ECLI:NL:GHARN:2011:BT2886

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001686-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep en vereisten voor volmacht bij instellen van hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen, gewezen op 16 april 2010. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet ontvankelijk was in het hoger beroep. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de schriftelijke volmacht van de raadsman niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De raadsman had een faxbericht gestuurd waarin hij aangaf dat de verdachte in hoger beroep wenste te gaan, maar het bericht bevatte niet de noodzakelijke instemming van de verdachte met het in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep, noch het adres voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding. Hierdoor was niet voldaan aan de eisen die de wet en de Hoge Raad stellen aan het instellen van hoger beroep. Het hof concludeerde dat het rechtsmiddel op onjuiste wijze was aangewend, wat leidde tot de beslissing om de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee raadsheren, en de griffiers waren ook aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001686-10
Uitspraak d.d.: 17 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen van 16 april 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte].,
gevestigd te [geboorteplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 oktober 2010 en 3 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
In de onderhavige zaak heeft verdachte haar raadsman bepaaldelijk gevolmachtigd namens haar hoger beroep in te stellen. De raadsman van verdachte heeft vervolgens -middels een faxbericht- een schriftelijke volmacht gegeven aan (een medewerker van) de griffie van de rechtbank. Het betreffende faxbericht van de raadsman luidt als volgt:
‘Hierbij bericht ik u namens [verdachte]., gevestigd te [plaats], [adres en postcode] dat cliënte in hoger beroep wenst te gaan tegen het in bovengenoemde zaak gewezen verstekvonnis d.d. 16 april 2010. Cliënte alsmede haar vennoten hebben mij bepaaldelijk gevolmachtigd tot het instellen van appel.’
Het hof overweegt in dit kader dat op grond van artikel 449 van het Wetboek van Strafvordering hoger beroep kan worden ingesteld door een verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven. Dit instellen kan -blijkens de artikelen 449 en 450 Wetboek van Strafvordering- geschieden door degene die het rechtsmiddel aanwendt of door tussenkomst van:
a) een advocaat, indien deze verklaart daartoe door verdachte bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, of;
b) iemand die bij een door verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht daartoe schriftelijk gevolmachtigd is.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2009, LJN BJ 7810 volgt voorts dat de schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen moet inhouden:
1. de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Wetboek van Strafvordering);
2. de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Wetboek van Strafvordering);
3. het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat het faxbericht van de raadsman van verdachte niet inhoudt dat verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep en eveneens niet inhoudt het adres dat door verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding, is niet voldaan aan de door de wet en de Hoge Raad gestelde vereisten.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het rechtsmiddel op onjuiste wijze is aangewend en dat verdachte niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter,
mr B.W.M. Hendriks en mr J.H.M. Zwinkels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof en mr A.S. Poelman, griffiers,
en op 17 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr J.H.M. Zwinkels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.