ECLI:NL:GHARN:2011:BR2487

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000686-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van straatroof en beschadigen van politieauto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het medeplegen van een straatroof op een pizzabezorger en het opzettelijk beschadigen van een politieauto. De straatroof vond plaats op 10 oktober 2010, waarbij de verdachte samen met een mededader geld en goederen heeft weggenomen van de pizzabezorger, onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte werd herkend door het slachtoffer, die hem al jaren kende. Het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen betrouwbaar waren en dat de verdachte en zijn mededader nauw samenwerkten, wat het medeplegen bevestigde. Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor het beschadigen van een politievoertuig op 24 augustus 2010. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan zowel de pizzabezorger als de benadeelde partij die schade had geleden door de beschadiging van het politievoertuig. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, waarbij het hof ook rekening hield met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000686-11
Parketnummers eerste aanleg: 07-650306-10 en 07-162601-10
Uitspraak d.d.: 21 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 maart 2011 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 07-650306-10 en 07-162601-10, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van feit 1 van parketnummer 07-650306-10 en het feit met parketnummer 07-162601-10 tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest en toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, elk met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. U. Yildirim, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in de zaak met parketnummer eerste aanleg 07-650306-10 onder 2 en 3 ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 07-650306-10:
feit 1:
hij op of omstreeks 10 oktober 2010, tussen 19.30 uur en 20.00 uur, in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (ongeveer 40 Euro) en/of een mobiele telefoon (LG) en/of een Mp3-speler, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [bedrijf],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (toen die [benadeelde 1] op een pizza-bezorg scooter kwam aanrijden)
- (midden) op de rijbaan is/zijn gaan staan en/of die [benadeelde 1] een stopteken met de hand heeft/hebben gegeven en/of heeft hij, verdachte, het voorwiel van de scooter tussen zijn benen geklemd, althans die [benadeelde 1] tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (vervolgens)
- (nadat die [benadeelde 1] een dof geluid hoorde alsof een vuurwapen werd doorgeladen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het gezicht van die [benadeelde 1] heeft/hebben gedrukt en/of (vervolgens)
- (dreigend/hard) tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben geroepen "geld van de zaak" en/of (vervolgens)
- de kleding van die [benadeelde 1] heeft/hebben doorzocht en/of (vervolgens)
- (dreigend/hard) tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben geroepen dat ze meer wilden;
Zaak met parketnummer 07-162601-10 (gevoegd):
feit 4:
hij op of omstreeks 24 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een schuifdeur van een politievoertuig, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Regiopolitie IJsselland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Het hof nummert het bij dagvaarding met parketnummer 07-162601-10 ten laste gelegde feit overeenkomstig de rechtbank als feit 4.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1
Door de raadsman is ter zitting van het hof aangevoerd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs.
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Aangever heeft een heldere verklaring afgelegd omtrent de feitelijke gang van zaken tijdens de beroving, waarbij geld, een telefoon en een Mp3-speler zijn weggenomen. Tijdens de aangifte noemde hij verder '[verdachte]' als naam van één van de daders. Aangever heeft verklaard met deze [verdachte] in zijn jeugd te hebben gevoetbald. Op 11 oktober 2010 maakte aangever melding bij de politie van het feit dat hij de dader die hem de dag ervoor had overvallen en die hij daarvoor al kende, in de buurt zag lopen. Naar aanleiding van deze melding werd verdachte aangehouden. Op 12 oktober 2010 heeft aangever een aanvullende verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer verklaard dat hij '[verdachte]' al vijf of zes jaren kent. Het hof acht zijn verklaringen betrouwbaar, te meer nu deze steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Ten eerste wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] voor zover zijn verklaring ziet op het feit dat aangever is overvallen. [getuige 1] heeft gezien dat aangever op zijn scooter zat en dat een manspersoon vlak naast de scooter stond. [getuige 1] zag de helm van aangever op de grond liggen, wat hij vreemd vond. Vlak daarna werd hij ingehaald door aangever op zijn scooter. Aangever vertelde hem huilend dat hij zojuist was overvallen.
Ten tweede wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van [getuige 2]. Zij heeft verklaard dat zij twee mannen ruzie heeft zien maken met de bestuurder van een scooter. Zij zag hoe een van de twee mannen de bestuurder van de scooter tegenhield en dat de andere man de weg overstak en ook bij de bestuurder van de scooter ging staan. Ze zag dat beide mannen de persoon op de scooter vastpakten. Kort daarna zag ze dat beide mannen wegrenden.
De verklaringen van aangever, [getuige 1] en [getuige 2] komen (nagenoeg) overeen qua tijdstip en plaats van het incident.
Daarnaast wordt de verklaring van aangever ondersteund door de verklaring van [benadeelde 1]. [benadeelde 1], die evenals aangever pizzabezorger is, heeft aangifte gedaan van een poging tot straatroof omstreeks dezelfde tijd en plaats als waar aangever heeft verklaard te zijn overvallen. Tijdens een meervoudige fotoconfrontatie herkende [benadeelde 1] verdachte als zijnde een van de twee mannen die gepoogd hadden hem te overvallen.
Hier staat tegenover de verklaring van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij op 10 oktober 2010 rond het ten laste gelegde tijdstip niet in de buurt van de plaats delict is geweest. Verder heeft verdachte verklaard dat hij zijn medeverdachte [medeverdachte] (die op aanwijzingen van verdachte eveneens was aangehouden) niet kent.
[medeverdachte] heeft echter bij de politie verklaard verdachte wél te kennen. Hij heeft verdachte tevens herkend van een foto, als zijnde '[verdachte]'. Daarnaast heeft de politie navraag gedaan bij [instelling] (opvang voor dak- en thuislozen). Uit het proces-verbaal van bevindingen dat hieromtrent is opgemaakt blijkt, dat verdachte en [medeverdachte] eind september 2010 samen zijn gezien bij [instelling] en daar ook beiden overnachtten.
Op grond van de verklaring van [medeverdachte] en voornoemd proces-verbaal van bevindingen acht het hof de verklaring van verdachte op het punt dat hij medeverdachte [medeverdachte] niet kent, kennelijk leugenachtig. Bovendien volgt uit de verklaringen van aangever en van [benadeelde 1] dat de verklaring van verdachte dat hij op 10 oktober 2010 niet in de buurt van de plaats delict is geweest, ook als kennelijk leugenachtig kan worden beschouwd. Deze kennelijk leugenachtige verklaringen van verdachte weegt het hof mee voor het bewijs.
Daarnaast blijkt uit de hiervoor aangehaalde verklaring van [getuige 2] van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededader, zodat aan de vereisten van medeplegen is voldaan. Op grond van voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan de diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 07-650306-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 07-162601-10 onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 07-650306-10:
feit 1:
hij op 10 oktober 2010, tussen 19.30 uur en 20.00 uur, in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (ongeveer 40 Euro) en een mobiele telefoon (LG) en een Mp3-speler, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededader, (toen die [benadeelde 1] op een pizza-bezorg scooter kwam aanrijden)
- op de rijbaan is gaan staan en die [benadeelde 1] een stopteken met de hand heeft gegeven en het voorwiel van de scooter tussen zijn benen geklemd, en vervolgens
- (nadat die [benadeelde 1] een dof geluid hoorde alsof een vuurwapen werd doorgeladen) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het gezicht van die [benadeelde 1] heeft gedrukt en vervolgens
- hard tegen die [benadeelde 1] heeft geroepen "geld van de zaak" en
- de kleding van die [benadeelde 1] heeft doorzocht en
- tegen die [benadeelde 1] heeft geroepen dat ze meer wilden;
Zaak met parketnummer 07-162601-10 (gevoegd):
feit 4:
hij op 24 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een schuifdeur van een politievoertuig, toebehorende aan de Regiopolitie IJsselland, heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak met parketnummer 07-650306-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het in de zaak met parketnummer 07-162601-10 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een straatroof op een pizzabezorger. Hierbij heeft de mededader van verdachte aangever - een destijds 15-jarige jongen - een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn gezicht gezet.
Het hof tilt zwaar aan het bewezen verklaarde. Het door verdachte met zijn mededader gepleegde misdrijf wordt door slachtoffers in het algemeen als zeer ingrijpend ervaren en heeft gewoonlijk grote nadelige psychische gevolgen. Dat dit voor aangever ook geldt blijkt uit stukken die zijn overgelegd in het kader van de voeging als benadeelde partij.
Bovendien versterkt dergelijk openlijk gewelddadig optreden de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtsorde raakt ernstig geschokt door dergelijke feiten, die in toenemende mate worden gepleegd. Daarom staat de strafoplegging niet alleen in het teken van de vergelding van toegebracht leed maar ook in het teken van generale preventie. Plegers van gewapende overvallen moeten weten dat het hof voor zulke feiten als regel hoge gevangenisstraffen oplegt. Daarbij baseert het hof zich op ressortelijke oriëntatiepunten voor diefstal met geweld.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een schuifdeur van een politievoertuig. Hij heeft hiermee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de benadeelde(n).
Het hof heeft bij de straftoemeting - ten nadele van verdachte - in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 juni 2011 - meermalen is veroordeeld ter zake van agressie- en geweldsdelicten.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en noodzakelijk is. Het hof zal verdachte derhalve een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden. Dit is conform de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.039,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 07-650306-10 onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De verdachte zal, als de in het ongelijke gestelde partij, in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil, worden veroordeeld.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 68,64. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 07-162601-10 onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De verdachte zal, als de in het ongelijke gestelde partij, in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil, worden veroordeeld.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het in de zaak met parketnummer 07-650306-10 onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 07-650306-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 07-162601-10
onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 07-650306-10 onder 1 en in de zaak met parketnummer 07-162601-10 onder 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 1], terzake van het in de zaak met parketnummer 07-650306-10 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.039,00 (duizend negenendertig euro) bestaande uit EUR 139,00 (honderdnegenendertig euro) materiële schade en EUR 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 1.039,00 (duizend negenendertig euro) bestaande uit EUR 139,00 (honderdnegenendertig euro) materiële schade en EUR 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 2] terzake van het in de zaak met parketnummer 07-162601-10 onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 68,64 (achtenzestig euro en vierenzestig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 68,64 (achtenzestig euro en vierenzestig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 21 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. K.J. van Dijk en mr. J.P. van Stempvoort zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.