ECLI:NL:GHARN:2011:BT8906

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 1027-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vordering gevangenhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 september 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat was ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Almelo. Het hoger beroep was gericht tegen de beschikking van de rechtbank te Almelo van 7 september 2011, waarin de vordering tot gevangenhouding van de verdachte was afgewezen. Tijdens de zitting in raadkamer heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. S. Schuurman, gehoord. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank en de akte van de griffier van 8 september 2011 in overweging genomen.

Het hof overweegt dat het wettelijk stelsel in beginsel niet verzet zich tegen de hernieuwde toepassing van voorlopige hechtenis, indien er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die ernstige bezwaren opleveren. In dit geval heeft het hof vastgesteld dat kort na de beëindiging van de voorlopige hechtenis een medeverdachte een nieuwe, belastende verklaring heeft afgelegd. Het hof heeft geen strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde geconstateerd en oordeelt dat de bezwaren tegen de verdachte nog steeds aanwezig zijn.

Op basis van de relevante factoren, waaronder de aard van de nieuwe bezwaren en de voortvarendheid van het openbaar ministerie, heeft het hof besloten om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 32 dagen te bevelen. Dit besluit is genomen met inachtneming van de artikelen 65, 66, 67, 67a en 71 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem
pkn: 08-710402-11
avnr: 001027-20
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Almelo in de strafzaak tegen
{verdachte},
geboren te {geboorteplaats} op {geboortedatum},
verblijvende {verblijfplaats}.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Almelo van 7 september 2011, houdende de afwijzing van de vordering tot de gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr S. Schuurman, advocaat te Breukelen, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 8 september 2011.
OVERWEGINGEN:
Naar aanleiding van hetgeen door de officier van justitie in de appelmemorie is aangevoerd en het verhandelde in raadkamer van heden is het hof van oordeel dat het wettelijk stelsel zich er in beginsel niet tegen verzet dat, indien de voorlopige hechtenis tijdens de aan de terechtzitting in eerste aanleg voorafgaande fase van het onderzoek - al dan niet op initiatief van het openbaar ministerie - in verband met het (verder) ontbreken van ernstige bezwaren als bedoeld in artikel 67 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering is beëindigd,op basis van nadien, voorafgaande aan de behandeling van de zaak ter terechtzitting opgekomen, uit nieuwe feiten en omstandigheden voortvloeiende ernstige bezwaren wederom de bewaring en in voorkomende gevallen de gevangenhouding wordt bevolen (mits aan de overige relevante wettelijke voorwaarden is voldaan). De hernieuwde toepassing van preventieve hechtenis in hiervoor bedoelde zin zal evenwel getoetst dienen te worden aan de beginselen van behoorlijke procesorde, waarbij in het onderhavige geval met name van belang zijn te achten de aard van de nieuwe bezwaren, de ernst van het feit ten aanzien waarvan wederom de voorlopige hechtenis wordt toegepast, alsmede de mate van voortvarendheid die het OM heeft betracht met het vorderen van voorlopige hechtenis na het bekend worden van de nieuwe bezwaren. Op basis van de hier relevante factoren, in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof, in het onderhavige geval geen strijd met evenvermelde beginselen aanwezig. In het bijzonder heeft het hof er acht op geslagen dat kort na de beëindiging van de voorlopige hechtenis een medeverdachte, die eerder nog niet geïdentificeerd was, ten aanzien van de beroving waarbij de verdachte betrokken zou zijn, een geheel nieuwe, belastende verklaring heeft afgelegd. Van handelen door het openbaar ministerie in strijd met het verbod op willekeur is het hof evenmin gebleken. De bezwaren en gronden, zoals in het bevel bewaring aangegeven, acht het hof nog steeds aanwezig. Aansluitend bij de voor de voorlopige hechtenis geldende wettelijke termijnen acht het hof het in dit geval aangewezen, met vernietiging van de beslissing van de rechtbank, de gevangenhouding te bevelen voor de in de appelmemorie aangegeven duur van 32 dagen.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a en 71 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep en beveelt de gevangenhouding van verdachte voor de duur van 32 dagen.
Aldus gegeven op 14 september 2011 door mrs A.E. Harteveld, voorzitter, P. van Kesteren en G.C. Gillissen, raadsheren, in tegenwoordigheid van J. Jansen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.