Parketnummer: 24-002875-09
Uitspraak d.d.: 14 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 oktober 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-607351-08, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres en woonplaats],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [detentieadres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 mei 2011, 30 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.E. Goudriaan, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
primair:
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te [A} aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een open fractuur van de neusrug met losliggend botfragment), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) meermalen, in elk geval eenmaal op/tegen de neus, in elk geval op/in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te [A] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever]), (met kracht) meermalen, in elk geval eenmaal op/tegen de neus, in elk geval in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (open fractuur neusrug met losliggend botfragment), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij in de periode van 25 juli 2009 tot en met 06 augustus 2009 te [A] [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik pak je zo bij kraag, laat je elke hoek zien in je wijk” en/of (vervolgens)
- “Ik klap jouw en je moeder de bitch",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair alsmede het onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1 overweegt het hof in dit verband dat het toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden beschouwd, nu dit letsel, een open fractuur van de neusrug met losliggend botfragment, zodanig ernstig is dat het naar algemeen spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Het hof overweegt voorts ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde dat de door verdachte aan aangever gestuurde MSN berichten in onderling verband en in samenhang beschouwd met de eerdere kort, daarvoor plaatsgevonden hebbende, zware mishandeling van aangever door verdachte (feit 1 primair) bedreiging oplevert als bedoeld in artikel 285 Sr. Dat de gebezigde woorden in de vorm van ‘rap’-teksten zijn gegoten doet aan het bedreigend karakter er van, gelet op de genoemde samenhang, niet af.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
primair:
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te [A] aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een open fractuur van de neusrug met losliggend botfragment), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) meermalen, in elk geval eenmaal op/tegen de neus, in elk geval op/in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen te stompen;
feit 2:
hij in de periode van 25 juli 2009 tot en met 06 augustus 2009 te [A] [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik pak je zo bij kraag, laat je elke hoek zien in je wijk” en/of (vervolgens)
- “Ik klap jouw en je moeder de bitch",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte op ernstige wijze inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke en lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft hem uit het niets met kracht meerdere malen – verdachte verklaart zelf zelfs over ongeveer tien keer – in het gezicht en op de neus gestompt. Het slachtoffer heeft hieraan een open fractuur van de neusrug met losliggend botfragment opgelopen. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer vrees aangejaagd door hem via MSN te bedreigen.
Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie in het verleden reeds eerder veroordeeld terzake geweldsdelicten.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.655,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 905,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Zwolle-Lelystad van 28 april 2009, parketnummer
07-607351-08, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal, gelet op een andere bij de rechtbank nog lopende strafzaak tegen verdachte, gevorderd de proeftijd te verlengen met één jaar.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof zal tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gelasten en niet overgaan tot verlenging van de proeftijd nu het hof geen zicht heeft op de lopende strafzaak waar de advocaat-generaal aan refereerde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14i, 14j, 24c, 36f, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [aangever] terzake van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 905,00 (negenhonderdvijf euro) bestaande uit EUR 155,00 (honderdvijfenvijftig euro) materiële schade en EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], een bedrag te betalen van EUR 905,00 (negenhonderdvijf euro) bestaande uit EUR 155,00 (honderdvijfenvijftig euro) materiële schade en EUR 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle-Lelystad van 28 april 2009, parketnummer 07-607351-08, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. A.W.M. Elders, voorzitter,
mr. A.E. Harteveld en mr. P. van Kesteren, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M. Vodegel, griffier,
en op 14 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Elders is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.