ECLI:NL:GHARN:2011:BU6071

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P11/0313
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorwaarden bij terbeschikkingstelling en de eliminatie van schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Dordrecht van 28 april 2011, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde had verlengd met een jaar. De terbeschikkinggestelde, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was onder toezicht van Reclassering Nederland geplaatst. Het hof heeft de relevante stukken, waaronder rapporten van psychologen en psychiaters, in overweging genomen. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman stelden dat de opgelegde voorwaarde 10, die de verplichting inhield om schade aan benadeelde partijen te vergoeden, niet in lijn was met de wet. Volgens artikel 38g van het Wetboek van Strafrecht mogen voorwaarden enkel worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van goederen. Het hof oordeelde dat de verplichting tot schadevergoeding niet aan dit criterium voldeed en derhalve diende te worden geschrapt.

Het openbaar ministerie was van mening dat de voorwaarde noodzakelijk was om de terbeschikkingstelling effectief te houden en dat niet-nakoming zou kunnen leiden tot een terugkeer naar een verpleging van overheidswege. Het hof bevestigde echter dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld, maar schrapte de voorwaarde 10. De overige voorwaarden, waaronder het toezicht door Reclassering Nederland en de verplichtingen die de terbeschikkinggestelde diende na te leven, werden gehandhaafd. Het hof benadrukte dat de terbeschikkinggestelde zich niet schuldig had gemaakt aan strafbare feiten en zich aan de opgelegde voorwaarden hield. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

TBS [nummer]
Beslissing d.d. 7 november 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres] (onder verantwoordelijkheid van Reclassering Nederland).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Dordrecht van 28 april 2011, houdende verlenging van de (voorwaardelijk beëindigde) terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het rapport van psycholoog [deskundige 1] van 2 januari 2011;
- het rapport van psychiater [deskundige 2] van 17 januari 2011;
- het adviesrapport van Reclassering Nederland, toezichtunit [plaats] van 11 januari 2011 en van 21 april 2011;
- het rapport van psychiater [deskundige 3] van 7 maart 2011;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde d.d. 5 juli 2011;
- een appelschriftuur van de raadsman van 1 juli 2011;
- het derde voortgangsverslag van Reclassering Nederland toezichtsunit [plaats] van 10 oktober 2011.
Het hof heeft ter zitting van 24 oktober 2011 gehoord de raadsman van de terbeschikkinggestelde mr R. Hörchner, advocaat te Breda, en de advocaat-generaal, mr G.J. de Haas.
Overwegingen:
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Er is bij de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling met het opleggen van voorwaarde 10 een voorwaarde opgelegd die de wet niet kent. Ingevolge 38g van het Wetboek van Strafrecht mogen voorwaarden uitsluitend worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van goederen. Het betalen van de schade aan de benadeelde partijen voldoet niet aan voornoemd criterium. Die voorwaarde dient derhalve te worden geschrapt. Wat betreft de verlenging met een jaar wordt gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er is aan de terbeschikkinggestelde – als voorwaarde bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege – de verplichting opgelegd om de schade aan de benadeelde partijen, zoals bepaald bij vonnis van de rechtbank Dordrecht van 5 augustus 2004, te vergoeden. Niet nakoming van deze voorwaarde kan er in theorie toe leiden dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging weer wordt omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Dat kan zelfs indien de terbeschikkinggestelde aan alle overige gestelde voorwaarden zou voldoen. Dat is onwenselijk. De beslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd met eliminering van voornoemde voorwaarde (voorwaarde 10).
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, behoudens wat betreft de aan de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging gekoppelde voorwaarde 10. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van gronden worden bevestigd, onder eliminering van de genoemde voorwaarde.
De in artikel 38g, tweede lid, Wetboek van Strafrecht genoemde voorwaarden beogen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen. Voorwaarde 10, zoals thans geformuleerd, treedt naar het oordeel van het hof buiten dat oogmerk. Het hof is van oordeel dat weliswaar aandacht voor slachtoffers en het vergoeden van schade aan benadeelde partijen therapeutische doeleinden kunnen zijn, die aan dit oogmerk van veiligheid kunnen raken, maar genoemde doeleinden kunnen naar het oordeel van het hof worden begrepen onder de hieronder genoemde en reeds gestelde voorwaarde 9.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Dordrecht van 28 april 2011 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam], behoudens wat betreft de aan de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging gekoppelde voorwaarde 10.
Het hof elimineert de bij beslissing waarvan beroep opgelegde voorwaarde 10 en verstaat dat de opgelegde voorwaarden thans als volgt luiden:
- De terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan enig strafbaar feit;
- De terbeschikkinggestelde stelt zich onder toezicht van Reclassering Nederland en gedraagt zich naar de door of namens deze instelling aan hem te geven aanwijzingen. In ieder geval maakt deel uit van de aanwijzingen:
1) De terbeschikkinggestelde zal zich houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem door de kliniek in het kader van het FPT zullen worden gegeven;
2) De terbeschikkinggestelde houdt zich aan gemaakte afspraken ten aanzien van huisbezoek door Reclassering Nederland en door andere instanties die in het kader van het FPT bemoeienis met hem hebben;
3) De terbeschikkinggestelde zal meewerken aan alcohol- en drugsscreenings en zal bij terugval meewerken aan behandeling;
4) De terbeschikkinggestelde zal zich houden aan aanwijzingen en voorschriften die hem door een forensisch psychiatrische polikliniek, zoals ‘[instelling]’ en/of ‘[instelling]’ of een soortgelijke instelling worden gegeven, indien hij aldaar onder (ambulante) behandeling zou worden gesteld, ook indien het medicamenteuze behandeling betreft;
5) De terbeschikkinggestelde zal niet zonder instemming vooraf en met medeweten van Reclassering Nederland verhuizen, dan wel van adres veranderen;
6) De terbeschikkinggestelde geeft aan Reclassering Nederland toestemming om contact te onderhouden met zijn ouders, zijn vriendin en andere relevante referenten;
7) De terbeschikkinggestelde zal aan Reclassering Nederland opening van zaken geven over relevante zaken, waaronder zijn sociaal netwerk en inzicht geven in de contacten met anderen;
8) De terbeschikkinggestelde zal zich inspannen een vaste werkplek (betaalde baan) te behouden en mag niet van werk veranderen zonder overleg met de reclassering;
9) De terbeschikkinggestelde dient aan Reclassering Nederland opening van zaken te geven inzake zijn financiën en mee te werken aan begeleiding.
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr C. Caminada en mr E.G. Smedema als raadsheren,
en drs. R. Vecht-van den Bergh en drs. T. van Iersel als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 7 november 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.