Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003022-07
Uitspraak d.d.: 15 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 november 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1940],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 16 oktober 2008, 26 mei 2009, 20 juli 2010 en 1 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.J.D. van Doleweerd, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2007 tot en met 21 maart 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], secretaris van het CDA afdeling [plaats 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft, hij, verdachte gedurende voornoemde periode die [slachtoffer 1] meermalen telefonisch benaderd en/of die [slachtoffer 1] meermalen e-mails toegezonden teneinde (onder meer) in het bezit te komen van de adressen van CDA leden en/of de ledenlijst van CDA, afdeling [plaats 2] en/of die [slachtoffer 1] meermalen telefonisch uitgescholden en/of die [slachtoffer 1] een vuile fascist genoemd en/of die [slachtoffer 1] toegevoegd: "dat er mensen langs zouden komen, die zijn penis eraf moeten snijden en deze om zijn nek moeten draaien", althans dergelijke woorden van dreigende en/of beledigende aard en/of strekking;
feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2007 tot en met 21 maart 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], voorzitter van het CDA afdeling [plaats 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft, hij, verdachte gedurende voornoemde periode die [slachtoffer 2] meermalen telefonisch benaderd en/of die [slachtoffer 2] meermalen e-mails toegezonden teneinde (onder meer) in het bezit te komen van de adressen van CDA leden en/of de ledenlijst van CDA, afdeling [plaats 2] en/of die [slachtoffer 2] meermalen telefonisch uitgescholden en/of die [slachtoffer 2] toegevoegd: "ik kom vannacht nog bij u, met een paar mensen en ga dan bij u door de ruit heen en dan bent u bang" en/of "ik ga u de hele nacht bellen, u krijgt brieven in de bus, waar u van zult schrikken" en/of "leugenaar, leugenaar, lasteraar, dat ben je [slachtoffer 2]", althans telkens dergelijke woorden van dreigende en/of beledigende aard en/of strekking;
feit 3:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot 02 maart 2007 in de gemeente [gemeente] meermalen, althans eenmaal [slachtoffer 3], burgemeester van de gemeente [gemeente], opzettelijk in het openbaar bij geschrift, althans door toegezonden of aangeboden geschriften (brieven en/of e-mails), waarin hij die [slachtoffer 3] een leugenaar, een bedrieger en/of een zakkenvuller noemt en/of die [slachtoffer 3] vergelijkt met burgemeesters in oorlogstijd, die toen talloze joden door Nederlandse politieagenten weggevoerd werden, toekeken, althans woorden en/of teksten vangelijke beledigende aard en/of strekking heeft beledigd;
feit 4:
hij op of omstreeks 07 mei 2007 in de gemeente [gemeente] wederrechtelijk vertoevende in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten het gemeentehuis van de gemeente [gemeente], zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar [slachtoffer 6], aanstonds heeft verwijderd;
feit 5:
hij op of omstreeks 07 mei 2007 te [plaats 2] opzettelijk beledigend [slachtoffer 4], loco-burgemeester van de gemeente [gemeente] en/of [slachtoffer 5], gedeputeerde van de provincie [provincie], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "nazi, fascist, aartsleugenaar, autoritaire fascist", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof heeft de onderhavige zaak tegen verdachte gelijktijdig - doch niet gevoegd - behandeld met de zaken met parketnummers 24-001497-07, 24-000125-09 en 24-002173-09. Al deze zaken hebben - volgens de tenlasteleggingen - betrekking op een periode van ongeveer 2,5 jaar, die werd afgesloten met het laatste feit in mei 2009. Het betreft een afgebakende en relatief korte periode, terwijl deze thans 71-jarige verdachte geen noemenswaardig strafblad heeft. In al deze zaken is sprake van situaties waarin verdachte in conflict is geraakt met een groot aantal mensen in uiteenlopende omstandigheden en van meerdere disciplines. Uit het dossier, waaronder een verkorte psychiatrische rapportage, en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof is duidelijk geworden dat verdachte in deze periode overwerkt was en snel gefrustreerd raakte. Aldus kon hij geprikkeld reageren in verschillende situaties. Het hof behandelt ook de onderhavige zaak tegen deze achtergrond.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op de Salduz-jurisprudentie.
Het hof stelt vast dat verdachte in de avond van 7 mei 2007 buiten heterdaad is aangehouden ter zake van de hierboven weergegeven feiten en dat hij die avond om 23.55 uur in verzekering is gesteld. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte op 8 mei 2007 om 10.22 uur voor de eerste maal is verhoord. Uit de schriftelijke weergave van het verhoor is af te leiden dat verdachte is gewezen op zijn zwijgrecht. Niet blijkt dat hij is gewezen op zijn recht op consultatie van een raadsman, voorafgaand aan en tijdens dit verhoor, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is gebeurd.
Vaststaat dat verdachte op 8 mei 2007 op enig moment is bezocht door een piketadvocaat. Het formulier "verklaring optreden piket" voorziet evenwel niet in de vermelding van een tijdstip van dat optreden. Nu andersluidende gegevens omtrent deze gang van zaken ontbreken, houdt het hof het ervoor dat verdachte de piketadvocaat niet heeft gesproken vóór het zojuist genoemde verhoor. Dit betekent dat het hof de verklaring van verdachte van 8 mei 2007 zal uitsluiten van het bewijs.
Het hof stelt voorts vast dat verdachte op 9 mei 2007 opnieuw is verhoord en deels bekennende verklaringen heeft afgelegd. Nu deze verklaring door verdachte is afgelegd na het bezoek van de piketadvocaat op 8 mei 2007, ziet het hof geen aanleiding deze verklaring van verdachte van het bewijs uit te sluiten.
Verdachte stelt zich op het standpunt dat met het proces-verbaal van verhoor van 9 mei 2007 omstreeks 10.05 uur (paragraafnummer 14) is geknoeid en dat hij slechts de eerste drie pagina's van die verklaring zelf heeft ondertekend. Verdachte stelt dat de handtekeningen op de pagina's 4 tot en met 6 van die verklaring niet van hem zijn. Voorts ontkent verdachte op 9 mei 2007 omstreeks 15.14 uur te zijn verhoord, zodat de handtekening op het proces-verbaal van dit verhoor (paragraafnummer 22) ook niet van hem is.
Het hof heeft in deze verklaring van verdachte aanleiding gezien tot het verrichten van nader onderzoek. Daartoe is verbalisant [verbalisant 1] gehoord door de rechter-commissaris en is verbalisant [verbalisant 2] gehoord ter terechtzitting van het hof van 1 juli 2011. Beide verbalisanten verklaren dat verdachte zijn handtekeningen op alle pagina's van het verhoor van 9 mei 2007 heeft gezet.
Voorts heeft het hof een deskundige verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut een handschriftkundig onderzoek naar de handtekeningen van verdachte laten uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport "onderzoek authenticiteit handtekeningen/parafen op processen-verbaal van verhoor" van 2 december 2010.
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken van de door verdachte gestelde onregelmatigheden. Op grond van de consistente verklaringen van verbalisanten gaat het hof ervan uit dat de handtekeningen van verdachte in de processen-verbaal van verhoor daadwerkelijk afkomstig zijn van verdachte. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het rapport van de deskundige geen afbreuk doet aan de verklaringen van de verbalisanten dat verdachte zelf zijn handtekeningen op alle pagina's van de processen-verbaal van 9 mei 2007 heeft gezet.
Voor zover verdachte heeft betoogd dat hij nog op- en aanmerkingen op de afgelegde verklaring had, welke hij in de kantlijn van het proces-verbaal had bijgeschreven, merkt het hof op dat deze op- en aanmerkingen volgens de verklaringen van verbalisanten zijn verwerkt in voornoemd proces-verbaal van verhoor van 9 mei 2007, omstreeks 10.05 uur,en daarnaast in het afzonderlijke proces-verbaal van 9 mei 2007, 15.14 uur (paragraaf 22).
Gelet op het vorenstaande gaat het hof ervan uit dat verdachte zelf zijn handtekening op alle pagina's van de processen-verbaal van 9 mei 2007 heeft gezet en dat die processen-verbaal een betrouwbaar verslag van het verhoor van verdachte omvatten.
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde belaging aangevoerd dat niet gesproken kan worden van stelselmatigheid, gelet op de beperkte duur ervan.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Bij de vraag of sprake is van stelselmatigheid dient ingevolge vaste jurisprudentie te worden gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, op de omstandigheden waaronder zij hebben plaats gevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
In het onderhavige geval bestond het belagen van de slachtoffers uit het in een periode van ongeveer een week voortdurend bellen naar slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Daarnaast bestond het belagen uit het sturen van emailberichten aan [slachtoffer 1]. De periode waarin verdachte de slachtoffers heeft belaagd is weliswaar betrekkelijk kort geweest, maar uit het dossier blijkt dat de contacten die verdachte met de slachtoffers zocht, zeer indringend waren. Verdachte belde de slachtoffers 's avonds laat en 's ochtends vroeg. Zodra de (gezinsleden van de) slachtoffers de verbinding hadden verbroken, belde hij opnieuw. Voorts waren de gesprekken zeer dwingend van toon. Zo kondigde verdachte aan desnoods de hele nacht te zullen bellen. De slachtoffers zagen zich door verdachtes voortdurende telefoontjes genoodzaakt de stekker van de telefoon eruit te halen, hetgeen - aldus de verklaringen - als belastend werd ervaren. Daarmee staat vast dat het gedrag van verdachte in die periode een grote niet door hun gewenste invloed heeft gehad op de levens van de slachtoffers en hun gezinsleden.
In het licht van de eisen die in de jurisprudentie worden gesteld aan de stelselmatigheid van de belaging, leveren onder meer de verklaringen van aangevers en ook hetgeen verdachte zelf omtrent zijn contacten met aangevers heeft verklaard in de onderhavige zaak de gemotiveerde weerlegging op van het verweer dat verdachtes toenaderingen niet voldoende veelvuldig zijn geweest om van stelselmatigheid te kunnen spreken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op tijdstippen in de periode van 15 maart 2007 tot en met 21 maart 2007 te [plaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], secretaris van het CDA afdeling [plaats 2], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, immers heeft, hij, verdachte, gedurende voornoemde periode die [slachtoffer 1] meermalen telefonisch benaderd en die [slachtoffer 1] meermalen e-mails toegezonden teneinde (onder meer) in het bezit te komen van de adressen van CDA leden en/of de ledenlijst van CDA, afdeling [plaats 2] en die [slachtoffer 1] meermalen telefonisch uitgescholden en die [slachtoffer 1] een vuile fascist genoemd en die [slachtoffer 1] toegevoegd: "dat er mensen langs zouden komen, die zijn penis eraf moeten snijden";
feit 2:
hij op tijdstippen in de periode van 15 maart 2007 tot en met 21 maart 2007 te [plaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], voorzitter van het CDA afdeling [plaats 2], met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, immers heeft, hij, verdachte gedurende voornoemde periode die [slachtoffer 2] meermalen telefonisch benaderd teneinde (onder meer) in het bezit te komen van de adressen van CDA leden en/of de ledenlijst van CDA, afdeling [plaats 2] en die [slachtoffer 2] meermalen telefonisch uitgescholden en die [slachtoffer 2] toegevoegd: "ik kom vannacht nog bij u, met een paar mensen en ga dan bij u door de ruit heen en dan bent u bang" en "ik ga u de hele nacht bellen, u krijgt brieven in de bus, waar u van zult schrikken" en "leugenaar, leugenaar, lasteraar, dat ben je [slachtoffer 2]";
feit 3:
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2007 tot 02 maart 2007 in de gemeente [gemeente] meermalen [slachtoffer 3], burgemeester van de gemeente [gemeente], opzettelijk door geschriften (brieven en e-mails), waarin hij die [slachtoffer 3] een leugenaar noemt en die [slachtoffer 3] vergelijkt met burgemeesters in oorlogstijd, die toen talloze joden door Nederlandse politieagenten weggevoerd werden, toekeken, heeft beledigd;
feit 4:
hij op 07 mei 2007 in de gemeente [gemeente] wederrechtelijk vertoevende in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten het gemeentehuis van de gemeente [gemeente], zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar [slachtoffer 6], aanstonds heeft verwijderd;
feit 5:
hij op 07 mei 2007 te [plaats 2] opzettelijk beledigend [slachtoffer 4], loco-burgemeester van de gemeente [gemeente] en/of [slachtoffer 5], gedeputeerde van de provincie [provincie], in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "nazi, fascist, aartsleugenaar, autoritaire fascist".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
belaging.
het onder 3 en 5 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
wederrechtelijk in een voor de openbare dienst bestemd lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds verwijderen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de eerste helft van 2007 schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging van de secretaris en de voorzitter van de politieke partij het CDA, afdeling [plaats 2]. Hij heeft deze personen stelselmatig lastig gevallen, onder meer door herhaaldelijk te telefoneren. Verdachte heeft middels zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Zij hebben zich als gevolg van het handelen van verdachte voor een ieder onbereikbaar gemaakt doordat zij zich ertoe gedwongen voelden de stekker uit de telefoon te verwijderen. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke voor een ander belastende gedragingen, zonder zich te bekommeren om de gevolgen die deze gedragingen kunnen hebben voor deze anderen.
Voorts heeft verdachte de burgemeester en loco-burgemeester van de gemeente [gemeente] en een gedeputeerde van de provincie [provincie] beledigd, door hen uit te maken voor onder meer leugenaar, burgemeester in oorlogstijd, nazi en fascist. Hiermee heeft hij de betrokken personen in hun eer en goede naam aangetast.
Ook heeft verdachte zich niet verwijderd uit het gemeentehuis van [plaats 2] nadat dit door een ambtenaar was gevorderd. Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende ambtenaar in het gemeentehuis.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 mei 2011, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met hetgeen naar voren komt uit het adviesrapport van Reclassering Nederland van 20 juni 2007, te weten dat het onmogelijk was een gesprek met verdachte te hebben, dat hij een buitenproportionele argwaan jegens gerechtelijke instanties, de reclassering en diverse leden van het CDA aan de dag legde en dat hij zich bediende van dreigende en beledigende taal richting rapporteur en anderen.
Het hof heeft ter terechtzitting tevens geconstateerd dat verdachte thans in staat is in enige mate te reflecteren op zijn eigen gedrag, doch het nemen van (enige) verantwoordelijkheid hiervoor ontbreekt nog grotendeels.
Ter zitting is anderzijds naar voren gebracht dat het een stuk beter met verdachte gaat dan ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte doet het thans rustiger aan, zodat geen sprake meer is van een situatie van overwerktheid. Verdachte is meer ontspannen, heeft de stressvolle situatie achter zich gelaten en mijdt thans spanningsvolle situaties.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf een passende bestraffing is, zoals ook door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Deze straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Gezien het feit dat de onderhavige zaken dateren uit 2007 en verdachte recent niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen, zal het hof geen - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - contactverbod verbinden aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf.
Het hof ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman verzocht, gelet op de ernst van de feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 139, 266 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. D.J. Keur en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra, griffier,
en op 15 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.