanvangen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Nu het resocialisatietraject nog langer dan een jaar in beslag zal nemen, zal het hof de maatregel verlengen met twee jaar.
De terbeschikkinggestelde is thans preventief gehecht op verdenking van poging tot moord/doodslag in vereniging, wapenbezit en het bezit van harddrugs. Er is echter onvoldoende duidelijkheid over deze nieuwe delicten. Vast staat wel dat de terbeschikkinggestelde de bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging opgelegde voorwaarden heeft overtreden door zich weer in het criminele milieu te begeven. Deze overtreding is echter naar het oordeel van het hof niet van een zodanige ernst dat zij moet leiden tot het hervatten van de verpleging van overheidswege.
Ten overvloede overweegt het hof het volgende. Zoals hiervoor vermeld is de terbeschikkinggestelde thans preventief gehecht, en wel blijkens het adviesrapport van de reclassering sinds 24 november 2010. Het hof heeft zich de vraag gesteld of vanaf dat moment de tbs-termijn is opgeschort en de vordering tot verlenging voortijdig is ingediend. Artikel 38f Wetboek van strafrecht geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin de termijn van de terbeschikkingstelling niet loopt. De tekst van dit artikel is in 2005 gewijzigd. In de Memorie van toelichting is daarover het volgende gezegd:
“Uit jurisprudentie is gebleken dat vervangende hechtenis tijdens de terbeschikkingstelling met voorwaarden de termijn van de terbeschikkingstelling niet opschort (Hof Arnhem 2 oktober 2000, NJ 2001/8). Bij een terbeschikkingstelling met voorwaarden is immers geen sprake van detentie << uit anderen hoofde>> zoals aangegeven in artikel 38f, eerste lid, onderdeel a, Sr omdat de TBS met voorwaarden geen detentie met zich brengt. Met de voorgestelde wijziging wordt vastgelegd dat de termijn van een TBS met voorwaarden wordt opgeschort gedurende een vrijheidsontneming. Zou dit niet het geval zijn dan kan bij langdurige detentie de terbeschikkingstelling aflopen zonder dat aan de gestelde voorwaarden kan worden voldaan.”
Bij deze wetswijziging is kennelijk over het hoofd gezien om een soortgelijke bepaling als het huidige artikel 38f, eerste lid, aanhef en onder b Wetboek van Strafrecht op te nemen voor de terbeschikkingstelling waarvan de dwangverpleging voorwaardelijk is beëindigd. Gelet op het hiervoor overwogene moet het er voor worden gehouden dat de termijn van de terbeschikkingstelling na 24 november 2010 is doorgelopen en aldus geen sprake is van een voortijdige vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2011 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Wijst af de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr E.G. Smedema als raadsheren,
en drs. G. Mensing en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Hettema als griffier,
en op 5 december 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.