ECLI:NL:GHARN:2011:BR2454

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002196-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkt hoger beroep inzake bezit van vuurwapen en munitie met betrekking tot onrechtmatige bewijsverkrijging

In deze zaak gaat het om een beperkt hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de verdachte is veroordeeld voor het bezit van een vuurwapen en munitie. De verdachte heeft aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig is verkregen, omdat de huiszoeking en aanhouding niet volgens de regels zijn verlopen. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 20 juli 2011 uitspraak gedaan na het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2011. De verdachte werd op 11 juni 2010 aangehouden na een melding over een op handen zijnde gewapende overval. Bij de aanhouding werd een revolver en munitie aangetroffen. De verdediging stelde dat er geen concrete verdenking was op het moment van aanhouding en dat de woning onrechtmatig was betreden. Het hof oordeelde echter dat de woning rechtmatig was betreden op basis van een machtiging van de hulpofficier van justitie, en dat de verdachte in de woning van een ander werd aangetroffen, waardoor hij geen beroep kon doen op onrechtmatige binnentreding. Het hof verwierp ook het verweer over de aanhouding, omdat er voldoende informatie was om de verdachte aan te houden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, en werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de strafoplegging gemotiveerd, rekening houdend met de ernst van het feit en de voorgeschiedenis van de verdachte.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002196-10
Uitspraak d.d.: 20 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 september 2010 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-440203-08, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1976],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, en tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 11 juni 2010 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (een revolver) en/of munitie van categorie III, te weten 21, althans één of meer scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat de vondst van het wapen, en naar het hof begrijpt eveneens de vondst van de munitie, onrechtmatig is. Deze onrechtmatigheid leidt tot bewijsuitsluiting, zodat onvoldoende bewijs resteert en verdachte moet worden vrijgesproken.
Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman - kort weergegeven - het volgende aangevoerd:
De tip die de politie kreeg over een op handen zijnde gewapende ripdeal blijkt onjuist, omdat een uur na het tijdstip waarop de overval zou plaatsvinden nog niets is gebeurd. Verdachte wordt hierop - buiten heterdaad - door een arrestatieteam aangehouden terwijl op dat moment geen concrete verdenking bestond van een gepleegd strafbaar feit. Eerst na zijn aanhouding worden bij verdachte een vuurwapen en munitie aangetroffen. Er was geen sprake van een doorzoeking ter aanhouding, en daarvoor was ook niet de vereiste (mondelinge) machtiging van de officier van justitie voorhanden.
Het hof stelt het volgende vast.
Op 11 juni 2010 omstreeks 13:50 uur wordt aan de politie gemeld dat die dag rond 19:00 uur een overval gepleegd zou worden, waarbij onder anderen verdachte een hoofdrol zou spelen. De wapens die bij de overval gebruikt zouden gaan worden zouden liggen in de woning van ene [bewoner], op het adres [adres] te [plaats]. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat in deze woning woonachtig is [bewoner], geboren op [1983]. Het is de verbalisant verder ambtshalve bekend dat de personalia van verdachte zijn: [verdachte], geboren op [1976], ingeschreven op de [adres] te [plaats]. De meldster vertelt voorts dat de betrokkenen zich rond 19.00 uur bij [bewoner], op het adres [adres] te [plaats], zullen verzamelen en dat daarna de overval zal plaatsvinden1.
Op 11 juni 2010 heeft de hulpofficier van justitie, J.J. Poorthuis-De Kruijff, inspecteur van politie, op bevel van de officier van justitie mr. G. Brouwer, een machtiging ondertekend en afgegeven tot het binnentreden van de woning, gelegen aan de [adres] te [plaats]. Deze machtiging is gegeven op grond van het gestelde in artikel 49 van de Wet wapens en munitie, met als doel inbeslagneming van vuurwapens en doorzoeking van genoemde woning2.
Blijkens een verslag van binnentreden3 is opsporingsambtenaar [verbalisant 2] 003 in het bezit van voornoemde machtiging, vergezeld van acht opsporingsambtenaren, op 11 juni 2010 te 20:08 uur de woning aan de [adres] te [plaats] binnengetreden tegen de wil van de bewoner. Op 11 juni 2010 te 20:10 uur werd verdachte in het perceel [adres] te [plaats], in opdracht van officier van justitie mr. G. Brouwer, in verband met vermoedelijke overtreding van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie aangehouden4. Bij gelegenheid van zijn aanhouding werd verdachte aan een veiligheidsfouillering onderworpen, waarbij op verdachte een revolver en munitie werden aangetroffen.
Het hof overweegt daaromtrent alsvolgt. Voor zover namens verdachte een beroep is gedaan op onrechtmatig optreden van de politie bij het binnentreden van de woning aan de [adres] te [plaats] overweegt het hof dat de woning rechtmatig werd betreden en doorzocht op basis van artikel 49 van de Wet wapens en munitie, terwijl daarvoor voorafgaand daaraan door een hulpofficier van justitie machtiging was verleend, zoals vereist in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden. Bij die gelegenheid is verdachte in de woning van [bewoner] - waar verdachte niet woonde - aangetroffen en aangehouden. Het hof is, vanwege de omstandigheid dat verdachte niet in de betrokken woning woonachtig was, van oordeel dat niet sprake is van een norm die de rechten van verdachte beoogt te beschermen. Een beroep op onrechtmatige binnentreding - wat daarvan ook zij - komt verdachte derhalve niet toe. Het hof verwerpt daarom dit verweer.
Voor zover namens verdachte een beroep is gedaan op onrechtmatigheid bij de aanhouding van verdachte wegens het ontbreken van een concrete verdenking jegens verdachte, mist het verweer feitelijke grondslag, nu verdachte in opdracht van de officier van justitie kon worden aangehouden in verband met (relevante en belastende) informatie ten aanzien van verdachte van vermoedelijke overtreding van de Wet wapens en munitie. De omstandigheid dat het aanvankelijk gemelde tijdstip van de ophanden zijnde overval met een uur was overschreden maakt dit niet anders. Het hof verwerpt daarom ook dit verweer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 11 juni 2010 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, een revolver, en munitie van categorie III, telkens als bepaald in de Wet wapens en munitie, te weten 21 scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de revolver:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
ten aanzien van de munitie:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte had op 11 juni 2010 een verboden wapen, te weten een revolver, en verboden munitie voorhanden. Verdachte had het wapen schietklaar in zijn rechterbroekzak. De cilinder van de revolver was op het moment van aantreffen voorzien van drie scherpe patronen. In zijn andere, linkerbroekzak had verdachte nog eenentwintig scherpe patronen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte daaraan bijgedragen. Het hof rekent dit verdachte aan.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 mei 2011 blijkt dat de verdachte vele malen eerder ter zake van uiteenlopende strafbare feiten, waaronder ook soortgelijke, is veroordeeld.
Gelet op het bovenstaande acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 maart 2009, parketnummer 07-440203-08, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 maart 2009, parketnummer 07-440203-08, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. F.W.J. den Ottolander, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 20 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. J. Dolfing en F.W.J. den Ottolander zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
1 proces-verbaal nummer PL0400 2010055746-2 (blz 140 t/m 142), in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1]
2 Machtiging tot binnentreden met registratienummer PL0400 2010055747-3 (blz 34)
3 Verslag van binnentreden, in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2] 003 (blz 33)
4 Proces-verbaal van aanhouding, d.d. 11 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] 011 en [verbalisant 2] 020