ECLI:NL:GHARN:2011:BT6442

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002963-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens verkrachting met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld voor verkrachting van zijn schoonmoeder, gepleegd op 19 juni 2010. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 24 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en reclasseringstoezicht. De zaak kwam voor het hof na een eerdere veroordeling door de rechtbank, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden was geëist door de advocaat-generaal. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van EUR 2.500,00 heeft geëist voor immateriële schade, welke vordering is toegewezen. De verdachte heeft de benadeelde partij gedwongen tot seksuele handelingen door geweld en bedreiging, wat heeft geleid tot ernstige psychische gevolgen voor het slachtoffer. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de rapportages van deskundigen die een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een afhankelijkheid van alcohol en cannabis vaststelden. Het hof heeft de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opgelegd om de verdachte de kans te geven tot behandeling en rehabilitatie. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de verdachte is in zijn strafbaarheid erkend.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002963-10
Uitspraak d.d.: 30 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 september 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek JusTact van Tactus Verslavingszorg. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.B.W.G. Beutener, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juni 2010 in de gemeente [gemeente] door geweld of andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of op het bed of de bank heeft gegooid en/of haar kleding heeft uitgetrokken en/of zijn hand op haar mond heeft gelegd en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juni 2010 in de gemeente [gemeente], door geweld of andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van en/of voelen aan en/of strelen over de vagina van die [slachtoffer] en/of het vastpakken van de borsten van die [slachtoffer] en/of het bijten in en/of zuigen aan een tepel en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden uit dat verdachte die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of op het bed of de bank heeft gegooid en/of haar kleding heeft uitgetrokken en/of zijn hand op haar mond heeft gelegd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 19 juni 2010 in de gemeente [gemeente] door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde, en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer] heeft vastgepakt, op een matras heeft gegooid en haar kleding heeft uitgetrokken en zijn hand op haar mond heeft gelegd en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn schoonmoeder, [slachtoffer]. Toen verdachte 's avonds laat van een verjaardag thuis kwam en zijn schoonmoeder aantrof die op de kleinkinderen paste, heeft hij zijn schoonmoeder gedwongen om seks met hem te hebben. Door aldus te handelen heeft verdachte op vernederende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster.
Het valt verdachte ernstig kwalijk te nemen dat hij zijn eigen lustgevoelens heeft laten prevaleren boven de belangen van aangeefster.
Een dergelijke gebeurtenis wordt in het algemeen door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren en brengt nadelige psychische gevolgen met zich mee. Dat dit ook voor aangeefster geldt blijkt uit haar ter zitting van het hof als getuige afgelegde verklaring en ook uit haar - door de voorzitter ter zitting voorgehouden - schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 3 november 2010. Hieruit is onder meer gebleken dat aangeefster last heeft van spanningen, vaak nachtmerries heeft en somber is geworden. Tevens blijkt van veel verdriet en boosheid bij aangeefster over hetgeen verdachte haar heeft aangedaan.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 april 2011 - eerder is veroordeeld. Deze veroordelingen betroffen geen zedendelicten.
Het hof heeft verder gelet op de inhoud van de over de persoon van verdachte opgemaakte rapportages, waaronder de Pro Justitia Rapportages. Uit het rapport van dr. J.J. van Egmond, (psychiater) van 3 september 2010 blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens welke in diagnostische zin te omschrijven is als afhankelijkheid van alcohol en cannabis. Tevens heeft de psychiater een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld.
Deze conclusies worden gedeeld door de psycholoog drs. M. van Heteren. Uit het door haar opgemaakte rapport, d.d. 10 november 2010 blijk dat ook zij van mening is dat er bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Beide rapporteurs achten verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar en men adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een ambulante behandeling bij Tactus. Het hof neemt het oordeel van beide rapporteurs dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt over.
Het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt - gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, die indicatief zijn voor de straffen die het hof in soortgelijke zaken pleegt op te leggen - in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Met een andere, lichtere, strafmodaliteit wordt in beginsel onvoldoende recht gedaan aan de ernst van het bewezen verklaarde feit.
Het hof houdt echter rekening met de hiervoor genoemde rapportages waarin een behandeladvies wordt gegeven. Om deze behandeling van verdachte mogelijk te maken en deze op niet al te lange termijn te kunnen laten aanvangen zal het hof een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Zwolle en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek JusTact van Tactus Verslavingszorg, of een andere soortgelijke instelling.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer] terzake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van EUR 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 30 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.