ECLI:NL:GHARN:2011:BT2916

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003223-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de invoer van een paard zonder gezondheidscertificaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Almelo, waarbij de verdachte is beschuldigd van het opzettelijk in Nederland brengen van een paard zonder het vereiste gezondheidscertificaat. De feiten dateren van 7 februari 2008, toen de verdachte tijdens een verkeerscontrole op de parkeerplaats bij de grensovergang met Duitsland werd aangehouden. De controle werd uitgevoerd door bevoegde Nederlandse autoriteiten, waarbij de verdachte geen gezondheidscertificaat voor het paard kon tonen. Het hof oordeelt dat de betrokkenheid van Duitse instanties bij de controle geen invloed heeft gehad op de rechtmatigheid van de Nederlandse controle, aangezien deze op Nederlands grondgebied plaatsvond. Het hof verwerpt het verweer van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van de vereiste documenten, en stelt vast dat het opzet niet hoeft te zijn gericht op de overtreden norm. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en komt tot de conclusie dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van een overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, die voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Het hof benadrukt dat de straf in overeenstemming is met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003223-09
Uitspraak d.d.: 17 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Almelo van 13 augustus 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op 22 februari 1946,
wonende te [postcode en plaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 oktober 2010 en 3 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr R.F. Speijdel, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 februari 2008, in de gemeente [plaats], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoefdier (een paard) in Nederland heeft gebracht, welke was verzonden vanuit een lid-staat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lid-staat in Nederland werd gebracht (zonder gezondheidscertificaat).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Op 7 februari 2008 werd op de parkeerplaats [naam] gelegen aan de A1 bij de grensovergang met Duitsland een verkeerscontrole gehouden. In het kader van deze controle werd al het verkeer komende vanuit Duitsland vanaf de snelweg langs die parkeerplaats geleid. Om die controle mogelijk te maken, werden aan het verkeer op Duits grondgebied al aanwijzingen gegeven. Bij deze actie werden de bestelbus waarin verdachte op dat moment (mee)reed en de paardentrailer die door de bestelbus werd getrokken, gecontroleerd. Verdachte, de eigenaar van het paard, kon voor dat paard geen gezondheidscertificaat tonen. De controle -in Nederland- is uitgevoerd door daartoe en daar bevoegde controle- en opsporingsambtenaren.
De verdediging heeft -kort gezegd- aan de orde gesteld de vraag of de samenwerking met de Duitse instanties, die het mogelijk maakte om -zoals is gebeurd- in Duitsland het verkeer om te leiden over genoemde parkeerplaats, juridisch secuur en naar behoren was geregeld. In het licht van het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2010, NJ 2011/169, LJN BL5629, heeft te gelden dat dergelijke vragen zonder veel belang zijn, nog daargelaten de omstandigheid dat in Duitsland geen controle- of onderzoekshandelingen zijn verricht. In het licht van dat geringe belang en omdat de eigenlijke controle op Nederlands grondgebied plaatsvond, is het naar het oordeel van het hof geen manco dat de betrokkenheid van Duitse instanties bij deze controle pas in het tweede aanvullende proces-verbaal is vermeld; de kwestie had voor die controle zelf immers geen belang. Het punt raakt de betrouwbaarheid van de processen- verbaal van de verbalisanten [naam] en [naam] niet en evenmin die van de getuigenverklaring die zij hebben afgelegd in eerste aanleg. Het is niet aannemelijk dat enig door de artikelen 6 of 8 EVRM gegarandeerde rechten (waarop in hoger beroep overigens geen of in elk geval niet expliciet een beroep is gedaan) is geschonden.
De stelling is dat verdachte het paard in kwestie "in Nederland heeft gebracht" doordat hij in het kader van die controle naar die parkeerplaats en daarmee naar Nederlands grondgebied werd geleid. Voor de bewezenverklaring is dat niet van belang, voor de overige door het hof te beantwoorden vragen evenmin. Wat het laatste betreft; verdachte was van plan om het paard naar Nederland brengen en zonder controle zou hij daar, zij het op een andere plek, met dat paard en zeer kort nadat hij de aanwijzing kreeg om naar de parkeerplaats te gaan, anders toch zijn gearriveerd. Dat die controle door de gang van zaken zoals die was ertoe leidde dat verdachte met het paard rijdende naar of rijdende op die parkeerplaats in Nederland aankwam, doet niet ter zake. Een dergelijke controle behoort tot hetgeen een verkeersdeelnemer kan verwachten. Niet gezegd kan worden dat die controle bepalend is geweest voor de keuze van verdachte om dat paard de grens over te brengen. Aan het verweer zal hier (in het kader van de bewezenverklaring) noch verderop, als het gaat om de strafbaarheid van feit of dader, enig gevolg worden verbonden.
Het verweer is (ook) dat verdachte niet wist dat het paard vergezeld moest gaan van een gezondheidscertificaat. Dat zou in de weg staan aan een bewezenverklaring van het opzettelijke karakter van het feit. Dat standpunt wordt verworpen. Het opzet behoeft -wil in een geval als dit bewezenverklaring kunnen volgen- volgens vaste rechtspraak niet betrokken te zijn op de overtreden norm.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 7 februari 2008, in de gemeente [plaats], opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander, een hoefdier (een paard) in Nederland heeft gebracht, welke was verzonden vanuit een lid-staat en via het grondgebied van een lid-staat in Nederland werd gebracht (zonder gezondheidscertificaat).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging, een geldboete van na te melden hoogte, is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De geldboete zal voorwaardelijk worden opgelegd teneinde tegen te gaan dat verdachte in de toekomst opnieuw dergelijke feiten pleegt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 104 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 2.1, 2.22 en 5.7 van de Regeling handel levende dieren en levende produkten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter,
mr B.W.M. Hendriks en mr J.H.M. Zwinkels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 17 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr J.H.M. Zwinkels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.