Artikel 10.39
1. Degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door afgifte aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met e, verstrekt:
a. aan deze persoon een omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van die afvalstoffen;
b. aan degene die opdracht heeft de afvalstoffen naar die persoon te vervoeren, een begeleidingsbrief.
2.De begeleidingsbrief bevat ten minste de in het eerste lid, onder a, en de in artikel 10.38, eerste lid, bedoelde gegevens.
Artikel 10.38 lid 1 vervolgens luidt:
1.Degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door deze af te geven aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met f, registreert met betrekking tot zodanige afgifte:
a. de datum van afgifte b. de naam en het adres van degene aan wie de afvalstoffen worden afgegeven c. de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van die afvalstoffen d. de plaats waar en de wijze waarop de afvalstoffen worden afgegeven e. de voorgenomen wijze van beheer van de afvalstoffen f. ingeval de afgifte geschiedt door tussenkomst van een ander die opdracht heeft de afvalstoffen te vervoeren naar degene voor wie deze zijn bestemd: diens naam en adres en de naam en het adres van degene in wiens opdracht het vervoer geschiedt.
Artikel 10.41 van de Wet milieubeheer bepaalt onder meer‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop aan de artikelen 10.38 tot en met 10.40 uitvoering wordt gegeven’.
Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: het besluit) bepaalt in artikel 12, eerste lid dat voor de begeleidingsbrief gebruik wordt gemaakt van een bij regeling door de minister vastgesteld formulier.
Artikel 6 eerste lid in verbinding met de bijlage punt C onder 1 van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: de Regeling) schrijft de inhoud van de begeleidingsbrief voor en geeft daarvan tevens een format. Uit de toelichting ten behoeve van de invulling van de begeleidingsbrief volgt – voor zover van belang – dat de geschatte/gewogen hoeveelheid (Kg) per vracht vermeld dienen te worden en tevens wordt bepaald ‘dat de begeleidingsbrief alleen geldig is wanneer alle verplicht (gerasterde) vakken zijn ingevuld en er handtekeningen zijn geplaatst door daartoe bevoegde (gemandateerde) functionarissen’.
Ten aanzien van de door de raadsman gevoerde verweren merkt het hof vooreerst op dat de interne aflever/innamebonnen die door verdachte zelf bij of naar aanleiding van een inontvangstname worden gebruikt niet op één lijn zijn te stellen met de begeleidingsbrief die in voornoemde wettelijke bepalingen aan de orde is en die een transport behoort te vergezellen. Ook kunnen die bonnen een op zichzelf incomplete begeleidingsbrief niet aanvullen of vervangen. Op dat onderdeel wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Voor wat betreft de begeleidingsbrieven van de afzonderlijke duwbakken geldt het volgende. De tenlastelegging verwijt verdachte dat op de begeleidingsbrief ter zake van duwbak ‘[duwbak]’ niet is ingevuld de datum van aanvang transport, de naam of het kenteken van het transportmiddel, de geschatte hoeveelheid van de lading en de handtekeningen van de afzender, ontdoener en/of transporteur. Met de raadsman is het hof van oordeel dat het invullen van de gegevens omtrent datum van aanvang transport niet verplicht is gesteld (de Regeling spreekt van de datum van ontvangst van het transport en dit deel hoeft bovendien slechts te worden ingevuld indien het adres waar de afvalstoffen worden ontvangen een ander adres is dan in het vak 4a genoemde adres van de ontvanger). Ook het vermelden van de naam of kenteken van het transportmiddel is niet vereist op grond van het samenstel van voornoemde artikelen.
Echter, in strijd met artikel 10.38 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer en in strijd met het daarop gebaseerde artikel 6 eerste lid in verbinding met de bijlage punt C onder 1 van de Regeling, is verzuimd te vermelden de geschatte hoeveelheid van de lading. Voorts ontbreken de handtekeningen op de brief. Gelet op voorgaande acht het hof bewezen dat de begeleidingsbrief in elk geval in zoverre niet volledig was ingevuld. De aanwezigheid van de handtekeningen op een dergelijk stuk acht het hof, gelet op de functie van een dergelijk officieel formulier van wezenlijk belang ook al wordt de de eis dat die handtekeningen daadwerkelijk worden geplaatst in de desbetreffende bepalingen niet uitdrukkelijk vermeld.
Ten aanzien van duwbak ‘[duwbak]’ verwijt de tenlastelegging verdachte dat de begeleidingsbrief daarbij in het geheel heeft ontbroken. Uit de verklaring van [naam] blijkt dat hij ten tijde van de controle slechts één begeleidingsbrief op zijn schip aanwezig had, welke in het dossier te vinden is als bijlage 1. Deze begeleidingsbrief vermeldt niet de geschatte hoeveelheid van de lading en ook de handtekeningen ontbreken daarop. Volgens [naam] bevatte elk van de duwbakken ongeveer 300 m3 baggerspecie. Onduidelijk is op welke van de twee aanwezige duwbakken deze brief betrekking had.
De vertegenwoordiger van verdachte, [naam vertegenwoordiger], heeft op 1 februari 2007 verklaard dat bij de lading een niet geheel ingevulde begeleidingsbrief zat. Hij heeft een acceptatieformulier overgelegd, afkomstig uit de interne administratie. Hieruit blijkt dat uit de baggerbak ‘[duwbak]’ (nummer vrachtbrief [nummer]), een hoeveelheid van 284 m3 baggerspecie is gelost. De gegevens van de tweede bak ontbraken. Uit nadien toegezonden gegevens (nummer vrachtbrief: 13622027) blijkt dat de duwbak ‘[duwbak]’ een volume van 280 m3 bevatte.
Op 14 februari 2007 zijn van [naam] (werkzaam bij het waterschap Rijn en IJssel), alsnog twee begeleidingsbrieven ontvangen voor de twee duwbakken, nadat verbalisanten hadden verzocht om twee formulieren op te sturen zoals deze aanwezig hadden moeten zijn. Uit die formulieren blijkt dat de ‘[duwbak]’ (nu genummerd [nummer]) een hoeveelheid van 284 m3 bevatte en de ‘[duwbak]’ (nu genummerd [nummer]) een hoeveelheid van 280 m3.
Bij pleidooi heeft de raadsman twee begeleidingsbrieven overgelegd, afkomstig van verdachte, welke zijn afgegeven op 22 november 2006, dus ruim na 14 november 2006. Eén brief ziet op ‘[nummer]’ (genummerd [nummer]) en vermeldt een hoeveelheid van 280 m3 en de andere ziet op ‘[duwbak]’ (genummerd [nummer]) en vermeldt een hoeveelheid van 284 m3. Dit terwijl de intern aangehechte bonnen (zoals [naam] ook heeft verklaard) ten aanzien van de ‘[duwbak]’ een hoeveelheid van 280 m3 vermelden onder vrachtbriefnummer [nummer] en ten aanzien van de ‘[duwbak]’ een hoeveelheid van 284 m3 onder vrachtbriefnummer [nummer].
Uit het voorgaande volgt dat de gegevens die over de duwbakken en hun lading zijn overgelegd door verdachte en [naam], niet met elkaar corresponderen. De nummers die verdachte en [naam] gebruiken voor de vrachtbrieven van de verschillende duwbakken komen niet met elkaar overeen. Ook de begeleidingsbrieven die afkomstig zijn van verdachte corresponderen niet met de intern door verdachte gebruikte gegevens. Bij deze stukken gaat het evenwel niet om oorspronkelijke begeleidingsbrieven. Dat blijkt uit de gesignaleerde verschillen, dat lag besloten in het verzoek van verbalisanten zoals hiervoor vermeld en dat blijkt uit het feit dat de schipper maar over één begeleidingsbrief beschikte. Het beeld levert niet op dat ernstig rekening zou moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat er ten tijde van het transport op 14 november 2006 wél, zoals het verweer wil, twee begeleidingsbrieven moeten zijn geweest, voor elke bak één en dus ook één voor de [duwbak]. Het is evenmin aannemelijk geworden dat het geconstateerde verzuim tijdens het transport en vóór de inontvangstname door verdachte is hersteld. De besproken stukken wijzen dat niet uit. Het hof komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde ten aanzien van duwbak [nummer].