ECLI:NL:GHARN:2011:BR4503

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002425-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergunningplicht voor inrichting voor de handel in bestratingsmaterialen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, een bedrijf dat zich bezighoudt met de handel in bestratingsmaterialen, was beschuldigd van het zonder vergunning veranderen van de werking van een inrichting. De tenlastelegging betrof twee periodes: van 1 november 2006 tot en met 14 februari 2007 en op 9 januari 2008. In deze periodes zou de inrichting zijn uitgebreid met een puinbreker, wat volgens de aanklacht een vergunning vereiste.

Het hof heeft vastgesteld dat de inrichting tot 1 januari 2008 onder de werking van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer viel. Na deze datum kon de inrichting worden aangemerkt als type B volgens het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van de puinbreker niet automatisch betekende dat de inrichting niet meer onder de werking van het Besluit viel. De enkele aanwezigheid van de puinbreker, die mogelijk vergunningplichtig was, deed hier niet aan af, omdat deze als onderdeel van de inrichting moest worden beschouwd.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal tot veroordeling van de verdachte tot een geldboete van 1000 euro afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar was, waardoor de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002425-08
Uitspraak d.d.: 11 juli 2011
VERSTEK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 september 2008 in de strafzaak tegen
[bedrijf],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een geldboete van 1000 euro. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 14 februari 2007 te [plaats], al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] gelegen inrichting voor de handel in bestratingsmaterialen, heeft veranderd of de werking daarvan heeft veranderd, immers is die inrichting (telkens) uitgebreid met een puinbreker, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 1.1.a van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I (thans zijnde een type C inrichting als bedoeld in Bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
2.
zij op of omstreeks 9 januari 2008 te [plaats], al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] gelegen inrichting voor de handel in bestratingsmaterialen, heeft veranderd of de werking daarvan heeft veranderd, immers was die inrichting uitgebreid met een puinbreker, zijnde een type c inrichting genoemd in Bijlage 1 Lijst van vergunningplichtige inrichtingen (onder LL) behorende bij het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 14 februari 2007 te [plaats], opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] gelegen inrichting voor de handel in bestratingsmaterialen, de werking daarvan heeft veranderd, immers is die inrichting telkens uitgebreid met een puinbreker;
2.
zij op 9 januari 2008 te [plaats], opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] gelegen inrichting voor de handel in bestratingsmaterialen, de werking daarvan heeft veranderd, immers was die inrichting uitgebreid met een puinbreker.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de dossierstukken blijkt dat verdachte in de in de ten laste gelegde periodes een handel in sierbestrating, schuttingen en andere tuinbenodigdheden exploiteerde. Verdachte heeft op 15 november 2002 een melding gedaan op voet van artikel 6 van het (destijds geldende) Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer. Dit besluit is op 1 januari 2008 vervallen en voor zover hier van belang vervangen door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Niet in discussie is dat, zonder de puinbreker, de inrichting van verdachte tot 1 januari 2008 onder de werking van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer viel. Vanaf die datum kon de inrichting worden aangemerkt als inrichting type B in de zin van artikel 1.2 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Een en ander betekent dat voor het oprichten, in werking hebben en veranderen van (de werking van) de inrichting geen vergunning als bedoeld in (het ten tijde van de tenlastelegging geldende) artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist.
Het enkele feit dat - zoals in het proces-verbaal van politie op basis van waarnemingen van de verbalisant en verklaringen van verdachte naar voren komt - in de periode van
1 november 2006 tot en met 14 februari 2007 in de inrichting een aantal keren een puinbreker in werking is geweest en op 9 januari 2008 een puinbreker bedrijfsklaar aanwezig was, brengt niet mee dat de inrichting niet meer onder de werking van het Besluit opslag- en transportbedrijven valt respectievelijk niet meer als inrichting type B kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat de puinbreker een elektromotorisch vermogen van meer dan 1,5 kilowatt heeft (en mogelijk zelfstandig vergunningplichtig is) doet hieraan niet af, nu de puinbreker gelet op artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer als onderdeel van de inrichting van verdachte moet worden beschouwd.
Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat voor bedoelde verandering van de (werking van de) inrichting een vergunning zoals ten laste gelegd is vereist.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 11 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.