ECLI:NL:GHARN:2011:BT6622

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-004296-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en het Varkensbesluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem, waarbij de verdachte is vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten. De verdachte, als houder van varkens, is beschuldigd van het niet permanent voorzien in voldoende vers drinkwater voor varkens ouder dan twee weken en het niet in overeenstemming huisvesten van varkens volgens de voorschriften van het Varkensbesluit. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte heeft aangevoerd dat zijn handelwijze, het voeren van brijvoer zonder extra drinkwater, niet in strijd is met de wet, omdat de varkens via het brijvoer al voldoende water binnenkrijgen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn methode de gezondheid en het welzijn van de varkens niet in gevaar brengt. De verdachte is strafbaar bevonden, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de oprechte dierwelzijnoverwegingen van de verdachte, maar benadrukt dat hij gehouden is de wettelijke voorschriften na te leven. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 6.500,00 voor het onder 1 bewezen verklaarde en € 750,00 voor het onder 3 bewezen verklaarde, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het arrest is uitgesproken op 6 september 2011.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-004296-10
Uitspraak d.d.: 6 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem van 3 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte[ [geboorteplaats] [geboortedatum[
[woonplaats] [adres] [postcode]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in haar hoger beroep verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 3 november 2009 in de gemeente Wijchen, als houder van varkens, al dan niet opzettelijk, 7273, in ieder geval een aantal varkens, ouder dan twee weken, niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 13 lid 2 van het Varkensbesluit heeft verzorgd, aangezien voornoemde varkens niet permanent de beschikking hadden over voldoende vers water;
Feit 3
hij op of omstreeks 3 november 2009 in de gemeente Wijchen, als houder van varkens, al dan niet opzettelijk, 32, in ieder geval een aantal varkens, niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5 lid 1 van het Varkensbesluit heeft gehuisvest, aangezien de beschikbare vloer van de stal geheel uit een betonnen roostervloer bestond.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1
hij op 3 november 2009 in de gemeente Wijchen, als houder van varkens opzettelijk, 4124 varkens ouder dan twee weken, niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 13 lid 2 van het Varkensbesluit heeft verzorgd, aangezien voornoemde varkens niet permanent de beschikking hadden over voldoende vers water.
Feit 3
hij op 3 november 2009 in de gemeente Wijchen, als houder van varkens opzettelijk, 32 varkens, niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5 lid 1 van het Varkensbesluit heeft gehuisvest, aangezien de beschikbare vloer van de stal geheel uit een betonnen roostervloer bestond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
Verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat zijn handelwijze -het voeren van brijvoer aan varkens zonder daarnaast extra drinkwater aan te bieden- beter, althans gelijkwaardig is aan de methode die de wetgever heeft voorgeschreven, te weten het permanent aanbieden van drinkwater.
Daarbij heeft hij aangevoerd dat de varkens via het brijvoer al meer dan voldoende water binnen krijgen, zodat het aanbieden van extra drinkwater geen voordelen biedt en niet noodzakelijk is voor een goede gezondheid en welzijn van het varken.
Het doel van de geschonden wetsbepaling -het beschermen van de gezondheid en het welzijn van varkens- is met de door verdachte gehanteerde handelwijze niet geschonden.
Verdachte verkeerde op grond hiervan in de veronderstelling dat er een gedoogbeleid gold ten opzichte van het permanent ter beschikking stellen van voldoende vers water aan brijvoervarkens, of althans dat hem met zijn handelswijze niets te verwijten valt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Ingevolge artikel 13 van het Varkensbesluit zijn varkenshouders verplicht varkens ouder dan twee weken permanent voldoende vers water aan te bieden.
In 2005 is er door het ministerie van LNV een nieuwsbrief ‘Wijzigingen Varkensbesluit 2005’ gestuurd naar alle geregistreerde varkenshouders. In deze nieuwsbrief staat onder het kopje ‘permanente drinkwatervoorziening’ onder meer:
‘In de EU-richtlijn en in het Varkensbesluit staat dat varkens ouder dan twee weken permanent moeten beschikken over voldoende vers water. Bedrijven die het drinkwater via de brijvoerinstallatie verstrekken, voldoen niet aan de betreffende eis.’
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vakbond van varkenshouderijen zich heeft ingespannen om passende wetgeving te verkrijgen voor brijvoederbedrijven, doch dit is tot op heden niet geschied. Er is dan ook geen sprake van een uitzonderingspositie voor dan wel gedoogbeleid ten aanzien van varkenshouders die brijvoer aan varkens voeren.
Voor zover verdachte een beroep heeft willen doen op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid overweegt het hof dat in ieder geval niet aannemelijk is geworden dat met het voeren van brijvoer zonder daarnaast extra drinkwater aan te bieden een groter belang wordt gediend dan het overtreden voorschrift beoogt te beschermen.
Overmacht
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het middels drinknippels aanbieden van extra drinkwater aan varkens die brijvoer krijgen ertoe leidt dat de varkens met die nippels en het water gaan spelen, waardoor de vloeren nat worden en de varkens uitglijden, hetgeen het welzijn van de varkens niet ten goede komt.
Voor zover verdachte met het voorgaande heeft gedoeld op een botsing van rechtsbelangen en hiermee een beroep op overmacht heeft willen doen, overweegt het hof dat niet aannemelijk is dat verdachte door overmacht gedrongen was om naast het brijvoer geen drinkwater ter beschikking te stellen, nu verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard dat er een alternatief was en is voor de huidige drinknippels, te weten een druppelsysteem waarbij beperkt (maar wel steeds) water beschikbaar is voor de varkens.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte heeft gehandeld vanuit oprechte dierwelzijnoverwegingen. Verdachte is echter onverminderd gehouden de toepasselijke wettelijke bepalingen na te leven, zolang niet voor de door hem gehanteerde methode in de regelgeving of het beleid een uitzondering wordt gemaakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 5 en 13 van het Varkensbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 6.500,00 (zesduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 3.250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter,
mr J.A.W. Lensing en mr D.R. Doorenbos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 6 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr D.R. Doorenbos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.