ECLI:NL:GHARN:2011:BR5271

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ISD P11/0176
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht van 22 februari 2011. De rechtbank had bepaald dat de bij vonnis van 18 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders alsnog tenuitvoergelegd zou worden. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, omdat de betrokkene, die al eerder in een ISD-maatregel had gezeten, zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De betrokkene had zich op 11 februari 2011 schuldig gemaakt aan diefstal en was niet verschenen op afspraken met de reclassering. Echter, het hof oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel disproportioneel was, gezien de omstandigheden waaronder de betrokkene zich bevond na zijn eerdere ISD-maatregel. Het hof nam in overweging dat er onvoldoende nazorg was geboden na de beëindiging van de vorige ISD-maatregel, waardoor de betrokkene zonder ondersteuning op straat was gezet. Het hof concludeerde dat de situatie van de betrokkene niet uitsluitend aan hem te wijten was en dat er geen alternatieve opvangtrajecten waren geregeld. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en de vordering tot tenuitvoerlegging werd afgewezen.

Uitspraak

ISD P11/0176
Beslissing d.d. 9 augustus 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht van 22 februari 2011, inhoudende het bevel dat de bij vonnis van 18 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de betrokkene van 4 maart 2011
- de evaluatierapportage ISD van [verblijfplaats], van 10 juli 2011.
Het hof heeft ter zitting van 26 juli 2011 gehoord de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, en de advocaat-generaal,
mr G.J. de Haas.
Overwegingen
Het standpunt van het openbaar ministerie
De vragen die voorliggen zijn de volgende: heeft betrokkene de voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel geschonden en zo ja, moet dit leiden tot tenuitvoerlegging van de maatregel? Beide vragen dienen positief te worden beantwoord. De stelling van betrokkene dat hij na afloop van de vorige ISD-maatregel geen nazorg heeft gekregen, is onjuist. Er was wel degelijk reclasseringstoezicht, maar betrokkene is meerdere malen niet op afspraken verschenen. Betrokkene is verstrikt geraakt in een vicieuze cirkel van het voortdurend plegen van delicten en het opgelegd krijgen van ISD-maatregelen. Alleen een plaatsing van betrokkene in een nieuwe, strakke behandelsetting kan hier verandering in brengen. De door de raadsman aangehaalde jurisprudentie omtrent de verloederingscriteria speelt alleen een rol bij voortzetting van een ISD-maatregel, niet bij een beslissing tot tenuitvoerlegging. De beslissing van de rechtbank Maastricht dient te worden bevestigd.
Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman
Betrokkene heeft inderdaad de voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel geschonden. Uit de jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem blijkt wel dat er aan bepaalde criteria voldaan moet zijn voor er tot een bevel tenuitvoerlegging kan worden overgaan van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. Er moet sprake zijn van onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publieke domein. Aangezien betrokkene op dit moment gedetineerd is, is daar geen sprake van.
Er is gedurende de vorige ISD-maatregel geen aandacht besteed aan de problematiek van betrokkene. Er is zelfs geen diagnose gesteld. Vervolgens werd hij zonder nazorg op straat gezet. Betrokkene had geen woning en geen geld. Onder die omstandigheden is het niet overwegend aan betrokkene te wijten dat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Uit het verslag blijkt dat betrokkene slechts eenmaal een afspraak heeft gemist en dat hij toen wel met de reclassering heeft gebeld. Desondanks werd er gelijk een rapport opgesteld met een advies tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, terwijl het beter zou zijn geweest om betrokkene weer onder reclasseringstoezicht te krijgen. De raadsman heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en afwijzing van de vordering van de officier van justitie.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het tot een andere beslissing komt.
Uit de stukken blijkt dat de betrokkene zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, welke hem bij vonnis van 18 maart 2008 door de rechtbank Maastricht zijn opgelegd. De betrokkene heeft zich immers op 11 februari 2011 schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten diefstal, en is niet verschenen op de met de reclassering gemaakte afspraken op
24 december 2010 en 3 februari 2011. Op zich zou daarom de vordering van de officier van justitie kunnen worden toegewezen.
Uit de stukken blijkt echter dat betrokkene in het kader van een andere strafzaak reeds een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders heeft ondergaan, welke op 20 december 2010 is geëindigd. Gelet op het feit dat de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, waarvan de tenuitvoerlegging thans wordt gevorderd, werd opgelegd vóór de op 20 december 2010 beëindigde tenuitvoerlegging van eenzelfde maatregel, acht het hof de tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Maastricht op 18 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel thans disproportioneel. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking de omstandigheid dat de nazorg na afloop van de vorige ISD-maatregel onvoldoende was geregeld. Niet gebleken is dat er een alternatief (opvang)traject was georganiseerd toen betrokkene op 20 december 2010, kort voor de Kerstdagen, uit detentie werd ontslagen. Hierdoor was betrokkene enige tijd op zichzelf aangewezen om onderdak te vinden. Het hof zal dan ook de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Maastricht van 22 februari 2011 met betrekking tot betrokkene [betrokkene].
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Maastricht van 18 maart 2008 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr C. Caminada als raadsheren,
en drs. J. Boon en drs. E. Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 9 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.