8. Het hof heeft in rechtsoverweging 9.1 van het tussenarrest van 18 augustus 2009 reeds de vragen geformuleerd die het voornemens is te stellen aan de deskundigen.
8.1. Vitelec heeft verklaard zich met deze vragen te kunnen verenigen.
8.2. Micronic heeft wederom gesteld dat zij van oordeel is dat het non-concurrentiebeding nietig is en dat een deskundigenonderzoek daarom niet nodig is. In het licht van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen alsmede in het licht van het tussenarrest van 18 augustus 2009 gaat het hof hieraan voorbij.
8.3. Micronic heeft met betrekking tot de als a. door het hof voorgestelde vraagstelling allereerst gesteld dat deze, voor zover het gaat om overtreding van artikel 6 Mw., ook de markt in Nederland moet betreffen.
8.4. Het hof zal de vraagstelling dienaangaande aanpassen.
8.5. Micronic heeft met betrekking tot de als a. door het hof voorgestelde vraagstelling voorts gesteld dat bij de bepaling van de relevante markt tevens gelet moet worden op de markt voor visiesystemen ten behoeve van de medische en laboratoriumwereld en de markt voor de assemblage en omkasting van deze systemen.
8.6. Het hof zal ook dit aspect in de vraagstelling betrekken, zodat de onder a. te stellen vraag komt te luiden:
a. Wat is de relevante productmarkt - in Nederland en in de EU - voor readers en scanners ten behoeve van monsteropslag aan eindgebruikers in de medische en laboratoriumwereld, waarbij de volgende subvragen aan de orde dienen te komen:
- Wordt deze productmarkt, gezien het werkterrein en de producten van Micronic en Vitelec, beperkt tot zogenaamde stationaire readers of behoren hiertoe ook handheld-readers en barcodereaders?
- Gaat het bij de stationaire readers alleen om zogenaamde 2d-readers voor geautomatiseerde monsteropslagsystemen met zogenaamde 2d-codes (zowel open 'datamatrix-codes' als unieke 'traxis-codes') of ook om andere stationaire readers? Dienen hierbij ook visiesystemen ten behoeve van de medische en laboratoriumwereld en de assemblage en omkasting van voornoemde systemen in aanmerking te worden genomen?
8.7. Micronic heeft voorts met betrekking tot de als b. door het hof voorgestelde vraagstelling aangevoerd dat het van belang is op te nemen over welke periode(n) het marktaandeel van Micronic moet worden vastgesteld, met name ook omdat de tripartiete overeenkomst in 2006 een einde heeft genomen.
8.8. In verband hiermede zal het hof de vraagstelling onder b. zodanig aanpassen dat deze komt te luiden:
b. Wat is - rekening houdend met het antwoord op vraag a. - zowel in 2000 als in de periode 2001 tot en met 2006 per kalenderjaar het marktaandeel van Micronic in de respectieve productmarkt(en)?
9. Micronic heeft nog verzocht de posities van alle partijen op de relevante markten in Nederland in het onderzoek te betrekken. Het hof is van oordeel dat, voor zover zulks nodig is om de relevante productmarkt te bepalen, in de geformuleerde vraagstelling hier aandacht voor wordt gevraagd. Voor zover Micronic bedoelt dat nader moet worden ingegaan op het marktaandeel van niet bij de tripartite overeenkomst betrokken partijen, ziet het hof geen reden om aan het specifieke marktaandeel van deze andere partijen bijzondere aandacht te besteden.
10. Partijen hebben beiden te kennen gegeven akkoord te kunnen gaan met de benoeming van één deskundige, maar zijn het niet eens geworden over de persoon van de te benoemen deskundige.
11. Het hof is met Vitelec van oordeel dat de door Micronic voorgestelde deskundigen, Robert Moore van Moore Fluidx Ltd. of Stephane van Hoof van VistaLink N.V. niet voor een benoeming in aanmerking komen, omdat beiden nauw betrokken zijn of zijn geweest bij andere spelers op de markt, waardoor het gevaar bestaat dat ze onvoldoende onafhankelijk zijn. Vitelec heeft als deskundigen voorgesteld prof. P. Larouche of prof. D.A.A.G. Geradin van de juridische faculteit van de Universiteit van Tilburg. Het hof acht ook hen niet geschikt als deskundige, omdat niet, althans onvoldoende is gebleken dat zij over toereikende kennis van de betreffende markt voor readers en aanverwante producten beschikken.
12. Het hof zal daarom de NMa als amicus curiae verzoeken om een voorstel te doen omtrent een te benoemen deskundige. Het hof zal tevens een comparitie van partijen gelasten waarvoor ook een vertegenwoordiger van de NMa zal worden uitgenodigd. Deze zal dan ter zitting het voorstel voor de benoeming van een deskundige kunnen toelichten en kunnen reageren op vragen en opmerkingen van het hof en van partijen.