ECLI:NL:GHARN:2011:BR6529

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000722-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het handelen in cocaïne met gevangenisstraf en verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen in cocaïne in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2010. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder op 22 maart 2011 een vonnis uitgesproken, waartegen de verdachte hoger beroep had ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 18 augustus 2011, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 37 maanden had gevorderd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd, wat in strijd is met de Opiumwet. De verdachte is strafbaar bevonden, aangezien er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. Het hof heeft ook de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een personenauto en geldbedragen, verbeurd verklaard, omdat deze zijn verkregen door middel van het bewezen verklaarde delict. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar wel voor vermogensdelicten.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het delict, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het hof heeft geoordeeld dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, om de verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke strafbare feiten in de toekomst. De beslissing van het hof is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken, waarbij mr. Melssen niet in staat was het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000722-11
Uitspraak d.d.: 1 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 maart 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, gevangenis Bankenbosch BB te Veenhuizen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 aan hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 37 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede strekkende tot verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen conform de beslissing van de rechtbank met betrekking tot die voorwerpen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. G.N. Weski, is aangevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep van de verdachte is gericht tegen de vrijspraak van het onder
2 aan hem ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, voor zover dat onderworpen is aan hoger beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, voor zover hier van belang, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2010 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat de verdachte het onder 1 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2010 in de gemeente [gemeente] meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2010 schuldig gemaakt aan het handelen in cocaïne. De verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. De strafwaardigheid hiervan is gelegen in de ernstige bedreiging die het gebruik van cocaïne voor de volksgezondheid vormt en in de met het gebruik van cocaïne gepaard gaande criminaliteit. Het hof neemt in aanmerking de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken. Die oriëntatiepunten gaan voor misdrijven als waarvan hier sprake is uit van oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voor de duur van twaalf maanden, in geval van handel gedurende een periode van zes tot twaalf maanden.
Evenals de rechtbank zal het hof er in de strafoplegging rekening mee houden dat de verdachte niet onafgebroken heeft gehandeld in cocaïne in de bewezen verklaarde periode en dat hij zijn handel enkele keren heeft onderbroken in en/of omstreeks de periodes gedurende welke hij niet in Nederland verbleef.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 augustus 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Wel is hij twee keer onherroepelijk veroordeeld ter zake van het plegen van een vermogensdelict.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting zijn gebleken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en uit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten, alsmede gelet op de hiervoor genoemde landelijke oriëntatiepunten, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere, lichtere strafmodaliteit dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur. Het hof zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf, te weten tien maanden, voorwaardelijk opleggen, mede om de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten.
Overtuigende argumenten voor een andere strafmodaliteit zijn aangevoerd noch gebleken.
In beslag genomen voorwerpen
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen behoren aan de veroordeelde toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze geldbedragen geheel of grotendeels door middel van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde delict zijn verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde delict is blijkens het onderzoek ter terechtzitting begaan of voorbereid met behulp van de overige hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte gebruikte personenauto en de daarin aangetroffen bankbiljetten aan de verdachte toebehoren, gelet op het frequente gebruik dat de verdachte blijkens het onderzoek ter terechtzitting van die auto heeft gemaakt.
De tenaamstelling van die auto op naam van de broer van de verdachte moet in dit licht worden aangemerkt als een schijnconstructie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst van 25 mei 2011 onder 1, 3, 5, 10, 13, 14, 17, 18, 27, 34, 35, 36, 43 en 44 vermelde voorwerpen, te weten:
- een Mercedes-Benz S320 Cdi 2002 personenauto met kenteken [kenteken];
- een sleutel met lampje, behorend bij de hierboven genoemde personenauto;
- een Nokia mobiele telefoontoestel, kleur zwart/grijs;
- een Nokia mobiele telefoon, kleur zwart;
- een Samsung mobiele telefoon, kleur zwart;
- een Nokia mobiele telefoon, kleur grijs;
- een sim-kaart, lyca mobile;
- een Mercedes sleutel;
- een sim-kaart KPN:
- een geldbedrag van € 6.000,- in enveloppe;
- een geldbedrag van 1.600 dirham in enveloppe;
- een Mercedes sleutel;
- een Sony Erickson mobiele telefoon;
- een Nokia mobiele telefoon, meerkleurig.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 1 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Melssen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.