ECLI:NL:GHARN:2011:BT6599

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.062.656/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van bedrijfsleider binnen de CAO voor het kappersbedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen Haircules Hairstyling B.V. over de vraag of zij als bedrijfsleider kan worden aangemerkt volgens de CAO voor het kappersbedrijf. De arbeidsovereenkomst van [appellante] was onderhevig aan deze CAO, die specifieke criteria stelt voor de functie van bedrijfsleider. Het hof oordeelt dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij aan alle criteria voldeed, zoals vastgelegd in het Functiehandboek. Het hof herhaalt de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter en voegt enkele aanvullende feiten toe. Het hof concludeert dat [appellante] niet de dagelijkse leiding had zoals vereist voor de functie van bedrijfsleider. De argumenten van [appellante] dat zij verantwoordelijk was voor diverse taken, zoals het toezien op hygiëne en het afdragen van de kas, worden niet voldoende onderbouwd. Het hof wijst de grieven van [appellante] af en bevestigt dat zij niet als bedrijfsleider kan worden aangemerkt. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het de wettelijke rente betreft over het te laat betaalde salaris, maar bevestigt de overige beslissingen. [appellante] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 4 oktober 2011
Zaaknummer 200.062.656/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. H.S. de Lint, kantoorhoudende te Amsterdam,
die schriftelijk heeft gepleit,
tegen
de besloten vennootschap Haircules Hairstyling B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Haircules Hairstyling,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe, kantoorhoudende te Arnhem,
die schriftelijk heeft gepleit.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 17 maart 2010 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 12 april 2010 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Haircules Hairstyling tegen de zitting van 20 april 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van Kantonrechter Zwolle-Lelystad gewezen onder nummer 471954 CV 09-14874 van 17 maart 2010 te vernietigen en rechtdoende in hoger beroep, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, geïntimeerde alsnog te veroordelen tot betaling van het bruto bedrag van € 9.862,58 zijnde de achterstallige bedrijfsleidertoeslag van 1 mei 2006 tot en met 31 september 2009, alsook het bedrag ad € 871,98 aan (8%) achterstallig vakantiegeld over de periode 2006 tot en met 2009, alsmede de niet uitbetaalde bedrijfsleidertoeslag vanaf oktober 2009 tot aan de dag dat de onderliggende arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW alsmede de wettelijke rente vanaf de maandelijkse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast vordert appellante de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente over het te laat betaalde salaris ad € 1.955,87 vanaf de maandelijkse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening, te weten 22 januari (€1.298,20) en 5 augustus 2009 (€ 657.67).
Tenslotte vordert appellante voor zover vereist inzage in de administratie van Haircules Hairstyling over de periode mei 2006 tot heden alsmede geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Haircules Hairstyling verweer gevoerd met als conclusie:
"bij vonnis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal bevestigen het vonnis van de kantonrechter d.d. 17 maart 2010 tussen partijen gewezen, met veroordeling van appellante [appellante] in de kosten van het hoger beroep."
Vervolgens hebben partijen hun zaak schriftelijk doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft zes grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1. Tegen de door de kantonrechter in r.o. 5. ( a. tot en met f.) van het beroepen vonnis vastgestelde feiten is geen grief gericht, zodat ook in hoger beroep van deze feiten kan worden uitgegaan. Het hof zal deze feiten herhalen aangevuld met enige feiten die tevens als vaststaand hebben te gelden.
1.1. Haircules Hairstyling exploiteert een kapsalon. Eigenaar van Haircules Hairstyling is de heer [de eigerna[de eigenaar] (hierna: [de eigenaar]). [de eigenaar] is veelvuldig in de kapsalon werkzaam.
1.2. [appellante] is op 1 juli 1999 in dienst getreden (bij de rechtsvoorganger van) Haircules Hairstyling. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Kappersbedrijf (hierna: de CAO) van toepassing.
1.3. Haircules Hairstyling betaalt sinds mei 2006 aan [appellante] een toeslag van 5% op het voor [appellante] geldende CAO-salaris.
1.4. Haircules Hairstyling heeft op 22 januari 2009 € 1.298,20 bruto en op 5 augustus 2009 € 657,67 bruto aan [appellante] betaald vanwege te weinig betaald salaris over periode 4 van 2006 tot en met periode 13 van 2008. Haircules Hairstyling had bij de salarisbetaling gedurende deze periode ten onrechte geen rekening gehouden met de ervaringsjaren van [appellante].
1.5. In artikel 5.3. van de CAO met als kopje: "Toeslag bedrijfsleider" staat onder a. bepaald:
"Twintig procent: Een werknemer die voldoet aan de in het Functiehandboek omschreven criteria voor bedrijfsleider, ontvangt een bruto toeslag van 20% op zijn loon."
1.6. In het bij de CAO behorende Functiehandboek voor het Kappersbedrijf (hierna: het Functiehandboek) worden in artikel 2 de referentiefuncties beschreven. De functiebeschrijving begint met die van junior stylist A (1e jaar) en eindigt met die van salonmanager. Na deze opsomming is in genoemd artikel het volgende bepaald:
"Naast deze referentiefuncties is een beschrijving gegeven van de taken van een bedrijfsleider. Er zijn criteria vastgesteld aan de hand waarvan het geven van de feitelijke, algemene leiding kan worden vastgesteld."
1.7. In het Functiehandboek is onder het kopje "Criteria voor bedrijfsleider" het volgende bepaald:
"Onder een bedrijfsleider wordt die werknemer verstaan, die naast de gewone werkzaamheden belast is met de dagelijkse leiding binnen de salon. De dagelijkse leiding is iets anders dan de verantwoordelijkheid over de salon, die hierna bij de referentiefunctie salonmanager beschreven is.
Het bedrijfsleiderschap wordt uitgeoefend naast de normale werkzaamheden, deze taak vormt dus geen aparte functie.
Om in aanmerking te komen voor het bedrijfsleiderschap, moet worden voldaan aan enkele criteria. Dit zijn:
1. Leidinggevende taken:
? Verdeling van het werk in de salon
? Uitvoeren en toezien op naleving van de hygiëne- en milieumaatregelen.
2. Administratieve taken:
? Bestellen van verkoopartikelen en salonartikelen bij leveranciers die bekend zijn. De wijze waarop de artikelen besteld moeten worden is bekend.
? Het opmaken van de kas en zorgen voor de afdracht.
? Eventueel maken van standaardcomputeruitdraaien die voor rapportage worden gebruikt.
3. Andere taken:
? Aanspreekpunt voor klanten, bijvoorbeeld bij klachten of als klanten speciale wensen hebben.
? Zorgen dat de salon op tijd opent en sluit.
NB:
De bedrijfsleider beslist niet over het aannemen, het ontslaan en het beoordelen van personeel. De bedrijfsleider geeft de ondernemer geen advies over salonzaken, vaktechnische zaken (de salonstijl) en commerciële zaken."
1.8. Op de website van Haircules Hairstyling staat bij de foto van [appellante] onder meer vermeld:
"(…) Sinds een paar jaar ben ik naast Topstylist en Extensionsspecialist, ook trainer en salonmanager. (…)"
1.9. [appellante] heeft op verzoek van Haircules Hairstyling op 6 juni 2009 de sleutels van de salon ingeleverd.
1.10. Het dienstverband van [appellante] bij Haircules Hairstyling is op 14 augustus 2010 geëindigd.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. [appellante] heeft betaling gevorderd van het achterstallig salaris over de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 september 2009 van in totaal € 11.818,45 bruto te verminderen met het reeds betaalde bedrag van € 1.955,87 bruto en te vermeerderen met het te weinig betaalde vakantiegeld over de jaren 2006 tot en met 2009 ad € 871,98 bruto, de wettelijke verhoging van 50% over de hiervoor genoemde bedragen en de wettelijk rente over alle hiervoor genoemde bedragen. Voorts heeft [appellante] verstrekking van een deugdelijke salarisspecificatie gevorderd op straffe van een dwangsom alsmede een veroordeling van Haircules Hairstyling tot het met ingang van 1 oktober 2009 betalen van het correcte salaris overeenkomstig de CAO te vermeerderen met de bedrijfsleidertoeslag van 20%.
2.1. Haircules Hairstyling heeft erkend dat zij het aan [appellante] gedurende periode 4 van 2006 tot en met periode 13 van 2008 toekomende salaris niet juist heeft berekend, maar aangevoerd dat zij het te weinig betaalde bedrag inmiddels heeft voldaan. De over dat bedrag door [appellante] gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente is door Haircules Hairstyling betwist. Haircules Hairstyling heeft ook betwist dat [appellante] als bedrijfsleider werkzaam is geweest.
2.2. De kantonrechter heeft overwogen dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij aan alle in het Functiehandboek genoemde criteria voor het bedrijfsleiderschap heeft voldaan. De vordering met betrekking tot te weinig betaald loon omdat Haircules Hairstyling met de ervaringsjaren van [appellante] geen rekening had gehouden, is afgewezen op grond van de overweging dat Haircules Hairstyling het te weinig betaalde salaris inmiddels had betaald en [appellante] op deze vordering in de conclusie van repliek niet was teruggekomen. [appellante] is veroordeeld in de kosten van de procedure.
De behandeling van de grieven
3. [appellante] heeft met de grieven I tot en met IV het geschil omtrent het bedrijfsleiderschap in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof vindt daarin aanleiding deze grieven gezamenlijk te behandelen. Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of [appellante] moet voldoen aan alle criteria zoals deze in het Functiehandboek staan vermeld om als bedrijfsleider te kunnen worden aangemerkt (het standpunt van Haircules Hairstyling) of dat het Functiehandboek aldus moet worden uitgelegd dat daarin globaal staat vermeld welke taken een werknemer kan verrichten en aan welke criteria globaal moet zijn voldaan, wil sprake zijn van een functioneren als bedrijfsleider (het standpunt van [appellante]). Indien komt vast te staan dat een werknemer aan alle in het Functiehandboek genoemde criteria moet voldoen om als bedrijfsleider te kunnen worden aangemerkt, is tussen partijen in geschil of [appellante] daaraan heeft voldaan.
4. Op grond van vaste jurisprudentie zijn voor de uitleg van een CAO in beginsel de bewoordingen gelezen in het licht van de gehele tekst doorslaggevend. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO, voor zover deze niet uit de CAO-bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (HR 24 september 1993, LJN: ZC1072, NJ 1994, 174 en HR 31 mei 2002, LJN: AE2376, NJ 2003, 110). Nu het Functiehandboek onderdeel van de CAO uitmaakt, behoort ook het Functiehandboek met inachtneming van voornoemde criteria te worden uitgelegd.
5. Het hof overweegt dat in artikel 5.3. van de CAO (r.o. 1.5.) waarin het gaat om de toeslag voor een bedrijfsleider, uitdrukkelijk wordt verwezen naar "de in het Functiehandboek omschreven criteria voor bedrijfsleider".
In het Functiehandboek wordt eerst vastgesteld dat een bedrijfsleider belast is met de dagelijkse leiding in de salon. Vervolgens is in artikel 2 (r.o. 1.6.) bepaald dat in het Functiehandboek naast de referentiefuncties een beschrijving wordt gegeven van de taken van een bedrijfsleider en dat criteria zijn vastgesteld aan de hand waarvan het geven van de algemene, dagelijkse leiding kan worden vastgesteld. Daarna is in het Functiehandboek bepaald (r.o. 1.7.) dat aan enkele criteria moet worden voldaan om voor het bedrijfsleiderschap in aanmerking te komen. Op deze volzin wordt direct aangesloten met de woorden: "Dit zijn" waarna een opsomming van een aantal taken wordt gegeven, te weten leidinggevende, administratieve en andere taken. Deze taken worden in het desbetreffende 'kopje' nog weer nader uitgewerkt.
Uit het samenstel en de bewoordingen van de relevante bepalingen in de CAO en het Functiehandboek blijkt derhalve op geen enkele wijze dat een werknemer slechts aan een aantal van de opgesomde takenpakketten of slechts aan één of een beperkt aantal criteria van ieder van de beschreven takenpakketten behoeft te voldoen, om als bedrijfsleider te kunnen worden aangemerkt met dien verstande dat voor het maken van standaardcomputeruitdraaien een uitzondering is gemaakt.
[appellante] heeft bovendien op geen enkele wijze toegelicht wat in dit kader onder de door haar gebezigde aanduiding 'globaal' moet worden verstaan. De door [appellante] voorgestane uitleg van het Functiehandboek kan dus niet worden gevolgd. Het enkele feit dat een werkgever mogelijk niet alle in het Functiehandboek vermelde taken aan een werknemer opdraagt om aldus te voorkomen dat een werknemer als bedrijfsleider moet worden aangemerkt en dienovereenkomstig moet worden betaald, is onvoldoende grond om tot een andere uitleg van de relevante bepalingen in het Functiehandboek te komen.
6. [appellante] heeft vervolgens aangevoerd dat zij in de periode van 1 mei 2006 tot
30 september 2009 heeft voldaan aan alle criteria voor de functie van bedrijfsleider en alle in het Functiehandboek vermelde taken structureel althans in meer of mindere mate heeft verricht. [appellante] heeft daartoe aangevoerd dat zij belast was met de verdeling van het werk binnen de salon en dat zij toezag op de naleving van hygiëne en milieumaatregelen. Dit hield onder meer in dat [appellante] verantwoordelijk was voor de schoonmaak aan het einde van de dag. Zij zorgde tot en met april 2008 structureel voor het afdragen van de kas. Deze taak is haar afgenomen toen zij over haar achterstallig salaris is gaan klagen. [appellante] wijst erop dat na het storten van de kas bij de bank een stortingsbewijs wordt meegegeven. Deze bewijzen maken deel uit van de administratie van Haircules Hairstyling en Haircules Hairstyling dient deze bewijzen ten minste zeven jaar te bewaren. Nu [appellante] niet over de relevante bescheiden beschikt, zoals de bewijzen waaruit blijkt dat zij het kasgeld heeft gestort, verzoekt [appellante] conform art. 162 Rv inzage in de administratie van Haircules Hairstyling. [appellante] heeft verder aangevoerd dat zij de computeruitdraaien voor de rapportages verzorgde, het aanspreekpunt voor de klanten was en voor de opening en sluiting van de zaak zorgde. [appellante] heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar de door haar overgelegde verklaringen, de salarisspecificaties waarin staat vermeld dat zij een bedrijfsleidervergoeding ontvangt en de instructies die zij van Haircules Hairstyling heeft ontvangen. [appellante] heeft voorts verwezen naar hetgeen op de website van Haircules Hairstyling over haar functie stond vermeld. Nu Haircules Hairstyling eenzijdig haar functie heeft gewijzigd, heeft zij ook na het inleveren van haar sleutels recht op de toeslag van bedrijfsleider, aldus [appellante]. Mevrouw [S] heeft haar taken overgenomen op het moment dat [appellante] de sleutels moest inleveren.
7. Haircules Hairstyling heeft de stellingen van [appellante] betwist en daartoe aangevoerd dat [appellante] nimmer als bedrijfsleider heeft gefunctioneerd, nu zij nimmer alle taken heeft verricht die in het Functiehandboek staan vermeld. Het overzicht over leidinggeven waarnaar [appellante] verwijst, is een algemeen verhaal over leidinggeven bij Haircules Hairstyling maar zegt niets over het takenpakket van [appellante]. [appellante] ontving evenals mevrouw [S] een toeslag van 5% in verband met het uitvoeren van een aantal taken zoals het openen en sluiten van de zaak. Deze nevenwerkzaamheden zijn altijd door twee personen gedaan. De door Haircules Hairstyling overgelegde bescheiden in zake de afdracht van de kas dateren ten dele van voor het inleveren van de sleutels door [appellante]. Haircules Hairstyling behoeft deze bescheiden niet 7 jaar te bewaren en de bank beschikt evenmin over bescheiden van een nog eerdere datum. Inzage in de administratie van Haircules Hairstyling levert [appellante] dus geen extra informatie op. De vermelding van de functie op de website van Haircules Hairstyling is in feite van [appellante] afkomstig. Haircules Hairstyling heeft verder nog aangevoerd dat [appellante] ook trainingen gaf en daarvoor een vergoeding ontving. Indien [appellante] als bedrijfsleider werkzaam was geweest, had zij op grond van de CAO voor deze trainingen niet betaald hoeven te worden. Haircules Hairstyling verwijst tevens naar de door haar overgelegde verklaringen.
8. Het hof is van oordeel dat [appellante] gelet op de gemotiveerde betwisting van haar stellingen door Haircules Hairstyling onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de dagelijkse leiding van de salon van Haircules Hairstyling had. Uit de door [appellante] overgelegde verklaringen van klanten van Haircules Hairstyling kan in het geheel niet worden afgeleid dat [appellante] alle taken vervulde die noodzakelijk zijn om als bedrijfsleider te kunnen worden aangemerkt. Het enkele feit dat een aantal klanten van Haircules Hairstyling de indruk had dat [appellante] als bedrijfsleider functioneerde, is een onvoldoende onderbouwing van de stellingen van [appellante]. Het hof neemt bij de beoordeling van het geschil tevens in aanmerking dat vast staat dat [de eigenaar] een substantieel deel van de week in de salon werkzaam is. Niet is gesteld of gebleken dat naast zijn aanwezigheid nog behoefte aan een bedrijfsleider bestond. [appellante] heeft verder niet betwist dat ook in het verleden steeds twee werknemers van Haircules Hairstyling een toelage van 5% ontvingen in verband met de extra taken die zij uitvoerden. Niet betwist is dat ook mevrouw [S] deze toelage sinds mei 2006 ontvangt. Van de juistheid van de stelling van [appellante] dat mevrouw [S] haar taken als bedrijfsleider heeft overgenomen, kan dan ook niet worden uitgegaan. [appellante] heeft ook niet en in elk geval in onvoldoende mate toegelicht waarom in de loop der jaren steeds twee werknemers deze toelage voor nevenwerkzaamheden hebben ontvangen maar zij ([appellante]) toch als bedrijfsleider moet worden aangemerkt. Ook het feit dat [appellante] regelmatig door collega's en/of klanten van Haircules Hairstyling werd geraadpleegd, maakt zonder bijkomende feiten en omstandigheden niet dat zij als bedrijfsleider heeft gefunctioneerd. [appellante] is immers een zeer ervaren kracht en zal daarom regelmatig door een collega en/of een klant worden geraadpleegd. [appellante] heeft evenmin toegelicht waarom zij in mei 2006 heeft ingestemd met een extra vergoeding van 5% hoewel zij in de functie van bedrijfsleider recht zou hebben gehad op een toelage van 20%. Een extra toelage van 5% past immers wel bij een vergoeding voor neven-werkzaamheden, maar kan niet gelden als een toeslag voor de functie van bedrijfsleider. Het enkele feit dat in de salarisspecificaties de vergoeding wordt omschreven als "bedrijfsleider-vergoeding" is van onvoldoende gewicht om daaruit te kunnen afleiden dat [appellante] als bedrijfsleider werkzaam is geweest. Hetgeen [appellante] heeft gesteld over hygiënemaatregelen en bestellingen is gemotiveerd door Haircules Hairstyling weersproken en niet verder door [appellante] onderbouwd.
9. Bij de beoordeling van het geschil moet nog worden betrokken dat op de website van Haircules Hairstyling onder meer stond vermeld dat [appellante] als salonmanager werkzaam was. Ook indien juist zou zijn dat deze omschrijving in feite van [appellante] afkomstig is, neemt dat niet weg dat Haircules Hairstyling verantwoordelijk is voor de inhoud van haar website. Deze vermelding op de website kan, wanneer tevens sprake is van bijkomende relevante feiten en omstandigheden, een onderbouwing van de stellingen van [appellante] opleveren. Deze bijkomende feiten en omstandigheden zijn echter niet, en in elk geval in onvoldoende mate, gesteld of gebleken. Het hof neemt voorts in overweging dat vaststaat dat de op de website vermelde functie van [appellante] van salonmanager in elk geval niet correct is. Aan de vermelding van de functie van [appellante] op de website van Haircules Hairstyling kan dus niet al te veel waarde worden gehecht.
10. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat uit de door [appellante] aangevoerde feiten en omstandigheden, ook wanneer deze tezamen en in onderling verband worden bezien, niet kan worden afgeleid dat zij als bedrijfsleider als omschreven in de CAO bij Haircules Hairstyling werkzaam is geweest. De door [appellante] bij conclusie van repliek en het schriftelijk pleidooi overgelegde verklaringen van respectievelijk [Q] en [R] zijn te vaag om daaruit voldoende onderbouwing van de stellingen van [appellante] te kunnen afleiden.
De grieven I tot en met IV treffen derhalve geen doel.
11. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat ook grief V waarin wordt opgekomen tegen de afwijzing van de vordering ter zake van het na 1 oktober 2009 geldende salaris, faalt.
12. Nu het opmaken en zorgen voor de afdracht van de kas slechts één van de onderdelen van het takenpakket van een bedrijfsleider is en [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij aan alle vereisten heeft voldaan om als bedrijfsleider te kunnen worden aangemerkt, moet haar verzoek ingevolge het bepaalde in artikel 162 Rv tot openlegging van de administratie van Haircules Hairstyling bij gebreke aan belang worden afgewezen.
13. [appellante] is in grief VI in algemene bewoordingen opgekomen tegen de afwijzing van haar vorderingen door de kantonrechter. Gelet op de door [appellante] in haar inleiding in de memorie van grieven gegeven toelichting en het door haar in de memorie van grieven geformuleerde petitum gaat het hof ervan uit dat [appellante] in deze grief ook opkomt tegen de afwijzing van haar vordering ter zake van de wettelijke verhoging ex artikel 7: 625 lid 1 BW en de wettelijke rente over het te laat door Haircules Hairstyling aan haar betaalde salaris.
14. Haircules Hairstyling heeft deze vordering weersproken en daartoe aangevoerd dat zij direct nadat was vastgesteld dat [appellante] over de periode 4 van 2006 tot en met periode 13 van 2008 te weinig salaris had ontvangen, actie heeft ondernomen. Anders dan door [appellante] is gesteld, is dit niet eerst na verschillende verzoeken van [appellante] gebeurd, aldus Haircules Hairstyling.
15. Vast staat dat Haircules Hairstyling het uurloon van [appellante] gedurende de hiervoor genoemde periode verkeerd, te weten te laag, heeft berekend. Nu Haircules Hairstyling gehouden was tijdig het correcte salaris aan [appellante] te voldoen en zij bij niet tijdige betaling in verzuim verkeert, kan de over het te laat betaalde salaris gevorderde wettelijke rente worden toegewezen op de wijze als in het dictum te vermelden.
16. Daarnaast heeft [appellante] aanspraak gemaakt op de wettelijke verhoging ex artikel 7: 625 lid 1 BW. Dienaangaande wordt overwogen dat de in dit artikel geregelde verhoging niet zozeer bedoeld is als een vorm van vergoeding van door de werknemer als een gevolg van de vertraagde uitbetaling geleden schade, maar veeleer als een prikkel voor de werkgever om het loon tijdig uit te betalen. De wettelijke rente is daarentegen wel een vergoeding voor de schade die [appellante] heeft geleden omdat zij het loon niet tijdig heeft ontvangen (HR 5-1-1979, LJN: AB7251, NJ 1979, 207). Er is niet gesteld of gebleken dat Haircules Hairstyling met opzet een te laag uurloon heeft aangehouden, maar dat neemt niet weg dat het wel de taak van Haircules Hairstyling is het salaris van haar medewerkers op correcte wijze overeenkomstig de CAO te berekenen. Het verweer van Haircules Hairstyling levert op zich dus geen grond op voor afwijzing van deze vordering. Het vorenoverwogene neemt echter niet weg dat het op de weg van [appellante] lag om na te gaan of haar salaris op de juiste wijze werd berekend en indien dit niet het geval was, Haircules Hairstyling daarop aan te spreken. [appellante] heeft niet en in elk geval onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij voor het einde van 2008 Haircules Hairstyling op de verkeerde berekening van haar salaris heeft aangesproken, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet het geval is geweest. In de omstandigheden dat Haircules Hairstyling vrijwel direct gevolg heeft gegeven aan de mededeling van [appellante] dat haar salaris niet correct was berekend en [appellante] met toewijzing van de wettelijke rente schadeloos wordt gesteld voor de door haar geleden schade, vindt het hof aanleiding de door [appellante] gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7: 625 lid 1 BW op nihil te stellen.
Grief VI slaagt dus gedeeltelijk.
17. Nu [appellante] haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, komt het hof niet toe aan het geven van een bewijsopdracht. Het door [appellante] gedane bewijsaanbod moet dan ook worden gepasseerd.
De slotsom
18. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd voor zover de door [appellante] gevorderde wettelijke rente over het te laat betaalde salaris is afgewezen.
19. [appellante] zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het geliquideerd salaris van de advocaat van Haircules Hairstyling zal worden gesteld op 2 punten tariefgroep II. Nu [appellante] ook in het geding in eerste aanleg als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, vindt het hof daarin aanleiding de kostenveroordeling in het beroepen vonnis in stand te laten.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in dit vonnis de door [appellante]
gevorderde wettelijke rente over het te laat aan haar betaalde salaris is afgewezen;
en opnieuw rechtdoende:
1. veroordeelt Haircules Hairstyling om aan [appellante] te betalen de wettelijke rente over het te laat betaalde salaris ad € 1.955,87 vanaf de maandelijkse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening, te weten 22 januari 2009 (€ 1.298,20) en 5 augustus 2009 (€ 657,67);
2. bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
3. veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Haircules Hairstyling op € 263,00 aan verschotten en € 1.788,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
4. verklaart dit arrest ten aanzien van het hiervoor onder 1. en 3. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J.M. Rowel-van der Linde en M.C.D. Boon-Niks, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 4 oktober 2011 in bijzijn van de griffier.