ECLI:NL:GHARN:2011:BT7083
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- B.P.J.A.M. van der Pol
- H.W. Koksma
- J.A.W. Lensing
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs voor uitlokking van afpersing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De verdachte was beschuldigd van het uitlokken van afpersing en medeplichtigheid aan afpersing. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde. Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte de afpersing had uitgelokt. De betrokkenheid van de verdachte bij de geldkwestie tussen het slachtoffer, [naam C], en zijn ex-werkgever, [naam D], bleef onduidelijk. De verdachte had ongevraagd [naam A] naar [naam C] gestuurd om hem te herinneren aan een geldkwestie, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk had bijgedragen aan de afpersing. De verklaringen van de betrokkenen gaven geen eenduidig beeld van de rol van de verdachte. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de justitiële documentatie van [naam A] en dat hij niet had aanvaard dat [naam A] geweld zou gebruiken. De vordering van de benadeelde partij, [naam C], werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het ten laste gelegde handelen.