GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.090.683
(zaaknummer/rolnummer rechtbank 119643 / KG ZA 11-74)
arrest in kort geding van de eerste civiele kamer van 4 oktober 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen B.V.
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bewaarder Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vastgoed Solide Maatschappij B.V.
en
de stichting
Stichting Belangen Obligatiehouders VSM,
alle gevestigd te Nijmegen,
appellanten,
advocaat: mr. J.A.M.P. Keijser,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hendrick Staete Vastgoed B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Stroeve.
Partijen worden hierna VSM Beleggingen, Bewaarder VSM, VSM, de Stichting en HS Vastgoed genoemd. Appellanten gezamenlijk worden ook VSM c.s. genoemd.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 17 juni 2011 dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo tussen VSM c.s. als gedaagden en HS Vastgoed als eiseres heeft gewezen; van genoemd vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 VMS c.s. hebben bij exploot van 8 juli 2011 HS Vastgoed aangezegd van het genoemde vonnis van 17 juni 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van HS Vastgoed voor dit hof.
2.2 In datzelfde exploot hebben VSM c.s. negen grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Zij hebben aangekondigd te zullen vorderen dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen met bepaling dat de opgeheven beslagen herleven, met veroordeling van HS Vastgoed in de proceskosten in beide instanties.
2.3 De zaak is aangebracht op de rol van 19 juli 2011. Op die rol hebben VSM c.s. geconcludeerd voor eis overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding en hebben VSM c.s. producties in het geding gebracht.
2.4 HS Vastgoed heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden, bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof VSM c.s. niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen althans deze zal afwijzen, met hoofdelijke veroordeling van VSM c.s. in de kosten van deze procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Door VSM Beleggingen en Bewaarder VSM is conservatoir beslag gelegd onder een drietal schuldenaren van HS Vastgoed. VSM heeft conservatoir beslag tot afgifte gelegd op een aantal onroerende zaken van HS Vastgoed te Ooltgensplaat en Breda. In de onderhavige procedure heeft HS Vastgoed, voor zover thans nog van belang, opheffing van deze beslagen gevorderd. Bij het bestreden vonnis zijn deze vorderingen toegewezen. Daartegen richt zich het hoger beroep.
3.2 Het hof stelt voorop dat volgens artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) het beslag (onder meer) dient te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Daartoe moet HS Vastgoed, met inachtneming van de beperkingen van de kort-gedingprocedure, aannemelijk maken dat de door de beslagleggers gepretendeerde vorderingen ondeugdelijk zijn. Het hof dient vervolgens te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd, welke beoordeling niet kan geschieden los van de vereiste afweging van de wederzijdse belangen. Bij deze beoordeling dient in het onderhavige geval onderscheid gemaakt te worden tussen het door VSM gelegde beslag enerzijds en het door VSM Beleggingen en Bewaarder VSM gelegde beslag anderzijds.
3.3 Het door VSM gelegde beslag betreft blijkens het verzoekschrift waarop het verlof tot beslaglegging is gegeven een conservatoir beslag zoals bedoeld in artikel 737 Rv, het zogenoemde paulianabeslag. Dit betekent dat indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het beroep van VSM op pauliana blijkt, dit beslag in beginsel voor opheffing in aanmerking komt. Voor zover VSM zich op onrechtmatig handelen zijdens HS Vastgoed heeft beroepen kan dit onbesproken blijven; waar het door haar gelegde beslag een paulianabeslag betreft, biedt een (uitsluitend) onrechtmatig handelen door HS Vastgoed voor dat beslag immers onvoldoende grond.
3.4 Bij de beoordeling of summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door VSM gedane beroep op pauliana blijkt, neemt het hof tot uitgangspunt dat artikel 3:45 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aan een bepaalde groep van derden, namelijk schuldeisers, ter bescherming van hun verhaalsrecht de bevoegdheid toekent, zich - onder zekere omstandigheden - te beroepen op de vernietigbaarheid van door hun schuldenaar onverplicht verrichte rechtshandelingen, waardoor zij zijn benadeeld. VSM heeft op deze grond de vernietigbaarheid ingeroepen van een aantal transacties tussen VSM Beleggingen (en Bewaarder VSM) enerzijds en HS Vastgoed anderzijds. Tussen partijen staat vast dat VSM ten tijde van de gewraakte transacties bestuurder was van VSM Beleggingen en in die hoedanigheid namens VSM Beleggingen de rechtshandelingen waarvan zij de vernietigbaarheid heeft ingeroepen, is aangegaan. Met HS Vastgoed, is het hof van oordeel dat het niet aangaat dat een schuldeiser die in zijn hoedanigheid van bestuurder van een vennootschap namens deze vennootschap een rechtshandeling verricht zich op de vernietigbaarheid van deze rechtshandeling beroept omdat hij daarmee zichzelf zou hebben benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden. Dit verdraagt zich niet met de ratio van artikel 3:45 BW. Waar artikel 3:45 BW is bedoeld ter bescherming van door een rechtshandeling benadeelde derden en aan de schuldenaar die ten nadele van zijn schuldeisers een rechtshandeling heeft verricht zelf geen bevoegdheid toekent tot vernietiging van die rechtshandeling, geldt dit ook voor een schuldeiser die als bestuurder van de schuldenaar de betrokken rechtshandeling namens de schuldenaar verricht. Een beroep op pauliana is in een dergelijk geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar jegens de bij de rechtshandelingen betrokken derde, in dit geval HS Vastgoed. De vraag of aan de overige vereisten voor een beroep op pauliana is voldaan, kan daarmee onbesproken blijven. Van de ondeugdelijkheid van het door VSM ingeroepen recht is voldoende gebleken.
3.5 Blijkens het verzoekschrift tot beslaglegging is het door VSM Beleggingen en Bewaarder VSM gelegde beslag allereerst gegrond op de tussen partijen gesloten geldleningsovereenkomst. Deze lening is ook blijkens het verzoekschrift tot beslaglegging evenwel nog niet opeisbaar. Voor conservatoire beslaglegging op grond van een niet-opeisbare vordering is slechts onder uitzonderlijke omstandigheden plaats. Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zijn evenwel niet gesteld.
3.6 Dat VSM Beleggingen en Bewaarder VSM een vordering op HS Vastgoed hebben uit hoofde van de cessie van de vorderingen op de oorspronkelijke verkopers van de in geding zijnde percelen, zoals in het verzoekschrift tot beslaglegging gesteld, valt evenmin in te zien. VSM Beleggingen en Bewaarder VSM waren zelf partij bij deze cessie en een beroep op de pauliana komt aan hen dus, naar zij ook zelf hebben erkend, niet toe. Een door VSM ingeroepen vernietiging op grond van pauliana stuit niet alleen af op hetgeen reeds onder 3.4 is overwogen maar zou bovendien alleen werking hebben jegens VSM, en zou VSM Beleggingen en Bewaarder VSM als partij bij deze cessie niet kunnen baten. Het gestelde onrechtmatig handelen van HS Vastgoed jegens VSM Beleggingen en Bewaarder VSM, bestaande in het misbruik maken van frauduleus handelen door het toenmalige bestuur van VSM Beleggingen en Bewaarder VSM, heeft HS Vastgoed met de stellingen dat de transacties gelet op de bedrijfseconomische situatie waarin VSM c.s. zich bevonden verantwoorde en marktconforme transacties waren, reeds in eerste aanleg betwist. Tegenover deze betwisting heeft deze stelling geen voldoende nadere onderbouwing gekregen. Het in het algemeen verwijzen naar de dagvaarding in de bodemprocedure is onvoldoende concreet. VSM Beleggingen en Bewaarder VSM hebben bij memorie van grieven ook nog vorderingen ter zake van een pand in Breda en rentevorderingen over 2010 ter sprake gebracht maar die vorderingen zijn niet aan de beslaglegging ten grondslag gelegd en kunnen daarom onbesproken blijven. Ook van de ondeugdelijkheid van de door VSM Beleggingen en Bewaarder VSM ingeroepen rechten is daarmee voldoende gebleken.
3.7 Gelet op het voorgaande zijn de door VSM c.s. gelegde beslagen terecht opgeheven tenzij een afweging van de belangen van partijen nog tot een ander oordeel zou leiden. Dat is evenwel niet het geval. VSM c.s. en HS Vastgoed zijn alle commerciële partijen, actief in of betrokken bij beleggingen in onroerend goed en/of projectontwikkeling. Het hof vermag niet in te zien waarom het belang van VSM c.s. bij het behoud of de herleving van de beslagen zwaarder dient te wegen dan het evidente belang van HS Vastgoed om vrij over haar vermogensbestanddelen te kunnen beschikken. Dit geldt temeer nu blijkens de eigen stellingen van VSM c.s. een aanzienlijk deel van de onroerende zaken en appartementsrechten waarop het verzoek tot beslaglegging zich richtte inmiddels is overgedragen of hypothecair is (over)belast; herleving van het beslag kan daaraan niets meer veranderen. Dat HS Vastgoed overigens geen verhaal biedt, is niet aannemelijk geworden.
3.8 De slotsom is dat het hoger beroep faalt. De grieven behoeven voor het overige geen bespreking meer. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en VSM c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk, de kosten van het hoger beroep dienen te dragen.
Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 17 juni 2011;
veroordeelt VSM c.s. hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van HS Vastgoed begroot op € 4.580,00 voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en op € 649,00 voor griffierecht;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, H.L. Wattel en F.J.P. Lock en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2011.