ECLI:NL:GHARN:2011:BT1992

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003016-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. J. Dolfing
  • mr. J. Hielkema
  • mr. T.H. Bosma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling van twee personen met schending van de lichamelijke integriteit en oplegging van een geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van twee personen, waarbij de lichamelijke integriteit van de aangevers is geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 mei 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft vastgepakt en tegen hun lichamen heeft geduwd, wat heeft geleid tot pijn en letsel bij de slachtoffers. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meermalen gepleegde mishandeling, wat door het hof wettig bewezen is verklaard. De verdachte heeft eerder veroordelingen op zijn naam staan, maar niet voor soortgelijke feiten. Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat het incident geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat de situatie mede door de opstelling van de aangevers is geëscaleerd. Gelet op deze factoren heeft het hof besloten om de straf te matigen en heeft het een geldboete van € 300,- opgelegd, subsidiair zes dagen vervangende hechtenis. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 100,- aan elk van de benadeelde partijen voor immateriële schade. Het hof heeft de vorderingen voor het overige afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor rechtstreekse schade. De beslissing van het hof is genomen in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003016-08
Uitspraak d.d.: 14 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 december 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1955],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 juni 2010 en 31 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 300,-, subsidiair zes dagen vervangende hechtenis, en voorts tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen tot een bedrag van (elk) € 250,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte ter terechtzitting van
18 juni 2010 naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]), (met kracht) bij de arm(en) heeft vastgepakt en/of (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd en/of (met kracht) aan het lichaam/de arm heeft getrokken (waarbij voornoemde [benadeelde 1] tegen een werkbank/werktafel werd geduwd/getrokken) en/of (met kracht) bij de nek/keel heeft vastgepakt/vastgegrepen en/of (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd (waarbij voornoemde [benadeelde 2] tegen een (schuif)deur werd gegooid/geduwd), waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 mei 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] met kracht bij de arm heeft vastgepakt en tegen het lichaam heeft geduwd, waarbij voornoemde [benadeelde 1] tegen een werktafel werd geduwd, en [benadeelde 2] met kracht bij de nek heeft vastgepakt, waarbij voornoemde [benadeelde 2] tegen een schuifdeur werd geduwd, waardoor deze pijn hebben ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een tweetal personen. Uit de aangiftes leidt het hof af dat de zoon van één van beide aangevers geld tegoed had van verdachte wegens voor hem, verdachte, verrichte werkzaamheden. Verdachte zou zijn verplichtingen op dit punt niet nakomen. Toen aangevers zich naar het eethuisje van verdachte begaven om dat geld op te halen, nam verdachte hen mee naar de keuken achter de restaurantruimte, ontstak in drift en heeft de hiervoor bewezen verklaarde geweldshandelingen verricht. Uit de stukken komt naar voren dat aangevers geschrokken zijn van het optreden van verdachte en als gevolg daarvan gedurende enige tijd pijnklachten hebben gehad.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2011. Daaruit blijkt dat er weliswaar sprake is geweest van
eerdere veroordelingen, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Vaststaat dat verdachte de lichamelijke integriteit van aangevers heeft geschonden. Het hof acht echter niet onaannemelijk dat de onaangekondigde komst en de opstelling van aangevers de situatie in zekere mate mede hebben doen escaleren. Voorts houdt het hof er rekening mee dat het thans ter beoordeling staande feit - hoewel er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn - reeds geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een geldboete van na te melden hoogte.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. In de omstandigheden van het geval ziet het hof evenwel aanleiding tot matiging van het toe te wijzen bedrag tot het bedrag van € 100,-.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken van rechtstreekse schade. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden,zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. In de omstandigheden van het geval ziet het hof evenwel aanleiding tot matiging van het toe te wijzen bedrag tot het bedrag van € 100,-.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken van rechtstreekse schade. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden,zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 100,00 (honderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 100,00 (honderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 100,00 (honderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 100,00 (honderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 14 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.