Parketnummer: 21-004606-09
Uitspraak d.d.: 31 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem van 25 november 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 november 2010 en 17 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr M.J.J.E. Stassen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij te Beesd, gemeente Geldermalsen, al dan niet opzettelijk op verdachtes bedrijf (met het relatienummer [relatienummer]), gelegen aan of nabij de [adres], gemiddeld in het kalenderjaar 2007 en/of 2008 een groter aantal kippen en/of kalkoenen heeft gehouden (respectievelijk -ongeveer- 43.789 en -ongeveer- 45.446 pluimvee-eenheden) dan het op het bedrijf rustende pluimveerecht, te weten respectievelijk 35.600 en 36.800 pluimvee-eenheden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat geen sprake is van opzet op het tenlastegelegde, ook niet in voorwaardelijke zin, nu slechts sprake is van een onbewuste rekenfout van verdachte.
Het hof verwerpt dit verweer. Verdachte was er van op de hoogte dat de door haar gemaakte berekeningen verschilden met de berekeningen van Dienst Regelingen. Derhalve was er voor verdachte alle reden om zich ervan te vergewissen of haar berekeningen wel juist waren. Nu verdachte dit heeft verzuimd en uit is blijven gaan van haar eigen -voor haar gunstiger- berekeningen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij meer kippen hield dan de op haar bedrijf rustende pluimveerechten.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij te Beesd, gemeente Geldermalsen, opzettelijk op verdachtes bedrijf (met het relatienummer [relatienummer]), gelegen aan of nabij de [adres], gemiddeld in het kalenderjaar 2007 en 2008 een groter aantal kippen heeft gehouden (respectievelijk -ongeveer- 43.789 en -ongeveer- 45.446 pluimvee-eenheden) dan het op het bedrijf rustende pluimveerecht, te weten respectievelijk 35.600 en 36.800 pluimvee-eenheden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 20 van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende twee jaar meer pluimvee gehouden dan waarvoor zij rechten bezat. Hiermee heeft verdachte afbreuk gedaan aan het stelsel van de Meststoffenwet die tot doel heeft het terugdringen van het mestoverschot en de bescherming van de bodem.
In het voordeel van verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat niet is gebleken dat verdachte uit enig winstbejag heeft gehandeld. Verdachte is enkel bij haar berekening er van uitgegaan dat zij meer pluimveerechten bezat dan waar zij werkelijk over kon beschikken.
Voorts is rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete gaat het hof uit van de kosten die verdachte zou hebben moeten maken indien zij voldoende pluimveerechten zou hebben (bij)geleased.
Verdachte heeft in 2007 en 2008 (43.789 - 35.600 =) 8.189 + (45.446 - 36.800 =) 8.646 = 16.835 kippen te veel gehouden. De leaseprijs per pluimveerecht bedroeg destijds € 0,40. Dit betekent dat verdachte voor 16.835 x € 0,40 = € 6.734,- aan pluimveerechten bij had moeten leasen om over voldoende pluimveerechten te beschikken.
In het voordeel van verdachte zal het hof dit bedrag afronden en de hoogte van de geldboete stellen op een bedrag van € 6.700,-.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verzocht aan verdachte, in geval van een veroordeling, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof ziet hiertoe geen aanleiding, nu de maatschap dan in een voordeliger positie komt te verkeren dan concurrerende bedrijven die wel kosten hebben gemaakt voor aan hen toegekende pluimveerechten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 20 van de Meststoffenwet, de artikelen 24, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 6.700,- (zesduizendzevenhonderd euro).
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr R. de Groot en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 31 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.