ECLI:NL:GHARN:2011:BR1288
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot invaliditeitspensioen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 5 juli 2011, betreft het een hoger beroep inzake de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van belanghebbende, X te Z. De zaak is voortgekomen uit een mondelinge uitspraak van de rechtbank Breda van 18 april 2006, waarin de inspecteur van de belastingdienst (hierna: de Inspecteur) een aanslag had opgelegd. De Hoge Raad had eerder, op 26 november 2010, de zaak verwezen naar het Hof voor nadere beoordeling. De Inspecteur had in de eerdere procedure een deel van de door belanghebbende betaalde premie voor het invaliditeitspensioen niet in aftrek toegelaten. Het Hof moest nu vaststellen welk deel van de premie aan de aanspraken op het invaliditeitspensioen kon worden toegerekend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juni 2011 was alleen de Inspecteur aanwezig. Het Hof oordeelde dat de bewijslast met betrekking tot de hoogte van de premie die verband houdt met het invaliditeitspensioen in beginsel op belanghebbende rustte. Belanghebbende had echter geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om zijn standpunt na verwijzing te onderbouwen. De Inspecteur stelde dat een bedrag van € 250 betrekking had op het invaliditeitspensioen, wat het Hof aannemelijk achtte. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.912 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.178.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het Hof besloot geen proceskostenveroordeling toe te kennen, aangezien belanghebbende hierom niet had verzocht en er geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten waren aangetoond.