ECLI:NL:GHARN:2011:BR1714

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002594-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en geldboete wegens winkeldiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 juli 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, dat op 20 oktober 2010 was gewezen. De verdachte, geboren in 1959 en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van winkeldiefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte op 19 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] twee verpakkingen vaatwastabletten had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte had in een proces-verbaal verklaard dat zij de vaatwastabletten in haar boodschappenkar had gestopt en de rits had dichtgetrokken, wat het hof als bewijs voor opzet beschouwde. De latere verklaring van de verdachte dat zij was vergeten te betalen, werd door het hof niet geloofd.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een geldboete van EUR 180,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar had geëist, in overweging genomen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een geldboete van EUR 180,00, met de bepaling dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de winkeldiefstal en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002594-10
Uitspraak d.d.: 15 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 oktober 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1959],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling tot een geldboete van EUR 180,00, subsidiair 3 dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. R. Zwiers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 19 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee verpakkingen vaatwastabletten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft ontkend dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde winkeldiefstal. Daartoe heeft verdachte aangevoerd dat zij voor haar werkgever boodschappen deed en besloot voor zichzelf vaatwastabletten te kopen. Zij wilde deze vaatwastabletten gescheiden houden van de boodschappen voor haar werkgever, die in het winkelwagentje lagen, en heeft de tabletten daarom in haar boodschappenkar opgeborgen met de bedoeling ze bij de kassa af te rekenen. Omdat haar aandacht bij de kassa werd afgeleid, is verdachte vergeten de vaatwastabletten af te rekenen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het aangifteformulier winkeldiefstal blijkt dat verdachte 2 pakken vaatwastabletten uit het schap pakte, deze in haar trekkar stopte en de rits dichttrok. In het proces-verbaal van voorgeleiding heeft verdachte verklaard "Ik heb twee pakken vaatwastabletten gestolen bij de [bedrijf]" en "Ik had een boodschappenkarretje bij me en daarin heb ik de twee pakken met vaatwastabletten verstopt".
Gelet op het voorgaande is bewijsbaar dat verdachte bewust de vaatwastabletten in haar boodschappenkar heeft gedaan en de kar vervolgens heeft dichtgeritst, met het oogmerk om zich de twee pakken vaatwastabletten wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof hecht geen geloof aan de latere verklaring van verdachte dat zij is vergeten de pakken vaatwastabletten ter betaling aan te bieden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 19 augustus 2010 in [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee verpakkingen vaatwastabletten, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade oplevert. Verdachte heeft met haar handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkeleigenaar.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 20 mei 2010 waaruit blijkt dat verdachte vóór het begaan van deze feiten reeds tweemaal, te weten in 2001 en in 2007 voor een winkeldiefstal een transactie (betaling van een schikkingsvoorstel) heeft geaccepteerd.
Gelet op vorenstaande en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal het hof de in eerste aanleg opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf, als een geboden sanctie, opleggen. Voorts acht het hof oplegging van na te melden geldboete passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 180,00 (honderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. D.J. Keur en mr. H.J. Deuring, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W. Landstra, griffier,
en op 15 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.