ECLI:NL:GHARN:2011:BR2541

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000563-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling en vernieling door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, dat op 4 maart 2011 was gewezen. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling en vernieling, gepleegd op 20 januari 2011. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk ten val brengen van een persoon, [slachtoffer], door met zijn voet tegen de fiets van het slachtoffer te trappen, en het opzettelijk vernielen van de fiets van het slachtoffer. Tijdens de rechtszitting heeft het hof kennisgenomen van de verklaringen van de verdachte, zijn raadsman mr. E.N. Bouwman, en getuigen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was in de vorm van getuigenverklaringen, maar ook ontlastende verklaringen die twijfels opriepen over de betrokkenheid van de verdachte. De aangeefster had niet gezien wie haar had geschopt, en er waren getuigen die de verdachte ontlasten. Gezien de twijfels over de schuld van de verdachte heeft het hof geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. T.H. Bosma als voorzitter, en de raadsheren mr. H.J. Deuring en mr. B.J.J. Melssen. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenztttingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000563-11
Uitspraak d.d.: 21 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 maart 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1997],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E.N. Bouwman, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), ten val heeft gebracht (door krachtig met zijn been/voet tegen de fiets waarop die [slachtoffer] reed te trappen en/of te schoppen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op of omstreeks 20 januari 2011 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het strafdossier in de onderhavige zaak bevat verklaringen die als wettige bewijsmiddelen kunnen dienen om tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te komen. De verklaringen die als wettige bewijsmiddelen kunnen dienen zijn deels afgelegd door getuigen waarvan de verklaring een conclusie bevat([getuige 1]) of waarvan de verklaring van horen zeggen is ([getuige 2]). Aangeefster zelf heeft niet gezien wie haar schopte en alleen de verklaring van [getuige 3] is meer specifiek.
Nu echter het dossier ook een aantal voor verdachte ontlastende verklaringen bevat, waaronder een bekentenis van de onderhavige feiten door een derde, is er zodanige twijfel omtrent de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde, dat het hof niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hij dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. B.J.J. Melssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 21 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.