Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001009-11
Uitspraak d.d.: 27 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 april 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1967],
bij de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Nrd Holland Nrd - Westlinge ZBB te Heerhugowaard.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof
van 23 juni 2011, 19 september 2011 en 13 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het aan hem tenlastegelegde, voor de periode
1 juni 2009 tot en met 15 november 2010, alsmede het ad informandum feit, tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal verbeurdverklaring van alle inbeslaggenomen voorwerpen gevorderd, met uitzondering van de telefoon, zoals vermeld op de "Lijst inbeslaggenomen voorwerpen" onder nummer 14, deze telefoon kan terug naar de verdachte.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.J.M. Mohrmann, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 15 november 2010 in de gemeente [gemeente] (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft steeds ontkend te hebben gehandeld in drugs, hij zou slechts gebruiker zijn geweest. Dit verweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de periode van 1 juni 2009 tot en met 15 november 2010 heroïne en cocaïne heeft gedeald, ontleent het hof aan de verklaringen die door afnemers van verdachte zijn afgelegd.
Volgens de raadsman zijn deze verklaringen onbetrouwbaar, omdat aangehouden drugsverslaafden nu eenmaal tot veel bereid zijn om zo snel mogelijk weer vrij te komen. Zeker als ze gehoord worden als verdachte is het een kwestie van "u vraagt en wij draaien". Nu de verdediging niet in staat is gesteld de getuigen te horen, dienen de verklaringen buiten beschouwing te blijven, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer. Dat drugsverslaafden nu eenmaal onbetrouwbare verklaringen afleggen, is een stelling met een (te) algemene strekking die niet wordt geschraagd door feiten of gegevens die het hof bekend zijn en die door de raadsman niet is voorzien van een overtuigende onderbouwing. De bedoelde getuigen, 15 in getal, verklaren dat de verdachte hen in een bepaalde periode van harddrugs, heroïne dan wel cocaïne, heeft voorzien. Er zitten uitschieters in de verklaringen wat de periode betreft, die zijn er door het hof - in navolging van de rechtbank - uit gefilterd. Vandaar dat de bewezen geachte periode aanmerkelijk korter is dan die van de tenlastelegging. Voor het overige zijn de verklaringen in lijn met elkaar, in die zin dat de getuigen aangeven gebruikers te zijn die harddrugs van verdachte hebben afgenomen. Niet valt in te zien waarom deze verklaringen in zoverre niet zouden kloppen.
De suggestie van de raadsman dat de getuigen, om de politie zogenaamd maar te wille te zijn, enkel belastend omtrent de verdachte hebben verklaard, vindt haar weerlegging in de inhoud van die verklaringen. Daaruit kan immers blijken dat de getuigen zeer wel in staat bleken, en kennelijk ook werden gesteld, de nodige nuanceringen aan te brengen.
Dat de verdediging de getuigen niet zelf heeft kunnen bevragen is een feit, maar door de verdediging is onvoldoende onderbouwd dat daarmee de betrouwbaarheid van de verklaringen in het geding zou zijn.
Gelet op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kunnen de overige opmerkingen die de raadsman in het kader van de bewezenverklaring heeft gemaakt buiten bespreking blijven.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2009 tot en met 15 november 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in de periode van 1 juni 2009 t/m 15 november 2010 schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het dealen van harddrugs. Verdachte is begonnen als gebruiker, maar heeft in de loop van de tijd een aanzienlijke klantenkring opgebouwd. Met zijn handel kon hij zijn eigen gebruik financieren. De verdachte heeft zich hierdoor herhaaldelijk schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet.
De strafwaardigheid hiervan is gelegen in de ernstige bedreiging die het gebruik van heroïne en cocaïne voor de volksgezondheid vormt en in de met het gebruik van voornoemde harddrugs gepaard gaande criminaliteit.
Het hof heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 6 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
De landelijk gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting "Artikel 2 onder B Opiumwet dealen van harddrugs vanuit een pand en/of op straat" gaan uit van
12 maanden gevangenisstraf over een dealperiode van 6 tot 12 maanden bij een alleen opererende dader.
Voorts is uit het onderzoek ter zitting van het hof gebleken, dat verdachte zich ook nog aan een ander strafbaar feit heeft schuldig gemaakt (het aanwezig hebben van harddrugs). Dit strafbare feit is ad informandum gevoegd en vermeld op de inleidende dagvaarding. Dit ad informandum gevoegde strafbare feit, dat ter zitting van het hof door verdachte is erkend als door hem te zijn begaan, zal het hof meewegen in de aan verdachte op te leggen straf, welk feit daarmee is afgedaan.
Op grond van het vorenstaande, en mede aansluiting zoekende bij voormelde oriëntatiepunten, is het hof van oordeel, dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is.
Inbeslaggenomen voorwerpen
De onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten de voorwerpen zoals vermeld onder nummer 2 t/m 7, nummer 9 t/m 12 en nummer 15(2x),16,17 en 19 op de "Lijst inbeslaggenomen voorwerpen", zullen door het hof verbeurd worden verklaard, nu is gebleken dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en zij geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen dan wel de feiten met behulp ervan zijn begaan of voorbereid.
Voorts zal het hof zal de teruggave gelasten aan verdachte als rechthebbende van twee van de in beslag genomen voorwerpen, te weten nummer 14 en 20 zoals vermeld op de "Lijst inbeslaggenomen voorwerpen".
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 57 van de Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de "Lijst inbeslaggenomen voorwerpen", te weten:
2. Een telefoontoestel Nokia RH-76 1101 met simkaart Lebara ([nummer]);
3. Een telefoontoestel Nokia 1800 met simkaart Lebara nr. [nummer];
4. Een telefoontoestel Nokia 5800d-1 met simkaart ah mobiel nr. [nummer];
5. Een telefoontoestel Samsung Gt-E2120b met simkaart Lebara nr. [nummer];
6. Een personenauto [kenteken] Seat Ibiza 1.8 Glz E 1993, kleur: groen;
7. Nederlands geld. 1x100, 1x50, 3x20, 2x10, en 2x5 eurobiljetten (= 240 euro);
9. Een papiertje met telefoonnummers;
10.Een telefoontoestel Samsung, kleur: grijs/zwarte telefoon van Vodafone;
11.Drie telefoontoestellen Samsung;
12.Een mes;
15.Een telefoontoestel Samsung T- Mobile, kleur: grijs;
15.Een telefoontoestel Sony Ericsson T-Mobile slide Walkman, kleur: roze;
16.Een telefoontoestel Samsung klaptelefoon, kleur: rood;
17.Een telefoontoestel Nokia, kleur: zwart;
19.Zeven papiertjes met o.a. tel. nr.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de "Lijst inbeslaggenomen voorwerpen", te weten:
14. Telefoontoestel Samsung T-Mobile slide, kleur: zwart;
20. Simkaart, Lycasimkaarthouder zonder simkaart, v.v.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. J.A.A.M. van Veen en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 27 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.