GERECHTSHOF ARNHEM
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000058-11
Uitspraak d.d.: 16 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met Reclassering Nederland, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. P.L.E.M. Krauth, is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter en zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, de veranda achter die woning is opgelopen en/of (vervolgens) met een ijzeren voorwerp en/of een steen de linkerdeur van de schuifpui en/of de bijkeukendeur en/of een ruit van de badkamer heeft vernield en/of beschadigd en/of ingeslagen en/of ingegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders de veranda achter die woning is opgelopen en vervolgens de linkerdeur van de schuifpui en de bijkeukendeur heeft beschadigd en een ruit van de badkamer heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en motivering
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot inbraak in een woning. Dergelijke vermogenscriminaliteit is ergerlijk omdat dat hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor de gedupeerden. Naar algemeen bekend is, kunnen slachtoffers van een woninginbraak hiervan lang nadelige gevolgen ondervinden, nu zij zich in een voor hun vertrouwde omgeving niet langer veilig kunnen wanen. Ook in de omgeving van de woning waar is ingebroken pleegt een dergelijk voorval gevoelens van angst en onveiligheid teweeg te brengen. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en zich van deze mogelijke gevolgen geen rekenschap gegeven. De verdachte heeft door zijn handelen er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 mei 2011, waaruit blijkt dat de verdachte één keer eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van verduistering en diefstal.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport van het Bureau Jeugdzorg Overijssel te Zwolle van
4 juli 2011, en zoals daarvan overigens ter terechtzitting is gebleken. Hieruit blijkt dat er op diverse leefgebieden, te weten huisvesting, financiën en dagbesteding in de vorm van werk of scholing, zorgen zijn ten aanzien van de verdachte. Er is onder meer sprake van gedragsproblematiek, vermoedelijk ADHD, en van verslaving aan het gebruik van soft-drugs. De verdachte heeft de nodige moeite met zelfstandig functioneren en behoeft intensieve begeleiding/behandeling, aldus Jeugdzorg. De verdachte lijkt hiervan ook zelf te zijn doordrongen en heeft zich - op advies van Jeugdzorg - aangemeld voor hulp en behandeling bij Dimence, een GGZ-instelling.
De ernst van het bewezen verklaarde delict maakt dat hier naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met de door het Bureau Jeugdzorg en de raadsman bepleite oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, nu die straf onvoldoende recht zou doen aan deze strafzaak.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving, speciale preventie en ter vergelding van het door de verdachte begane delict van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf op zijn plaats is. Deze zal echter voorwaardelijk worden opgelegd in verband met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor beschreven. Daarnaast acht het hof een onvoorwaardelijke taakstaf, in de vorm van een werkstraf, van hierna te noemen duur, passend en geboden is.
Mede gelet op de nog instabiele leefsituatie van de verdachte acht het hof reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde geboden.
De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de Stichting Reclassering Nederland te Zwolle en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte daarnaast tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 16 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.