GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.068.416
(zaaknummer rechtbank 176274)
arrest van de tweede civiele kamer van 22 november 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Votex B.V.,
gevestigd te Andelst, gemeente Overbetuwe,
appellante,
advocaat: mr. H.C.M van Haastert,
de rechtspersoon naar het recht van Duitsland
Fischer Maschinenbau GMBH & CO KG,
gevestigd te Gemmrigheim, Duitsland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
4 maart 2009, 24 februari 2010 en 7 april 2010 die de rechtbank Arnhem tussen appellante (hierna ook te noemen: Votex) als gedaagde en geïntimeerde (hierna ook te noemen: Fischer) als eiseres heeft gewezen; van de vonnissen van 24 februari 2010 en 7 april 2010 is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Votex heeft bij exploot van 18 mei 2010 Fischer aangezegd van het vonnis van
24 februari 2010 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Fischer voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Votex twaalf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, heeft zij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest Fischer alsnog in haar vorderingen niet zal ontvangen, althans haar deze zal ontzeggen, onder veroordeling van Fischer in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft Fischer de grieven bestreden en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Votex in [bedoeld zal zijn:] de kosten van het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
Tussen partijen staan in hoger beroep als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties de navolgende feiten vast.
3.1 Fischer is een familiebedrijf dat land- en tuinbouwmachines distribueert in
Duitsland. Votex is een internationaal opererende onderneming die land- en
tuinbouwmachines en aanverwante artikelen fabriceert en verkoopt. Blijkens een uittreksel
uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Centraal Gelderland van
8 september 2008 is Votex één van de zes dochterondernemingen van aandeelhoudster Ecology Group B.V.
3.2 Tussen (de rechtsvoorganger van) Votex en Fischer Obst und Weinbautechnik
(hierna: FOW) is op 1 september 1971 een schriftelijke distributieovereenkornst (‘Vertrag’)
Gesloten met drie bijlagen (‘Anlagen’), op grond waarvan FOW voor Fischer bepaalde land- en tuinbouwmachines voor de industriële markt in (een deel van) Duitsland distribueert. Deze distributieovereenkomst bevat onder meer de navolgende bepalingen:
"VERTRETUNG.
1. Zu Bedingungen wie hierunter in diesem Vertrag gemacht, erteilt VOTEX an FISCHER und akzeptiert FISCHER von VOTEX für den Bezirk wie unter sub 4 genannt, die Vertretung, anfangend am 1. Januar 1971, umfassend die Alleinverkaufsrechte von fabriksneuen VOTEX-mähern, Zubehören und Ersatzteile.
BEIDERSEITIGE EXKLUSIVÄT.
2. VOTEX verpflichtet sich die sub 1 hieroben erwähnten Waren nicht selber oder durch Dritten anzubieten, zu liefern zu lassen an Gebräuchern, wohnhaft in dem sub 4 hierunter genannten Bezirk.
3. FISCHER verpflichtet sich Gebrauchern wohnhaft im sub 4 hierunter genannten Bezirk keine wahren welche für konkurrierend mit den sub 1 hieroben erwähnten waren gehalten werden, anzubieten, zu liefern oder liefern zu lassen mit als einziger Ausnahme Mähmaschinen die von Fischer selbst hergestellt werden wofür bevor VOTEX eine schriftliche Genehmigung abgegeben hat.
BEZIRK.
4. Die hierunter sub 1 erwähnten Alleinverkaufsrechte gelten nur für den Bezirk Württemberg, Baden, Pfalz, Bayern, Saargebiet, Rheinland mit Ausschluss des Gebietes wofür die FIRMA ZIMMERMANN aus 6507-Ingelheim eine Exklusivität hat.
(…)
DAUER und BEENDIGUNG DES VERTRAGES.
19. Dieser Vertrag wird geschlossen für eine Periode von zwei Jahren, beginnend am
1. Januar 1971 und wird stillschweigend jeweils 12 (zwölf) Monate verlängert bis auf weitere Order, wobei eine Kündigungsfrist von mindestens 3 Monaten eingehalten werden muss. Bei eingreifenden Änderungen in der Geschäftsführung einer der beiden Parteien kann dieser Vertrag fristlos gekündigt werden. Ausserdem ist bei wesentlichen
Vertragsverletzungen durch die eine Partei die andere Partei zur fristlosen Kündiging berechtigt. (...)
20. Wenn der Vertrag beendet wird so hat VOTEX das Recht um vom 30. Tage nach dem Tage an dem die bevorstehende Beendigung geäussert werden ist, an die in diesem Vertrag genennten Waren ohne Einschaltung von Fischer selber anzubieten, zu liefern oder liefern zu lassen in sub 4 hieroben erwähnten Bezirk ohne hierüber FISCHER irgendeine Provision zu schulden.
21. Dieser Vertrag unterliegt dem niederländischen Recht. Für Streitigkeiten ist dat Gericht des Sitzes von VOTEX zuständig.”
3.3 Votex heeft bij aan Fischer gerichte brief van 25 april 2008 de
distributieovereenkomst opgezegd tegen 31 december 2008 (hierna: de opzeggingsbrief). De
opzeggingsbrief luidt als volgt:
“hiermit kündigen wir den zwischen uns bestehenden Vertriebvertrag vom 01.09.1971 einschliesslich aller Zusatzvereinbarungen (insbesondere gemass Anlage 1 bis 3 zu dem Vertrag) und sonstigen Vertragsvereinbarungen zum Ablauf des 31.12.2008."
3.4 Fischer heeft Votex schriftelijk meegedeeld dat zij niet instemt met opzegging van de
distributieovereenkomst.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 De rechtbank heeft overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat op grond van artikel 21 van de distributieovereenkomst de rechtbank Arnhem bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en dat daarop het Nederlandse recht van toepassing is. Daartegen zijn geen grieven aangevoerd. Ook het hof zal daarvan derhalve uitgaan.
4.2 Fischer heeft - samengevat - in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zou verklaren dat de tussen partijen geldige distributieovereenkomst enkel kon worden opgezegd door Votex met inachtneming van een minimale opzegtermijn van 2,5 jaar, alsmede voor recht zou verklaren dat Votex deswege schadevergoeding verschuldigd is aan Fischer;
b. Votex zou veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding wegens niet-inachtneming van de rechtens te respecteren minimale opzegtermijn van € 1.331.929,-- ;
c. Votex zou veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding wegens schending van de exclusiviteit van de distributieovereenkomst in de jaren 2007 en 2008 van € 85.000,--;
d. Votex zou veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder b. en c. genoemde bedragen vanaf 31 december 2008;
e. Votex zou veroordelen in de kosten van dit geding.
Fischer legde daaraan ten grondslag dat de door Votex gehanteerde opzegtermijn van acht maanden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en dat Votex als gevolg daarvan schadeplichtig is geworden. Die schade begrootte Fischer op € 1.331.929,--, zijnde de gemiddelde jaaromzet van € 726.507,-- maal (2,5 jaar minus 8 maanden = )
1 jaar en tien maanden. In strijd met de overeengekomen exclusiviteit zijn in het territorium van Fischer onderdelen van producten verkocht. Dat levert, aldus Fischer, een toerekenbare tekortkoming op in de nakoming van artikel 2 van de distributieovereenkomst. Fischer begrootte de als gevolg daarvan geleden schade op € 85.000,--.
4.3 Votex heeft daartegen verweer gevoerd.
4.4 De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld dat de distributieovereenkomst, gelet op de concrete omstandigheden van het geval, op een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar korte, en daarmee onregelmatige termijn van acht maanden is beëindigd door Votex en voorts dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een opzegtermijn van twee jaar in acht had moeten worden genomen. De rechtbank achtte Votex als gevolg van het niet naleven van die opzegtermijn schadeplichtig ten opzichte van Fischer voor een periode van (twee jaar minus acht maanden =) één jaar en vier maanden. De rechtbank gaf Fischer in het bestreden vonnis de gelegenheid de door haar gestelde schade over de desbetreffende termijn nader te onderbouwen.
4.5 Daarop heeft Votex de rechtbank op voet van artikel 337 lid 2 Rv verzocht tussentijds hoger beroep open te stellen van het bestreden vonnis. De rechtbank heeft dit verzoek bij vonnis van 7 april 2010 toegestaan, met verwijzing van de zaak naar de parkeerrol in afwachting van arrest van het hof.
4.6 Met haar grieven richt Votex zich tegen het oordeel van de rechtbank in het bestreden vonnis dat in de omstandigheden van het geval een opzegtermijn van twee jaar in acht genomen had behoren te worden. Zij voert daartoe in haar eerste grief aan dat de rechtbank geen of onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn van drie maanden. Voorts voert zij in haar vijfde grief aan dat de rechtbank voor de beoordeling van (de redelijkheid van) de opzegtermijn belang heeft gehecht aan het ontbreken van redengeving in haar opzeggingsbrief. De grieven 2 tot en met 4 en grief 10 betreffen de belangen van Fischer bij een langere opzegtermijn, de grieven 6 tot en met 9 de redenen voor Votex de distributieovereenkomst op te zeggen, grief 11 de conclusie van de rechtbank dat de overeenkomst door Votex op een naar maastaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar korte termijn is opgezegd en grief 12 de ontvankelijkverklaring van Fischer in haar vorderingen en de toewijzing ervan.
4.7 De grieven 1 en 5 slagen.
Tussen partijen is in de distributieovereenkomst een contractuele regeling opgenomen omtrent de opzegbaarheid ervan en de te hanteren opzegtermijn; de desbetreffende termijn is niet gekoppeld aan specifieke redenen. Zoals Votex ook aanvoert, geldt in zodanig geval tussen partijen in beginsel hetgeen is overeengekomen en wordt de lengte van de opzegtermijn, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, in beginsel niet bepaald door een afweging van de wederzijdse belangen van partijen, in verband waarmee onder meer gewicht zou toekomen aan de duur van de contractuele relatie, hetgeen aan de opzegging vooraf is gegaan, aard en gewicht van de redenen van opzegging, en de mate van afhankelijkheid van de wederpartij.
Die door de rechtbank gehanteerde maatstaf geldt indien partijen niet bij overeenkomst in de mogelijkheid van opzegging hebben voorzien en sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur. Dat daarvan in dit geval sprake zou zijn, is door Fischer niet gesteld.
4.8 In dit geval geldt derhalve de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn van drie maanden als uitgangspunt. Niet ter discussie staat dat Votex die opzegtermijn in acht heeft genomen. Zij heeft de distributieovereenkomst bij brief aan Fischer van 25 april 2008 opgezegd tegen 31 december 2008, derhalve op een termijn van acht maanden.
4.9 Ofschoon redengeving bij opzegging van een relatie, zeker van langere duur, uit overwegingen van zorgvuldigheid kan zijn aangewezen, was Votex, nu de overeengekomen contractuele regeling de bevoegdheid tot opzegging niet verbindt aan het vereiste van redengeving, rechtens zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet gehouden om de redenen voor haar opzegging in haar opzeggingsbrief te vermelden en kan in het midden blijven of Votex voor die opzegging, zoals mag worden aangenomen, haar redenen had zomede of die redenen bij Fischer al dan niet bekend waren (vgl. grief 6). Het hof zal, anders dan de rechtbank, dan ook niet treden in de door Votex in haar conclusie van antwoord alsnog voor haar opzegging genoemde redenen, zodat Votex in zoverre geen belang heeft bij haar grieven 7, 8 en 9.
4.10 Het voorgaande neemt niet weg dat een contractuele regeling tussen partijen niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 BW). Bij de toepassing van deze regel is echter de nodige terughoudendheid te betrachten. Fischer heeft niet genoegzaam onderbouwd dat toepassing van de contractuele opzegtermijn, in dit geval feitelijk neerkomend op acht maanden, naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De looptijd van de overeenkomst, gepleegde investeringen, omzetverlies en/of gemaakte kosten, zijn, anders dan Fischer ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft aangevoerd, niet, althans niet zonder meer voldoende om de tussen partijen bij de distributieovereenkomst overeengekomen opzegtermijn buiten toepassing te laten omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Daarvan is in dit geval te minder sprake nu het hier gaat om een contract dat jaarlijks is verlengd voor de duur van twaalf maanden (vgl. artikel 19 van de distributieovereenkomst), terwijl de gehanteerde opzegtermijn van acht maanden de contractuele opzegtermijn van (ten minste) drie maanden ruim overschrijdt. Grief 11 slaagt derhalve.
4.11 Indien en voor zover Fischer van oordeel zou zijn dat zij met het oog op het voortduren van de overeenkomst investeringen zou hebben gedaan, die niet enkel worden gecompenseerd door, of verdisconteerd in de in dit geval - zonder strijd met de distributieovereenkomst - gehanteerde opzegtermijn, zouden de redelijkheid en billijkheid (op grond van de aanvullende werking daarvan) kunnen nopen tot toekenning van schadevergoeding (zie ter zake Hoge Raad 21 juni 1991, NJ 1991, 742). Een op die basis geschoeide schadevergoedingsvordering is door Fischer evenwel niet ingesteld.
4.12 Het voorgaande leidt ertoe dat het hoger beroep slaagt en het bestreden vonnis voor vernietiging in aanmerking komt. Bij verdere, afzonderlijke behandeling van andere grieven dan de grieven 1, 5 en 11 heeft Votex geen belang. De vorderingen van Fischer zullen worden afgewezen. Fischer zal als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 24 februari 2010 en doet opnieuw recht;
wijst de vorderingen van Fischer af;
veroordeelt Fischer in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Votex voor wat betreft de eerste aanleg begroot op € 6.422,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 4.784,-- voor griffierecht en voor wat betreft het hoger beroep begroot op € 3.895,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, op € 6.190,-- voor griffierecht en op € 73,89 voor het appelexploit.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, L.F. Wiggers-Rust en D. Stoutjesdijk en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2011.