Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001757-08
Uitspraak d.d.: 24 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 juli 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is bij akte beperkt tot hetgeen de rechtbank heeft beslist met betrekking tot feit 1.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 december 2010 en 10 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 50 dagen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R.P. Snorn, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2008 te of nabij [plaats 1], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 februari 2008 te of nabij [plaats 1], in de gemeente [gemeente], terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzittingen is gebleken.
Verdachte heeft op 18 februari 2008 een personenauto bestuurd en zich daarmee in het verkeer begeven, terwijl hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd. Door aldus te handelen heeft verdachte een eerdere rechterlijke uitspraak genegeerd.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend 34 pagina's tellende Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 april 2011. Daaruit blijkt dat verdachte diverse keren is veroordeeld voor strafbare feiten en in het bijzonder voor strafbare feiten die de Wegenverkeerswet 1994 betreffen.
Op grond van het vorenstaande dient aan verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd.
Hier staat echter het volgende tegenover.
Blijkens de door verdachte en zijn echtgenote opgestelde brief d.d. 1 december 2010 is er bij verdachte sprake van gewijzigde persoonlijke omstandigheden. Verdachte is - met het oog op een beter toekomstperspectief voor de kinderen - per september 2010 verhuisd van [plaats 1] naar [plaats 2]. Verdachte geeft aan niet meer in aanraking te willen komen met de politie en een toekomst op te willen bouwen met zijn vrouw en kinderen. Verdachte zegt geen auto meer te rijden.
Uit voormeld uittreksel blijkt voorts dat het laatste feit, waarvoor verdachte met justitie in aanraking is gekomen, dateert van 30 juni 2009.
Voorts is vast komen te staan dat er sprake is van - kort gezegd - 'undue delay' in de zin van artikel 6 EVRM. Na het instellen van het hoger beroep op 1 juli 2008 tot aan de uitspraak van het hof is bijna 3 jaar verstreken.
Gelet op voormelde - positieve - omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn is het hof van oordeel dat in dit geval een passende bestraffing gevonden kan worden in het opleggen van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.H. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K.J. Reinke, griffier,
en op 24 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.H. Bosch zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.