Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003066-10
Uitspraak d.d.: 5 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1952],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor feit 1, 3 en 4 tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen alsmede voor feit 1 tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het door de verdediging ingestelde hoger beroep gericht is tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde, zal het hof verdachte daarin niet ontvankelijk verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 18 september 2010 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 595 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 3:
hij op of omstreeks 18 september 2010 in de gemeente [gemeente], toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door - zijn, verdachtes, arm los te rukken terwijl voornoemde politieambtenaar die arm vast had en/of - trappende bewegingen te maken in de richting van die politieambtenaar;
feit 4:
hij op of omstreeks 18 september 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 2], hoofdagent van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, de surveillancedienst, op diens overhemd en/of diens gezicht heeft gespuugd, althans handelingen van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 18 september 2010 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 595 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
feit 3:
hij op 18 september 2010 in de gemeente [gemeente], toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van op heterdaad ontdekte strafbare feiten, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door
- zijn, verdachtes, arm los te rukken terwijl voornoemde politieambtenaar die arm vast had en
- trappende bewegingen te maken in de richting van die politieambtenaar;
feit 4:
hij op 18 september 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant 2], hoofdagent van politie, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, de surveillancedienst, op diens overhemd en diens gezicht heeft gespuugd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 19 januari 2009 schuldig gemaakt aan het onder invloed besturen van een motorrijtuig. Verdachte heeft met dit feit de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Nadat verdachte werd aangehouden heeft hij zich verzet en heeft hij een verbalisant bespuugd. Deze laatste gedragingen beschouwt het hof evenzeer als ernstige feiten.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven dat hij sinds kort een baan heeft en een behandeling volgt bij een hulpverlenende instantie betreffende zijn alcoholproblematiek.
Oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou meebrengen dat hij zijn werkzaamheden niet langer kan uitoefenen.
Het hof neemt bij de bepaling van de aard en hoogte van de straf - anders dan de advocaat-generaal - het vonnis van de politierechter als uitgangspunt.
Het hof acht het, gelet op de kennelijk gewijzigde persoonlijke omstandigheden, in de onderhavige zaak passend en geboden voor feit 1, 3 en 4 een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur op te leggen, met daarnaast voor feit 1 oplegging van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur met een proeftijd van twee jaren. Hierbij heeft het hof, anders dan de advocaat-generaal, in verband met de oplegging van de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid compensatie gezocht in het verhogen van de gevorderde werkstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis.
Ontzegt de verdachte terzake van het onder 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 5 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken, zijnde mr. Lahuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.