ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- C.J.H.G. Bronzwaer
- W. Duitemeijer
- M.G.W.M. Stienissen
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de mogelijkheid van terugkeer naar de arbeid na intrekking
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 20 september 2011, staat de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet centraal. De appellant, [A], was werkzaam als productiemedewerker bij de besloten vennootschap Telrol B.V. en werd op 24 juli 2008 op staande voet ontslagen wegens ongeoorloofde afwezigheid. [A] betwistte de aanwezigheid van een dringende reden voor het ontslag en stelde dat hij bereid was zijn werkzaamheden te hervatten zodra hij hersteld was van zijn arbeidsongeschiktheid. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 14 december 2010, waarin een comparitie van partijen was gelast. Tijdens deze comparitie werd duidelijk dat er onduidelijkheid bestond over de status van het ontslag en de mogelijkheid voor [A] om terug te keren naar zijn werk.
Het hof overweegt dat na ontvangst van een faxbericht van Telrol op 30 juli 2008, waarin werd aangegeven dat [A] weer aan het werk mocht, [A] de nietigheid van het ontslag op staande voet had ingeroepen. Het hof concludeert dat de intrekking van het ontslag op staande voet door Telrol, in combinatie met de eerdere sommatie van [A], betekende dat er geen sprake meer was van een beëindiging van het dienstverband. Echter, na overleg met zijn raadsman besloot [A] niet meer voor Telrol te willen werken, wat leidde tot de conclusie dat hij geen aanspraak meer kon maken op doorbetaling van loon.
De vordering van [A] werd afgewezen, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter. [A] werd veroordeeld in de kosten van beide instanties. Dit arrest benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en de gevolgen van het intrekken van een ontslag op staande voet in het arbeidsrecht.