Arrest d.d. 20 september 2011
Zaaknummer 200.050.433/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[B.V. X] ,
gevestigd te [plaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [B.V. X],
advocaat: mr. J.M. Pol, kantoorhoudende te Assen,
[Stichting Derdengelden],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. W.A. van Overbeek de Meyer, kantoorhoudende te Deventer.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 20 augustus 2009 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 17 november 2009 is door [B.V. X] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van de Stichting tegen de zitting van 8 december 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"Bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis d.d. 20 augustus 2009 van de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Deventer, vernietigt, en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [B.V. X] alsnog toewijst en Overbeek in beide instanties te veroordelen in de kosten van de procedure"
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[B.V. X] heeft drie grieven opgeworpen.
1. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1. een aantal feiten vastgesteld. Tegen die feiten zijn geen grieven gericht en ook anderszins zijn daartegen geen bezwaren gebleken, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Samen met hetgeen verder als gesteld en niet dan wel onvoldoende weersproken is komen vast te staan, gaat het daarbij om het volgende.
2. [B.V. X] is de rechtsopvolger van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B.V. Y] (hierna: [B.V. Y]).
3. Op 2 november 2005 is Vis-Vast Beheer Maatschappij B.V. (hierna: Vis-Vast) veroordeeld aan White Hill Franchise B.V., h.o.d.n. RE/MAX Nederland (hierna: RE/MAX) te betalen een bedrag in hoofdsom € 10.101,60, vermeerderd met rente en kosten.
4. RE/MAX heeft, bij monde van haar advocaat mr. Van Overbeek de Meyer, in een brief van 7 november 2005 [B.V. Y] verzocht het vonnis tegen Vis-Vast aan deze te betekenen en voor incassering van het verschuldigde bedrag zorg te dragen. In dat verband zijn diverse executoriale derdenbeslagen ten laste van Vis-Vast gelegd.
5. [B.V. X] heeft in de loop van 2007 ten behoeve van Vis-Vast gelden geïncasseerd van een schuldenaar van Vis-Vast. Na aftrek van de incasso-kosten diende [B.V. X] aan Vis-Vast als executie-opbrengst een bedrag van € 2.808,90 te betalen.
[B.V. X] heeft dit bedrag op of omstreeks 6 december 2007 per abuis overgemaakt aan de Stichting.
6. RE/MAX heeft op 11 december 2007 ten laste van Vis-Vast executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de Stichting.
7. Op 18 december 2007 heeft [B.V. X] de Stichting aangemaand het onder rechtsoverweging 5 vermelde bedrag uiterlijk op 21 december 2007 aan haar terug te betalen.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
8. [B.V. X] stelt dat de Stichting het per abuis aan haar betaalde bedrag van € 2.808,90 dient terug te betalen. Volgens de Stichting staat het haar niet vrij [B.V. X] terug te betalen vanwege het onder haar gelegde derdenbeslag. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat geen relevant verschil kan worden aanvaard tussen de situatie waarin het onverschuldigd ontvangen bedrag rechtstreeks op de bankrekening van Vis-Vast zou zijn overgeschreven en die waarin het bedrag eerst zou zijn betaald aan [B.V. X] als de incassogemachtigde van Vis-Vast. De Stichting diende het bedrag na beslaglegging aan RE/MAX af te dragen.
9. De eerste grief strekt ertoe dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de Stichting gehouden was na beslaglegging het van [B.V. X] ontvangen bedrag aan Vis-Vast af te dragen. In de tweede grief richt [B.V. X] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de Stichting door afdracht van het bedrag aan RE/MAX de schuld van Vis-Vast heeft gedelgd en dat daarmee de 'ongedaanmakings-verbintenis' van de Stichting teniet is gegaan. De derde grief heeft de algemene strekking dat de vordering van [B.V. X] ten onrechte is afgewezen en dat [B.V. X] in de proceskosten is veroordeeld. Deze grief mist naast de twee eerste grieven zelfstandige betekenis. De grieven lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
10. Partijen verschillen niet van mening over de feiten, maar over de juridische duiding en consequenties daarvan. Het hof oordeelt dienaangaande het volgende.
11. Doordat [B.V. X] het bedrag van € 2.808,90 per abuis aan de Stichting overmaakte, derhalve zonder rechtsgrond, ontstond een vordering van dezelfde omvang uit onverschuldigde betaling van [B.V. X] op de Stichting. Daarnaast had Vis-Vast een vordering op [B.V. X] tot afdracht van de netto-executieopbrengst te weten een bedrag van € 2.808,90. Hoewel die vorderingen verband houden doordat de vordering van [B.V. X] op de Stichting is ontstaan omdat [B.V. X] de betaling die zij aan Vis-Vast had moeten en willen doen per abuis aan de Stichting heeft voldaan, gaat het hier om twee te onderscheiden vorderingen. Het bestaan van de ene vordering is niet afhankelijk van dat van de ander.
12. De door [B.V. X] gedane betaling betreft niet een bepaald goed (de term 'bezitter' lijkt dat te suggereren) dat eigenlijk bij Vis-Vast terecht had moeten komen maar per ongeluk bij de Stichting terechtkwam.
13. Het onder de Stichting gelegde beslag op het vorderingrecht van [B.V. X] kan daarom geen doel treffen. Het beslag dient immers tot verhaal van de vordering van RE/MAX op Visafslag. Het beslagobject is echter een vorderingsrecht van [B.V. X] op de Stichting. De enkele omstandigheid dat [B.V. X] daarbij handelde tot herstel van een vergissing die zij als belangbehartiger van Vis-Vast had gemaakt, maakt dit niet anders. De vordering van [B.V. X] op de Stichting behoort tot het vermogen van [B.V. X] en de vordering van Vis-Vast op [B.V. X] behoort tot het vermogen van Vis-Vast. Alleen die laatste vordering kon RE/MAX beslaan tot verhaal van haar vordering op Vis-Vast.
14. Art. 19 Gerechtsdeurwaarderswet waarnaar partijen verwijzen, speelt hierbij geen rol. Het gaat hier niet om een kwaliteitsrekening in de zin van art. 19 Gerechtsdeurwaarderswet maar om een bankrekening van de Stichting Derdengelden van een advocatenkantoor.
15. Het vorenstaande wordt niet anders doordat de Stichting ten onrechte heeft verklaard dat zij een schuld had aan Vis-Vast en dat zij € 2.808,90 heeft betaald aan RE/MAX. Dit alles laat de vordering uit onverschuldigde betaling die [B.V. X] op de Stichting heeft onverlet. Die vordering is dan ook toewijsbaar.
De eerste grief slaagt.
16. Het antwoord op de vraag of door de betaling van de Stichting aan RE/MAX de vordering van Vis-Vast (ten dele) is voldaan, is evenmin van belang voor de beoordeling van de vordering van [B.V. X] op de Stichting. Bij de tweede grief mist [B.V. X] derhalve belang.
17. De derde grief slaagt in zoverre dat, nu de vordering van [B.V. X] als nog in haar geheel toewijsbaar is, de Stichting als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld dient te worden in de kosten van procedure in eerste aanleg.
18. In eerste aanleg heeft [B.V. X] reeds gesteld dat de Stichting sinds 21 december 2007 in verzuim is en dat zij vanaf die datum wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.808,90 verschuldigd is. Die rente berekent [B.V. X] tot en met de dag van dagvaarding in eerste aanleg (19 december 2008) op een bedrag van € 163,49.
19. Nu de eerste grief slaagt, dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd. Het hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [B.V. X] toewijzen met veroordeling van de Stichting in de kosten van de procedure in beide instanties (eerste aanleg: 2 punten, tarief I; hoger beroep: 1 punt tarief 1).
vernietigd het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende veroordeelt de Stichting:
aan [B.V. X] te voldoen een bedrag van € 2.972,39 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.808,90 vanaf 19 december 2008;
in de kosten van de procedure in eerste aanleg voor zover gevallen aan de zijde van [B.V. X], welke worden begroot op € 275,30 voor verschotten en € 768-, voor geliquideerd salaris van de advocaat;
in de kosten van de procedure in hoger beroep voor zover gevallen aan de zijde van [B.V. X], welke worden begroot op € 334,25 voor verschotten en € 632-, voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Groefsema, voorzitter, Van Rijssen en Tubben op 20 september 2011 ter openbare zitting uitgesproken door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier.