ECLI:NL:GHARN:2011:BR4548

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS P11/0114
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na onvoldoende naleving voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 maart 2011, die de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde had afgewezen. De terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, had zich volgens de reclassering al geruime tijd onvoldoende gehouden aan de voorwaarden die door de rechtbank waren gesteld voor de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Het hof oordeelde dat de terbeschikkingstelling moest worden verlengd, gezien de aanhoudende problemen van de terbeschikkinggestelde op het gebied van financiën, werk en wonen, die als delictgerelateerde factoren werden beschouwd. De reclassering had geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde niet adequaat meewerkte aan het reclasseringstoezicht en dat er onvoldoende actie was ondernomen om hem hierop aan te spreken. De psychiater had eerder vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde leed aan verschillende persoonlijkheidsstoornissen en dat er nog steeds delictgerelateerde risicofactoren aanwezig waren. Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eiste. Het verzoek van de terbeschikkinggestelde om aanhouding voor nader onderzoek werd afgewezen, omdat het hof zich voldoende voorgelicht achtte. Uiteindelijk werd de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, conform de vordering van het openbaar ministerie.

Uitspraak

TBS [nummer]
Beslissing d.d. 9 augustus 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het beroep is door het openbaar ministerie ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 maart 2011, houdende de afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het op 2 december 2010 op grond van artikel 509o, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van Reclassering Nederland;
- het op 21 januari 2011 op grond van artikel 509o, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies opgemaakt door [naam psychiater], psychiater;
- een derde voortgangsverslag van Reclassering Nederland betreffende de periode 17 november 2010 tot en met 16 februari 2011, opgemaakt door [reclasseringswerker];
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van het openbaar ministerie van 3 maart 2011;
- de appelmemorie van de officier van justitie van 8 maart 2011, met bijlagen;
- een vierde voortgangsverslag van Reclassering Nederland betreffende de periode 17 februari 2011 tot en met 4 mei 2011, opgemaakt door [reclasseringswerker];
- een aanvullend verlengingsadvies van 13 mei 2011 van Reclassering Nederland, opgemaakt door [reclasseringswerker];
- het proces-verbaal ter zitting van het hof van 30 mei 2011;
- een vijfde (tussentijds)voortgangsverslag van Reclassering Nederland betreffende de periode 5 mei 2011 tot en met 14 juli 2011, opgemaakt door [reclasseringswerker];
- de door de raadsman ter zitting van het hof overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 26 juli 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsman mr N.M. Wersch, advocaat te Amsterdam, de getuige-deskundige [reclasseringswerker], en de advocaat-generaal, mr G.J. de Haas.
Overwegingen:
Op 27 september 2002 is de terbeschikkinggestelde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2010 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. De rechtbank Rotterdam heeft op 3 maart 2011 de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen. Door de rechtbank is aangenomen dat de geestesgesteldheid van de terbeschikkinggestelde, die (mede) aanleiding en oorzaak vormde voor de delicten, niet langer een dusdanig gevaar vormt voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen, dat een verlenging is vereist. De officier van justitie heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
Het standpunt van de reclassering
Uit het verlengingsadvies van de reclassering van 2 december 2010 blijkt dat de reclassering door een weinig coöperatieve opstelling van de terbeschikkinggestelde aanvankelijk twijfelde of de terbeschikkingstelling wel moet worden verlengd. Een dergelijke verlenging zou immers contraproductief kunnen werken.
Uit het aanvullend verlengingsadvies van de reclassering van 13 mei 2011 blijkt dat door de reclassering is geconstateerd dat binnen het reclasseringstoezicht en de advisering enkele zaken niet naar behoren zijn uitgevoerd. De reclassering vindt bovendien dat zij teveel is meegegaan in de weerstand die de terbeschikkinggestelde toonde tegen zijn behandeling bij Palier. Een dergelijke behandeling was een voorwaarde bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het herhaaldelijk door de terbeschikkinggestelde niet nakomen van afspraken met Palier heeft volgens de reclassering ten onrechte niet geleid tot een formele waarschuwing of nader overleg met het openbaar ministerie. Verder is genoemd dat ter zitting van de rechtbank Rotterdam van 17 februari 2011 door de getuige-deskundige van de reclassering twijfel is geuit over de wenselijkheid van een verlenging van de maatregel, terwijl er in het TCO (TBS casuïstiekoverleg) overeenstemming was over het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen.
Uit het meest recente (tussentijds) voortgangsverslag van 15 juli 2011 volgt dat op basis van de resultaten uit de RISc (april 2010) het recidiverisico als laag gemiddeld wordt ingeschat. Op de schalen denkpatronen, gedrag en vaardigheden en drugsgebruik geeft de RISc een score van een hooggemiddeld risico. Op de schalen delictgegevens, alcoholgebruik en houding geeft de RISc een score van een gemiddeld risico. Voorts blijkt dat na de zitting bij de rechtbank de terbeschikkinggestelde regelmatig niet op meldplichtafspraken en UC- controles is verschenen. Ook is hij de afspraken met de jobcoach niet goed nagekomen waardoor het re-integratietraject is vertraagd. Hij laat zich pas na herhaaldelijk verzoek inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Voorts heeft de terbeschikkinggestelde zich nog niet aangemeld bij een energie- en waterleverancier, terwijl hem dit herhaaldelijk is verzocht. De afgelopen weken verschijnt de terbeschikkinggestelde helemaal niet meer op afspraken voor meldplicht en UC en heeft hij geen verder contact gezocht met de jobcoach. De reclassering komt thans tot de conclusie dat het reclasseringstoezicht niet meer uitvoerbaar is.
Getuige-deskundige [reclasseringswerker] heeft ter zitting van het hof bij het (tussentijds) voortgangsverslag van 15 juli 2011 gepersisteerd. Voorts heeft hij verklaard dat de reclassering teveel is meegegaan in de weerstand die de terbeschikkinggestelde vertoonde tegen het reclasseringstoezicht. Daarnaast heeft [reclasseringswerker] echter ook verklaard dat er de afgelopen periode nogal wat op de terbeschikkinggestelde is afgekomen, maar dat de indruk niet is dat de terbeschikkinggestelde daardoor is ontregeld. Recent zijn er geen politiemeldingen geweest. Er is sprake van een lage mate van recidivegevaar. De terbeschikkinggestelde kan soms wel intimiderend gedrag vertonen hetgeen hij incidenteel inzet om dingen te bereiken. De getuige-deskundige heeft de indruk dat de terbeschikkinggestelde zich realiseert wat het effect is van zijn intimiderend gedrag en dit dan ook bewust inzet om zijn zin te krijgen.
Het advies van de psychiater
Uit het rapport van de psychiater van 21 januari 2011 blijkt dat de terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een ernstige antisociale persoonlijkheidsstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis en ADHD. Voorts is sprake van cannabisafhankelijkheid in remissie, cocaïneafhankelijkheid in remissie en alcoholafhankelijkheid in remissie.
De psychiater is van oordeel dat er nog immer een aantal delictgerelateerde factoren van toepassing is. Niet alleen zijn de bij de stoornissen passende problemen in de frustratietolerantie, impulscontrole en agressieregulatie samengaand met beperkte empathische vermogens en lacunaire gewetensfuncties nog steeds aan de orde, maar ook is een aantal sociaal maatschappelijke factoren, zoals financiën, werk en wonen, thans nog zo onzeker dat deze gemakkelijk tot verdere ontregeling van de terbeschikkinggestelde zouden kunnen leiden.
Tot op heden is de problematiek van de terbeschikkinggestelde nauwelijks behandelbaar gebleken. Daarom dient het accent hoofdzakelijk te worden gelegd op een begrenzende structurerende begeleiding van de terbeschikkinggestelde en op het terugdringen van de bovengenoemde sociaal maatschappelijke delictgerelateerde risicofactoren. Geadviseerd wordt de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te handhaven.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde heeft veel weerstand tegen het reclasseringstoezicht. Van de voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde zal meewerken aan een behandeling bij Palier is niet veel terecht gekomen. De reclassering geeft in haar aanvullend advies van 13 mei 2011 aan dat het toezicht niet altijd adequaat is geweest. Dat zou wel zo moeten zijn. De uiterste consequentie is dat de terbeschikkinggestelde terug moet naar de kliniek indien hij zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt. Er zijn nog steeds risicofactoren op het gebied van financiën, werk en wonen. De beslissing van de rechtbank moet worden vernietigd en de terbeschikkingstelling dient met een jaar te worden verlengd.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en de raadsman
De begeleiding van de reclassering was vooral nodig voor het regelen van praktische zaken, in het bijzonder op het gebied van wonen en werken. De terbeschikkinggestelde heeft zich gedurende de tijd, dat hij weer op zichzelf woonde, onder moeilijke omstandigheden staande weten te houden. Er is geen gevaar meer voor de samenleving. In de Risc van april 2010 wordt het recidiverisico als laaggemiddeld ingeschat. In eerste aanleg is door de getuige-deskundige van de reclassering aangegeven dat – mede gelet op de weerstand van de terbeschikkinggestelde – betwijfeld kan worden in hoeverre voortduring van de maatregel nog zinvol is. Primair dient de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 maart 2011 te worden bevestigd. Subsidiair dient de zaak te worden aangehouden voor een nader gedragskundig onderzoek.
Het oordeel van het hof
Het verzoek tot aanhouding om nader onderzoek te laten doen door een gedragskundige wordt afgewezen nu dit verzoek onvoldoende is onderbouwd en het hof zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht acht.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen daar het hof tot een andere beslissing komt.
De terbeschikkingstelling werd opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten: poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.
Uit het advies van de psychiater en de adviezen en voortgangsverslagen van de reclassering blijkt naar het oordeel van het hof nog immer van een zodanig risico dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat de terbeschikkinggestelde zich al geruime tijd onvoldoende houdt aan de voorwaarden die door de rechtbank Rotterdam op 11 mei 2010 zijn gesteld in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De terbeschikkinggestelde is hierop door de reclassering tot nu toe in onvoldoende mate aangesproken. Het hof is van oordeel dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd, zeker nu de terbeschikkinggestelde op het gebied van financiën, werk en wonen – welke gebieden naast de bij de stoornissen van de terbeschikkinggestelde passende problemen nog steeds als delictgerelateerde factoren moeten worden beschouwd – nog een behoorlijke stap heeft te maken. Het is aan de reclassering de terbeschikkinggestelde, die baat lijkt te hebben bij een consequente en duidelijke benadering, daarbij te ondersteunen en waar nodig op te treden. Indien de terbeschikkinggestelde zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden kan de uiterste consequentie zijn dat beslist wordt tot hervatting van de verpleging van overheidswege en dat de terbeschikkinggestelde dientengevolge weer in een kliniek zal moeten verblijven.
Het hof is van oordeel dat overeenkomstig de vordering van de officier van justitie kan worden volstaan met een verlenging voor de duur van een jaar.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 maart 2011 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E. van der Herberg en mr C. Caminada als raadsheren,
en drs. J. Boon en drs. E. Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 9 augustus 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.