Beschikking d.d. 12 juli 2011
HV 200.081.144/01
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM,
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
advocaat: mr. J.M.E. Hamming, kantoorhoudende te Drachten,
de stichting
Stichting Inschrijving Op Naam,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna te noemen: ION,
advocaat: mr. L.A.P. Arends, kantoorhoudende te Nijmegen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van 27 oktober 2010 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift van 26 januari 2011 is door [verzoekster] hoger beroep ingesteld van genoemde beschikking.
De conclusie van het verzoekschrift in hoger beroep luidt:
"om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De beschikking d.d. 27 oktober 2010 onder zaak/rekestnummer 70816/ KG RK 08-567 door de rechtbank Assen gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de verzoeken van appellante in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, met veroordeling van de Stichting Inschrijving Op Naam in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep en met veroordeling van de Stichting Inschrijving Op Naam tot terugbetaling van de proceskosten in eerste aanleg, aan appellante, voor zover deze reeds betaald zijn."
Bij verweerschrift is door ION verweer gevoerd met als conclusie:
"het beroep van [verzoekster] ongegrond te verklaren en de beschikking van de rechtbank Assen d.d. 27 oktober 2010 in stand te laten en te bekrachtigen.
Gelet op de kosten die ION, als gevolg van het volstrekt ten onrechte (want zonder enig belang en bovendien onvoldoende gemotiveerd) door [verzoekster] ingestelde beroep, voor het verweer in deze beroepsprocedure nodeloos heeft moeten maken, acht ION een volledige en reële vergoeding van alle kosten die ION voor deze beroepsprocedure heeft moeten maken. ION zal deze kosten dan overmaken naar een goed doel. Deze kosten bedragen tot heden € 12.950,46 en dienen te worden vermeerderd met de eventuele kosten die in het verloop van deze procedure nog dienen te worden gemaakt."
De grieven
[verzoekster] heeft in het appel vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
Het geschil
1. In overleg met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), Zorgverzekeraars Nederland en het Ministerie van VWS is ION in 2006 opgericht in verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Zorgverzekeringswet op 1 januari van dat jaar. Met die wet is een nieuw financieringssysteem ingevoerd dat huisartsen recht geeft op door hen bij de zorgverzekeraars te declareren vaste vergoedingen voor de bij hen ingeschreven patiënten. Om te kunnen verzekeren dat vergoedingen door de zorgverzekeraars aan de juiste huisarts worden uitbetaald, werd het nodig geacht om één centrale patiëntenorganisatie op te zetten waaruit blijkt bij welke huisarts elke afzonderlijke patiënt staat ingeschreven. ION is belast met het beheer en de instandhouding van deze registratie. In de desbetreffende database, die uitsluitend wordt gevoed door opgaven van de huisartsen, is van elke opgegeven patiënt vermeld de naam, de geboortedatum en het burgerservicenummer (BSN). Deze gegevens zijn steeds gekoppeld aan de naam van één huisarts (alles tezamen de persoonsgegevens te noemen). Ook bevat het systeem namen van huisartsen bij wie patiënten in het verleden ingeschreven zijn geweest (de historische gegevens). De geregistreerde gegevens zijn zowel door zorgverzekeraars als door huisartsen te raadplegen. Indien een patiënt zich bij een nieuwe huisarts inschrijft, zal (indien van toepassing) de vorige alsmede de nieuwe huisarts daarvan een melding van inschrijving krijgen nadat de nieuwe huisarts de patiënt bij ION heeft aangemeld. Op die manier worden dubbele inschrijvingen tegengegaan.
2. [verzoekster] is door haar huisarts bij ION aangemeld en in de database opgenomen geweest. Op haar verzoek heeft ION haar persoonlijke en historische gegevens op 1 oktober 2008 verwijderd. Sindsdien controleert ION overeenkomstig een aan [verzoekster] gedane toezegging elk kwartaal handmatig of [verzoekster] nadien niet opnieuw is aangemeld en in de database is opgenomen. Dergelijke hernieuwde aanmeldingen kunnen plaatsvinden door de huidige huisarts of, na een overstap, door een nieuwe huisarts.
3. De kern van het geschil is, dat ION naar de opvatting van [verzoekster] niet tegemoet komt aan haar wens om haar persoonsgegevens permanent uit de registratie verwijderd te houden. Ingevolge artikel 46 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) heeft zij de rechtbank daarom verzocht ION er onder verbeurte van dwangsommen toe te verplichten haar persoonsgegevens definitief uit de database te verwijderen en te garanderen dat haar gegevens nooit meer in deze database zullen worden opgenomen. [verzoekster] hecht eraan dat deze zogenoemde opt-outprocedure onafhankelijk is van de medewerking van haar huisarts. De redenen daarvoor zijn tweeledig. Ten eerste wenst zij haar behandelrelatie met de huisarts hiermee niet te belasten; ten tweede kan er volgens haar niet op worden vertrouwd dat hernieuwde inschrijving vanwege haar huisarts effectief kan worden uitgesloten door het enkele verzoek aan die arts om daarvan af te zien.
4. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoekster] afgewezen.
De beoordeling van het geschil
5. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6. Het hof stelt voorop dat de door ION geregistreerde gegevens noch expliciet, noch impliciet betrekking hebben op de gezondheid van [verzoekster]. Het enkele feit dat met de registratie duidelijk kan worden bij welke huisarts zij als patiënt staat ingeschreven, zegt over haar geestelijke of lichamelijke gezondheid niets, ook niet als de persoon van die arts bij deze beoordeling wordt betrokken. Dat betekent dat artikel 16 juncto 21 Wbp toepassing mist.
7. Voorts heeft ION terecht aangevoerd dat met artikel 4 Wgbz wordt beoogd te waarborgen dat bij zorgverlening door middel van het BSN de juiste persoonsgegevens van patiënten worden verwerkt. Ingevolge artikel 8 Wgbz verwerken huisartsen dit nummer in hun administratie. Omdat de opname van het BSN in de database van ION ditzelfde doel dient, valt zonder nadere onderbouwing ook niet in te zien dat in de hiervoor beschreven praktijk - die uitsluitend is bedoeld voor, en wordt gebruikt door huisartsen en zorgverzekeraars - sprake is van oneigenlijk gebruik van het BSN van [verzoekster] als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wbp.
8. Ingevolge artikel 8 aanhef en onder f. Wbp is in dit geschil daarom slechts de vraag relevant of de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de door ION vertegenwoordigde, gerechtvaardigde belangen van huisartsen, en van de belangen van de zorgverzekeraars aan wie de gegevens worden verstrekt. Indien dat het geval is, dient te worden beoordeeld of daaraan de fundamentele rechten en vrijheden van [verzoekster] in de weg staan, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij deze afweging is van belang of het doel waarvoor de gegevens worden verwerkt in een redelijke verhouding staat tot het al genoemde belang van [verzoekster], alsmede of dat doel op een andere, minder nadelige wijze kan worden gerealiseerd. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate van gevoeligheid van de gegevens en de maatregelen die zijn genomen ten einde rekening te houden met de belangen van [verzoekster]. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
9. Onder vigeur van het huidige zorgsysteem kan een huisarts een vast inschrijftarief voor een patiënt ontvangen indien deze bij hem staat ingeschreven. Per patiënt kan die vergoeding slechts aan één huisarts worden gegeven. Voor de uitvoering van dit systeem is daarom vereist dat geen twijfel bestaat over de vraag bij wie een individuele patiënt staat ingeschreven. Onder het oude zorgstelsel hielden verzekeraars bij welke ziekenfondspatiënten bij welke arts waren ingeschreven, op basis waarvan de huisarts een vergoeding ontving. Met de invoering van het nieuwe zorgstelsel is daaraan een einde gekomen. Onder het huidige stelsel worden de vergoedingen op declaratiebasis verstrekt. Dubbele declaraties en vergoedingen in geval van dubbele inschrijvingen leiden tot een verzwaring van de kosten van de zorg die strijdig is met het systeem van de wet. Voor een deugdelijke uitoefening van het wettelijke vergoedingensysteem is dus vereist dat enige patiëntenregistratie erin voorziet dat dergelijke situaties worden voorkomen, althans dat ze worden opgemerkt. Het registratiesysteem van ION voorziet daarin, en dient dus de belangen van de huisartsen en zorgverzekeraars aan wie de gegevens worden verstrekt. Niet, althans onvoldoende is gesteld of gebleken dat meer gegevens in die registratie zijn opgenomen dan voor het bereiken van dat doel strikt noodzakelijk is, of dat dit doel op een andere, minder nadelige wijze kan worden bereikt.
10. Aan [verzoekster] moet worden toegegeven dat de registratie - zoals elke registratie van persoonsgegevens - haar persoonlijke levenssfeer raakt. Bij de beantwoording van de vraag in hoeverre haar recht op bescherming daarvan wordt aangetast, dient echter wel te worden bedacht dat de geregistreerde gegevens slechts toegankelijk zijn voor huisartsen en zorgverzekeraars, en in wezen slechts inzichtelijk maken bij welke huisarts [verzoekster] staat ingeschreven. Niet is aangevoerd dat daar wat betreft de zorgverzekeraars enig bezwaar tegen bestaat; [verzoekster] richt haar pijlen
uitsluitend op het feit dat andere huisartsen dan degene bij wie zij staat ingeschreven, die informatie tot zich kunnen nemen. De gevoeligheid van de gegevens is dus tot dat feit beperkt.
11. De in het licht van al het voorgaande te maken belangenafweging kan naar het oordeel van het hof niet de conclusie dragen dat de fundamentele rechten en vrijheden van [verzoekster] in de weg staan aan de registratie van haar persoonsgegevens in de database. Dat betekent dat die gegevens niet geacht kunnen worden in strijd met een wettelijk voorschrift te zijn verwerkt. Het in artikel 36 Wbp geregelde recht om verwijdering van die gegevens te verzoeken, komt [verzoekster] dan ook niet toe. De bestreden beschikking zal reeds om die reden worden bekrachtigd. In aanvulling daarop overweegt het hof het volgende.
12. Teneinde aan de bezwaren van [verzoekster] tegemoet te komen, zijn zowel de historische gegevens (definitief) als de persoonsgegevens door ION uit het bestand verwijderd, en voert ION nadien periodiek een handmatige controle uit. Daardoor kan alleen nog sprake zijn van door haar nietgewenste registratie van de persoonlijke gegevens van [verzoekster] gedurende maximaal drie maanden. Indien ION maatregelen zou moeten nemen om uit te sluiten dat gedurende een dergelijke, korte periode een andere dan [verzoekster]s eigen huisarts zou kunnen zien wie haar huisarts is, dan zou (naar ten pleidooie onbestreden is gebleven) een investering noodzakelijk zijn van tussen de € 50.000,= en € 100.000,=. Sinds de invoering van de registratie is [verzoekster] de enige die om een dergelijke verstrekkende aanpassing van het systeem heeft verzocht. Een belangenafweging zou ook om die reden in de weg staan aan honorering van het verzoek.
13. ION heeft een volledige proceskostenveroordeling gevorderd voor de kosten die zij in hoger beroep heeft moeten maken, omdat zij zonder enig belang en onvoldoende gemotiveerd in rechte zou zijn betrokken. Het hof is wel van oordeel dat [verzoekster] als de in het ongelijk gestelde partij dient te worden veroordeeld in de proceskosten, maar dat geen aanleiding bestaat om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief.
De beslissing
Het gerechtshof:
Bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
Verwijst [verzoekster] in de kosten van dit hoger beroep, welke tot aan deze uitspraak aan de zijde van ION worden begroot op € 649,= aan verschotten en € 2.682,= aan slaris van de advocaat.
Aldus gegeven door mrs. M.W. Zandbergen, B.J.H. Hofstee en I. Tubben, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 juli 2011 in bijzijn van de griffier.