ECLI:NL:GHARN:2011:BT6902
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- B.P.J.A.M. van der Pol
- J.A.W. Lensing
- L.E.M. Hendriks
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak tegen verdachte na verstrijken van termijn
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem, dat op 23 augustus 2010 was gewezen. De verdachte was op de hoogte van de zitting en had de mogelijkheid om binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis hoger beroep in te stellen. Echter, het hoger beroep werd pas na het verstrijken van deze termijn ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die het verzuim van de termijn verschoonbaar maken volgens de rechtspraak van de Hoge Raad. Hierdoor werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De procedure begon met de uitreiking van de dagvaarding op 5 juli 2010 aan de echtgenote van de verdachte. De verdachte had op 3 augustus 2010 verzocht om uitstel voor de zitting, maar dit verzoek werd afgewezen. Tijdens de zitting op 23 augustus 2010 werd de zaak inhoudelijk behandeld in afwezigheid van de verdachte, en er werd terstond een mondeling vonnis gewezen. De verdachte had, ondanks zijn kennis van de zitting, de wettelijke termijn voor het instellen van hoger beroep overschreden.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en ook de argumenten van de verdachte gehoord. Uiteindelijk heeft het hof, onder leiding van voorzitter mr. B.P.J.A.M. van der Pol en de raadsheren mr. J.A.W. Lensing en mr. L.E.M. Hendriks, besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 september 2011.