ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9472

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS P11/0055
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • J.M.J. Denie
  • E. van der Herberg
  • M.G.E. Tervoort
  • W. van Kordelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling na intrekking proefverlof wegens voyeurincident

In deze zaak gaat het om de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die in april 2010 zijn proefverlof verloor na een voyeurincident. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 6 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 januari 2011, die de terbeschikkingstelling met twee jaar had verlengd. Het hof oordeelt dat, ondanks de lichte strafrechtelijke sanctie die voor het voyeurincident is opgelegd, het incident vanuit behandeloogpunt als zorgelijk moet worden beschouwd. De kliniek heeft aangegeven dat er een nieuwe behandelpoging wordt gedaan, waarbij de nadruk ligt op de seksuele problematiek van de terbeschikkinggestelde. Het hof verwacht dat het behandel- en resocialisatietraject langer dan twee jaar zal duren en ziet geen reden om af te wijken van het verlengingsadvies van de kliniek.

Tijdens de zitting op 23 mei 2011 is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, en de advocaat-generaal, mr. E.J. Julsing-Nijenhuis. De terbeschikkinggestelde heeft betoogd dat de gevolgen van het voyeurincident niet in verhouding staan tot de ernst van het incident en dat hij goede vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling. Hij verzocht om de zaak aan te houden voor onderzoek naar de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het te vroeg werd geacht.

Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek tot aanhouding af. De rechtbank had op juiste gronden geoordeeld en de beslissing is in overeenstemming met de huidige stand van de behandeling van de terbeschikkinggestelde. Het hof benadrukt het belang van een zorgvuldig behandeltraject en de noodzaak om de terbeschikkingstelling te verlengen, gezien de ernst van de situatie.

Uitspraak

TBS P11/0055
Beslissing d.d. 6 juni 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 januari 2011, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde, d.d. 3 februari 2011;
- de aanvullende informatie van FPC Dr. S. van Mesdag, d.d. 21 april 2011, alsmede de wettelijke aantekeningen van 22 juli 2008 tot en met 9 maart 2011;
- een tweetal brieven van de terbeschikkinggestelde, d.d. 9 en 12 mei 2011.
Het hof heeft ter zitting van 23 mei 2011 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr N.A. Heidanus, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal,
mr E.J. Julsing-Nijenhuis.
Overwegingen
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde was al met proefverlof toen het mis ging. Inmiddels is er opnieuw begeleid verlof aangevraagd. De kliniek heeft in haar rapportages beschreven hoe zij de komende drie jaar wil gaan invullen. De terbeschikkinggestelde geeft aan dat de aangepaste behandeling werkt. In beginsel is verlenging voor de termijn van twee jaar niet bijzonder. De advocaat-generaal refereert zich echter aan het oordeel van het hof omtrent een mogelijke verlenging voor de duur van een jaar, gelet op de thans positieve lijn in de behandeling van de terbeschikkinggestelde. Na een jaar kan dan worden bekeken hoe het verder moet.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
In de brieven van de terbeschikkinggestelde wordt duidelijk uiteengezet wat de inzet van het hoger beroep is. De terbeschikkinggestelde heeft voor het voyeurincident slechts een boete van € 90,- moeten betalen. De vraag is dan ook of dit incident er toe moet leiden dat de terbeschikkinggestelde weer helemaal opnieuw moet beginnen met zijn behandeling. De terbeschikkinggestelde heeft vier jaar zonder verdere incidenten buiten gewoond. De rechtbank was al bezig de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken toen het incident zich voordeed. De gevolgen van het incident staan niet in verhouding tot de ernst van dat incident. De kliniek had zich ook tot een time-out kunnen beperken of een aanscherping van de voorwaarden van het proefverlof. De lijn van de kliniek is contraproductief, repressief en onevenredig zwaar. Achteraf bezien zijn er bij het proefverlof wellicht te zware voorwaarden opgelegd, hetgeen bij de terbeschikkinggestelde tot te veel seksuele spanning heeft geleid. Dit wordt ook onderkend in het huidige terugvalpreventieplan. Primair wordt verzocht om de zaak drie maanden aan te houden, teneinde de reclassering in staat te stellen om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De huidige situatie is totaal anders dan de situatie ten tijde van het indexdelict en de terbeschikkinggestelde heeft goede vooruitgang geboekt. Het traject dat de kliniek voorstaat, is onrechtvaardig en te lang. Effectief toezicht is gewenst, maar dat is ook mogelijk bij een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Subsidiair wordt verzocht de termijn van de verlenging te beperken tot een jaar, met een aanwijzing aan de kliniek dat het intramuraal verblijf niet te lang moet duren.
Het oordeel van het hof
Het verzoek tot aanhouding om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, omdat het hof het hiervoor te vroeg acht.
Uit de rapportages blijkt dat er thans een nieuwe behandelpoging wordt gedaan, waarbij de nadruk wordt gelegd op de seksuele problematiek van de terbeschikkinggestelde. Het hof is met de kliniek van oordeel dat het incident naar aanleiding waarvan in april 2010 het proefverlof van betrokkene werd ingetrokken vanuit behandeloogpunt als zorgelijk beschouwd moet worden; daaraan doet niet af, dat de strafrechtelijke reactie heel licht was. Te verwachten is dan ook, dat het behandel- en resocialisatietraject de termijn van twee jaren zal overschrijden. Het hof acht het van belang dat dit traject zorgvuldig zal worden uitgevoerd. Het hof ziet dan ook geen reden om van het advies van de kliniek af te wijken.
Het hof merkt op dat de kliniek in haar rapportage van 21 april 2011 schrijft dat de terbeschikkinggestelde pas aan het begin van de tweede behandelingpoging staat. De tbs is ingegaan op 14 december 2000. Het zou te overwegen zijn om deze tweede behandelpoging in een andere kliniek te laten plaatsvinden.
Met betrekking tot het subsidiaire verzoek van de raadsman om de verlenging van de maatregel te beperken tot een jaar, overweegt het hof dat, nu niet te verwachten valt dat het tweede behandel- en resocialisatietraject binnen een jaar zal kunnen worden afgerond, ook het subsidiaire verzoek dient te worden afgewezen.
Het hof is, met inachtneming van het bovenstaande, van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Bevestigt de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 januari 2011 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr E. van der Herberg als raadsheren,
en M.G.E. Tervoort en dr. W. van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 6 juni 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.