GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.068.934
(zaaknummer rechtbank 394594)
arrest van de vijfde civiele kamer van 21 juni 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Interconnect Services B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
appellante,
advocaat: mr. Th.J.A. Winnubst,
de besloten venootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. Th.R.M. Welling.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor de procedure in eerste aanleg en het verloop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het tussenarrest van dit hof van 13 juli 2010.
In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie is gehouden op 30 september 2010; het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken.
1.2 Bij memorie van grieven heeft Interconnect zes grieven aangevoerd en toegelicht en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis in conventie zal vernietigen en opnieuw recht doende, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden, de vordering van Interconnect zoals in eerste aanleg aanhangig gemaakt, alsnog integraal zal toewijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof Interconnect in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans het bestreden vonnis zal bekrachtigen, zo nodig met verbetering van gronden en met veroordeling van Interconnect in de kosten van het geding.
1.4 Vervolgens zijn de stukken opnieuw overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof wederom arrest bepaald.
Interconnect heeft de volgende grieven aangevoerd.
Grief I
Ten onrechte heeft de kantonrechter in overweging 3.1 overwogen “[geïntimeerde] heeft de door Interconnect voorgestelde oplossing, het installeren van het zogeheten Quality of Service- geprobeerd, maar dit heeft niet geleid tot een structurele oplossing voor de problemen.”
Grief II
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.2 overwogen dat Interconnect de door [geïntimeerde] ervaren problemen erkend heeft, althans dat Interconnect de door [geïntimeerde] gestelde tekortkoming onvoldoende gemotiveerd betwist heeft.
Grief III
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.3 overwogen dat Interconnect in haar brief van 10 april 2009 erkend heeft dat ten aanzien van de betrouwbaarheid van de online telefooncentrale inderdaad niet de kwaliteit werd geleverd die zij nastreefde.
Grief IV
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.3 overwogen dat Interconnect weliswaar heeft aangeboden het bedrijf van [geïntimeerde] te bezoeken teneinde te proberen de oorzaak van de problemen te achterhalen, doch dat beslist niet duidelijk is dat de problemen daarmee zouden worden verholpen.
Grief V
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 3.3 overwogen dat Interconnect in verzuim was en dat [geïntimeerde] dientengevolge gerechtigd was tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan.
Grief VI
Ten onrechte heeft de kantonrechter de vordering van Interconnect (in conventie) afgewezen.
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan de volgende feiten vast.
3.2 Interconnect heeft in opdracht van [geïntimeerde] goederen geleverd en diensten verricht, bestaande uit het leveren, aansluiten en in stand houden van een online telefooncentrale met bijbehorende randapparatuur. [geïntimeerde] heeft na de installatie (begin oktober 2008) veelvuldig bij Interconnect geklaagd over de slordige wijze van installeren en het gebrekkig functioneren van deze telefooncentrale. [geïntimeerde] heeft de ter zake door Interconnect gezonden factuur niet voldaan.
3.3 Bij brief van 31 maart 2009 heeft [geïntimeerde] Interconnect in gebreke gesteld en aangekondigd dat zij bij uitblijven van een bevredigende actie van Interconnect de componenten zou (laten) verwijderen en aan Interconnect zou retourneren. Bij brief van 4 augustus 2009 heeft [geïntimeerde] jegens Interconnect de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst ingeroepen.
4. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Blijkens de dagvaarding waarmee het hoger beroep is ingeleid, vordert Interconnect vernietiging van het vonnis dat op 13 april 2010 door de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Zutphen) tussen partijen in conventie is gewezen. De door Interconnect geformuleerde grieven zijn alle gericht tegen het vonnis in conventie en in de memorie van grieven wordt geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis in conventie tussen partijen gewezen.
4.2 Tegen het tussen partijen in reconventie gewezen vonnis is geen grief gericht en in de memorie van grieven wordt niet geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis in reconventie. Nu tegen het in reconventie tussen partijen gewezen vonnis ook geen incidenteel hoger beroep is ingesteld, heeft dit vonnis in reconventie tussen partijen gezag van gewijsde gekregen.
4.3 In het tussen partijen in reconventie gewezen vonnis heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is geëindigd door de buitengerechtelijk ingeroepen ontbinding van 4 augustus 2009.
4.4 Het hof maakt hieruit de gevolgtrekking dat de overeenkomst waarvan Interconnect in de onderhavige procedure nakoming vordert, niet (meer) bestaat. De vordering van Interconnect kan derhalve niet slagen en het hoger beroep kan geen succes hebben. De grieven behoeven daarom geen bespreking. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en Interconnect zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen in conventie gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Zutphen) van 13 april 2010;
veroordeelt Interconnect in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 263,- voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, C.J.H.G. Bronzwaer en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2011.