ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9207

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR: 000661-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan volmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 juni 2011 uitspraak gedaan over het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Utrecht was afgewezen in zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte was vertegenwoordigd door zijn raadsman, maar het hof constateerde dat uit de ingediende stukken niet bleek dat de raadsman bepaaldelijk gevolmachtigd was om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Dit gebrek aan volmacht werd verder versterkt door het feit dat de griffiemedewerker die het hoger beroep had ingesteld, ook niet duidelijk gemachtigd was om dit te doen. Hierdoor kwam het hof tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing werd genomen na het horen van de advocaat-generaal en de verdachte zelf in raadkamer. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Utrecht van 26 mei 2011, waarin het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis was afgewezen, in zijn overwegingen betrokken. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste volmacht bij het instellen van rechtsmiddelen, en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
pkn: 16-511857-11
avnr: 000661-12
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende in het huis van bewaring te [adres HvB] .
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 26 mei 2011, houdende de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door [naam advocaat], advocaat te [adres advocaat van verdachte], in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 27 mei 2011.
OVERWEGINGEN:
Het hof is na onderzoek gebleken dat uit de bij de akte rechtsmiddel gevoegde brief van 27 mei 2011 van de raadvrouw van verdachte aan de griffie van de rechtbank Utrecht, waarin is verzocht hoger beroep in te stellen tegen de afwijzing van de schorsing van de voorlopige hechtenis, niet blijkt of de raadsvrouw bepaaldelijk gevolmachtigd was om namens haar cliënt hoger beroep in te stellen. Ook blijkt niet uit die brief dat de griffiemedewerker, die het hoger beroep heeft ingesteld, nadrukkelijk bepaaldelijk gemachtigd werd dit te doen. Dit brengt met zich mee dat verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.
BESLISSING:
Het hof verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gegeven op 22 juni 2011 door mrs A.E. Harteveld, voorzitter, P. van Kesteren en G.C. Gillissen, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.