ECLI:NL:GHARN:2011:BQ8568

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003107-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door bestuurder van failliete vennootschappen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, die als bestuurder van verschillende besloten vennootschappen fungeerde, werd beschuldigd van verduistering van gelden en goederen die toebehoorden aan deze vennootschappen, nadat deze in staat van faillissement waren verklaard. Het hof overwoog dat de verdachte, na zijn eigen faillissement, opzettelijk een constructie had opgezet om via deze vennootschappen een inkomen te genereren. Hij had zich meermalen schuldig gemaakt aan het onttrekken van geldbedragen aan de boedel, wat leidde tot een bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij deze had gepleegd. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de verduistering van verschillende geldbedragen en goederen, en dat hij feitelijk leiding had gegeven aan het niet voldoen aan de boekhoudverplichtingen van de vennootschappen. De strafmaat werd aangepast vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, resulterend in een geldboete van € 9.000,- en een werkstraf van 108 uren.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003107-08
Uitspraak d.d.: 20 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 december 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1950],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 januari 2011 en 6 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair en veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren en tot een geldboete van € 9.500,-. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. P.R. van der Waal en mr. F. Jagersma, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij, tezamen en in vereniging met [bedrijf 1], zijnde bestuurder van [bedrijf 2] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3 december 2003 tot en met 31 mei 2004 te [plaats], en/of te Amsterdam en/of te Breda en/of (elders) in Nederland, terwijl de rechtspersoon [bedrijf 2] bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 20 april 2004, in staat van faillissement was verklaard, meermalen, althans eenmaal, ter bedriegelijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde [bedrijf 2], de navolgende goederen, te weten een (geld)bedrag van ongeveer euro 30.000,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 8.000,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 2915,-, en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 3608,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 3700,-, althans een of meerdere geldbedrag(en), aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft/hebben [bedrijf 1] en/of verdachte en/of de mededader(s) van [bedrijf 1] en/of van verdachte voornoemd(e) (geld)bedrag(en) die (telkens) was/waren ontvangen ten behoeve van/namens [bedrijf 2] niet op de zakelijke bankrekening van [bedrijf 2] gestort of laten storten en/of (telkens) de (te benoemen) curator niet op de hoogte gesteld of laten stellen van deze ontvangen bedrag(en) en/of (aldus) (telkens) voornoemd(e) geldbedrag(en) buiten bereik en beheer van de (te benoemen) curator gebracht en gehouden en/of laten brengen en/of laten houden,
feit 1 subsidiair:
[bedrijf 2] op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 mei 2004 te [plaats], en/of (elders) in Nederland, terwijl de rechtspersoon [bedrijf 2] bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 20 april 2004 in staat van faillissement was verklaard, tezamen en in vereniging met een of meerdere perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde [bedrijf 2] de navolgende goederen, te weten een (geld)bedrag van ongeveer euro 30.000 en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 8.000,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 2915,-, en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 3608,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 3700,-, althans een of meerdere geldbedrag(en), aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft/hebben [bedrijf 2] en/of diens mededader(s) (telkens) voornoemd(e) (geld)bedrag(en) die was/waren ontvangen ten behoeve van/namens [bedrijf 2] niet op de zakelijke bankrekening van [bedrijf 2] gestort of laten storten en/of (telkens) de (te benoemen) curator niet op de hoogte gesteld of laten stellen van deze ontvangen bedrag(en) en/of (aldus) (telkens) voornoemd(e)
geldbedrag(en) buiten bereik en beheer van de (te benoemen) curator gebracht en gehouden en/of laten brengen en/of laten houden,
terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan deze gedraging(en) (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven en/of opdracht heeft gegeven;
feit 1 meer subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 mei 2004 te [plaats], en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een (geld)bedrag van ongeveer euro 30.000,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 8.000,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 2915,-, en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 3608,- en/of een (geld)bedrag van ongeveer euro 3700,-, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of
zijn mededader(s) (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als bestuurder en/of leidinggevende van voornoemde B.V., althans als houder ten behoeve van/medewerker van voornoemde B.V., onder zich had(den), (telkens) zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
feit 2 primair:
hij, als bestuurder van een rechtspersoon, genaamd [bedrijf 3] op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 31 december 2005 te [plaats] en/of te Amsterdam en/of (elders) in Nederland, terwijl de rechtspersoon [bedrijf 3] bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 5 juli 2005, in staat van faillissement is verklaard, tezamen en in vereniging met een of meerdere perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die [bedrijf 3] een of meer van de navolgende goederen, te weten
a.
een of meerdere geldbedrag(en), te weten euro 2250,- en/of euro 10.000 en/of euro 8004, aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) voornoemd(e) (geld)bedrag(en) die was/waren ontvangen ten behoeve van/namens [bedrijf 3] overgeboekt naar de bankrekening(en) van [naam 1] en/of [naam 2], in elk geval niet op de niet op de zakelijke bankrekening van [bedrijf 3] gestort of laten storten en/of de (te benoemen) curator niet op de hoogte gesteld of laten stellen van deze ontvangen bedrag(en) en/of (aldus) voornoemd(e) geldbedrag(en) buiten bereik en beheer van de (te benoemen) curator gebracht en gehouden en/of laten brengen en/of laten houden,
en/of
b.
een of meerdere auto('s)/motorrijtuig(en), te weten een Opel Combo en/of een Opel Vivaro, aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) voornoemd(e) auto('s)/motorrijtuig(en) aangeschaft of laten aanschaffen ten behoeve van [bedrijf 3] en/of (vervolgens) voornoemd(e) auto('s)/motorrijtuigen op naam van verdachte gesteld of laten stellen;
feit 2 subsidiair:
[bedrijf 3] op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 april 2004 tot en met 31 december 2005 te [plaats] en/of te Amsterdam en/of
(elders) in Nederland, terwijl de rechtspersoon [bedrijf 3] bij vonnis van de
Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 5 juli 2005, in staat van faillissement is verklaard, tezamen en in vereniging met een of meerdere perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die [bedrijf 3] een of meer van de navolgende goederen, te weten
a.
een of meerdere geldbedrag(en), te weten euro 2250,- en/of euro 10.000 en/of euro 8004, aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft/hebben [bedrijf 3] en/of diens mededader(s) voornoemd(e) (geld)bedrag(en) die dat was/waren ontvangen ten behoeve van/namens [bedrijf 3] overgeboekt naar de bankrekening(en) van [naam 1] en/of [naam 2], in elk geval niet op de niet op de zakelijke bankrekening van [bedrijf 3] gestort of laten storten en/of de (te benoemen) curator niet op de hoogte gesteld of laten stellen van dit deze ontvangen bedrag(en) en/of (aldus) voornoemd(e) geldbedrag(en) buiten bereik en beheer van de (te benoemen) curator gebracht en gehouden en/of laten brengen en/of laten houden,
en/of
b.
een of meerdere auto('s)/motorrijtuig(en), te weten een Opel Combo en/of een Opel Vivaro, aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft/hebben [bedrijf 3] en/of verdachtes mededader(s) voornoemd(e) auto('s)/motorrijtuig(en) aangeschaft of laten aanschaffen ten behoeve van [bedrijf 3] en/of (vervolgens) voornoemd(e) auto('s)/motorrijtuigen op naam van verdachte gesteld of laten stellen
terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan deze gedraging(en) (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven en/of opdracht heeft gegeven;
feit 2 meer subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 31 december 2005 te [plaats] en/of te Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een of meerdere geldbedrag(en), te weten euro 2250,- en/of euro 10.000 en/of euro 8004, en/of een of meerdere auto('s)/motorrijtuig(en), te weten een Opel Combo en/of een Opel Vivaro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als bestuurder en/of leidinggevende van voornoemde BV., althans als houder voor voornoemde B.V., onder zich had(den), zich (telkens) wederrechtelijk heeft toegeëigend;
feit 3 primair:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 februari 2001 tot en met 31 december 2005 te [plaats] en/of Amsterdam en/of te Breda en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 1], zijnde bestuurder van [bedrijf 2] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 2] bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 20 april 2004,in staat van faillissement was verklaard, en/of als bestuurder van [bedrijf 3], tezamen en in vereniging met een of meerdere andere perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 3] bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 5 juli 2005, in staat van faillissement was verklaard, meermalen, althans eenmaal, ter bedriegelijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], niet heeft/hebben voldaan aan de op hem/haar en/of hun rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15a (het hof leest: respectievelijk na vernummering artikel 15i) van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld;
feit 3 subsidiair:
de rechtsperso(o)n(en) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 februari 2001 tot en met 31 juli 2005 te [plaats], en/of te Amsterdam en/of te Breda en/of (elders) in Nederland, terwijl deze rechtsperso(o)n(en) (respectievelijk) bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 20 april 2004, en/of bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 5 juli 2005, in staat van faillissement was/waren verklaard, tezamen en in vereniging met een een of meerdere perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, ter bedriegelijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3],niet heeft/hebben voldaan aan de op die rechtspersoon en/of de mededader(s) van die rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15a (het hof leest: respectievelijk na vernummering artikel 15i) van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) (het hof leest: feitelijk) leiding heeft gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of (schrijf)fouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair,
2 primair en subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Meer in het bijzonder overweegt het hof dat ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde bedrag van ongeveer € 8.000,- niet kan worden bewezen dat dit bedrag namens [bedrijf 2] is ontvangen. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat dit bedrag door [verdachte] in privé is ontvangen en juist niet namens [bedrijf 2]
Van de overige bedragen genoemd onder 1 primair kan niet worden bewezen dat sprake is van medeplegen met [bedrijf 1] Omdat geen sprake is van medeplegen met de bestuurder van de failliete BV en verdachte zelf geen bestuurder van [bedrijf 2] is, dient hij vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde onder 1 primair.
Verdachte is evenmin bestuurder geweest van [bedrijf 3] Voor het onder 2 primair ten laste gelegde ontbreekt om die reden het wettig en overtuigend bewijs. Nu verdachte ook geen bestuurder is geweest van [bedrijf 2] leidt dit tot de conclusie dat het onder 3 primair om die reden evenmin kan worden bewezen.
Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde is evenmin te bewijzen nu niet kan worden bewezen dat [bedrijf 2] respectievelijk [bedrijf 3] pleger is van die ten laste gelegde feiten.
Verweren ten aanzien van feiten waarvan verdachte wordt vrijgesproken
Door de raadslieden is een zeer groot aantal verweren gevoerd. Een substantieel deel van deze verweren heeft betrekking op feiten waarvan het hof verdachte vrijspreekt, zodat deze verweren geen bespreking behoeven.
Bewijsverweren en overweging met betrekking tot het bewijs
De talrijke verweren die door of namens de verdachte zijn gevoerd strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 1 meer subsidiair, onder 2 meer subsidiair en onder 3 subsidiair worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende:
feit 1 meer subsidiair: € 30.000,-
Verdachte heeft verklaard dat hij van een geldbedrag van € 30.000, toebehorende aan [bedrijf 2], een substantieel deel aan [medeverdachte] heeft gegeven. [medeverdachte] is de directeur van [bedrijf 1] die op haar beurt bestuurder is van [bedrijf 2] Anders dan verdachte heeft gesteld, acht het hof bewezen dat de omvang van het geldbedrag dat door verdachte aan [medeverdachte] is gegeven € 20.000,- betreft en niet € 26.000,-, zoals verdachte heeft verklaard. In het dossier bevindt zich een kwitantie ten bedrage van € 20.000,-. Er is geen enkel ander bewijsmiddel (buiten verdachtes op dat punt niet betrouwbaar geachte verklaring) waaruit blijkt dat verdachte meer dan € 20.000,- aan [medeverdachte] heeft overhandigd.
Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte wist dat [medeverdachte] het geldbedrag van
€ 20.000 niet ten goede zou laten komen van [bedrijf 2] Van deze € 20.000,- is derhalve niet te bewijzen dat verdachte dit geldbedrag samen met [medeverdachte] heeft verduisterd.
Verdachte heeft met betrekking tot het overgebleven geldbedrag verklaard dat hij deze gelden bij zich heeft gestoken. Verdachte heeft het verweer gevoerd dat hij vervolgens van dit geld zakelijke betalingen ten behoeve van [bedrijf 2] heeft gedaan. Het hof hecht geen waarde aan deze verklaring. De gestelde betalingen zijn niet in de administratie van [bedrijf 2] verwerkt. Ook blijkt nergens uit dat dit geld ten bate van [bedrijf 2] is aangewend. Hieruit moet worden afgeleid dat verdachte zich het geld, te weten een bedrag van € 10.000,- wederrechtelijk heeft toegeëigend.
€ 2915,-, € 3608,- en € 3700,-
Van deze bedragen heeft verdachte bekend dat ze toebehoorden aan [bedrijf 2] en dat hij ze zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Feit 2 meer subsidiair
De Opel Vivaro is volgens de verklaring van verdachte door hem gekocht met geld dat toebehoort aan [bedrijf 3]
Bij de Fiod heeft verdachte verklaard dat hij ook de Opel Combo heeft betaald met geld van [bedrijf 3] Weliswaar heeft verdachte daar toen aan toegevoegd dat hij het geld van [bedrijf 5] heeft geleend, maar het hof hecht aan die verklaring geen enkele waarde, nu deze lening nergens uit blijkt. Ook de verklaring van verdachte ter zitting van het hof dat hij de auto deels heeft betaald van zijn eigen spaargeld, komt het hof niet geloofwaardig voor. Verdachte kan zijn stelling in hoger beroep - die dus anders luidt dan hetgeen hij gedurende het opsporingsonderzoek bij de Fiod heeft verkondigd - op geen enkele wijze onderbouwen.
Deze auto's waren ook bedoeld voor [bedrijf 3] Verdachte en een medewerker van China Ned hebben rondgereden in deze auto's, aldus verdachte.
Verdachte heeft voorts verklaard dat door omstandigheden de kentekens van de auto's niet op naam van [bedrijf 3] zijn gezet, maar op zijn naam.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de auto's toe behoorden aan [bedrijf 3] Door deze auto's buiten medeweten van de curator onder zich te houden, ook nadat [bedrijf 3] failliet was verklaard, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van deze auto's.
€ 10.000,-
Verdachte heeft verklaard dat hij een geldbedrag van € 10.000,- toebehorende aan [bedrijf 3] heeft overgeschreven naar een privébankrekening van hem en zijn echtgenote. De stelling van verdachte dat hij recht had op dat geld, omdat dit salaris was, wordt verworpen. Het geldbedrag is niet in de boekhouding van [bedrijf 3] verwerkt. Dat dit geldbedrag salaris zou zijn voor verdachte is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dit leidt tot de conclusie dat verdachte dit geldbedrag heeft verduisterd.
feit 3 subsidiair
Zowel de curator van [bedrijf 2] als de curator van [bedrijf 3] hebben kort samengevat verklaard dat voornoemde BV's niet hebben voldaan aan hun verplichting om gegevensdragers, boeken of bescheiden te voorschijn te brengen. De curator van [bedrijf 2] heeft verklaard dat hij niet beschikt over balansen, winst- en verliesrekeningen, grootboeken en kasboeken van deze BV's. Uit de verklaring van de curator van [bedrijf 3] afgelegd bij de rechter-commissaris alsmede het faillissementsverslag van 21 december 2005 leidt het hof af dat deze curator evenmin over voornoemde boekhoudkundige bescheiden beschikt.
Verdachte heeft verklaard dat alles waarover de BV's beschikten door hem aan de curatoren is afgegeven. Dat de BV's niet hebben voldaan aan hun verplichtingen genoemd in artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
De curator van [bedrijf 2] heeft verklaard dat hij op basis van de beschikbare administratie niet de werkelijke vermogenspositie van de BV kan bepalen. Hierdoor zijn (of kunnen) de schuldeisers in hun de rechten (zijn) verkort. Nu de administratie van [bedrijf 3] evenmin aan de curator is verstrekt blijkens het faillissementsverslag van 21 december 2005, overweegt het hof dat ook deze curator de rechten en verplichtingen van deze BV niet heeft kunnen vaststellen, zodat de schuldeisers in hun rechten (kunnen) zijn verkort.
Door het niet voldoen aan hun verplichtingen hebben de BV's tenminste voorwaardelijk opzet gehad op het verkorten van de rechten van de schuldeisers van de gefailleerde BV's. Het verweer van de raadslieden dat geen sprake is geweest van een oogmerk om de schuldeisers in hun rechten te verkorten, wordt verworpen omdat de raadslieden hier een eis voor bewezenverklaring stellen die de wet zelf niet kent . Het niet voldoen aan deze verplichtingen is - gelet op het voorgaande - gedaan ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde BV's. Dat de vennootschappen niet hebben voldaan aan hun boekhoudverplichting met verdachte als feitelijk leidinggever blijkt overigens ook uit de onder de onder feit 1 meer subsidiair bewezenverklaarde onttrekking van € 10.000,- en de onder feit 2 meer subsidiair bewezenverklaarde onttrekking van € 10.000,-.
Verdachte had het in zijn macht om te beschikken over de boekhouding van beide BV's. Hij heeft verklaard dat hij de inkoop en verkoop regelde, facturen opstelde, offertes maakte en betalingen verrichtte. Verdachte heeft verklaard dat hij voor zichzelf een overzichtje bijhield van inkomsten en uitgaven, maar hij heeft geen winst- en verliesrekeningen, balansen, grootboeken of kasboeken voor voornoemde BV's opgesteld. Dat zou uitbesteed worden aan een administratiekantoor, maar dat is nooit gebeurd, aldus verdachte. Nu verdachte vermocht te beschikken over het al dan niet voldoen aan de administratieverplichtingen en daartoe ook redelijkerwijs was gehouden, is wettig en overtuigd bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het niet voldoen aan de verplichtingen van voornoemde BV's.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1 meer subsidiair:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 mei 2004 in Nederland, meermalen, opzettelijk een geldbedrag van ongeveer euro 10.000,- en een geldbedrag van ongeveer euro 2915,-, en een geldbedrag van ongeveer euro 3608,- en een geldbedrag van ongeveer euro 3700,-, telkens toebehorende aan [bedrijf 2], welke goederen verdachte telkens anders dan door misdrijf, te weten als medewerker van voornoemde B.V., onder zich had, telkens zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
feit 2 meer subsidiair:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 april 2004 tot en met 31 december 2005 in Nederland, meermalen, opzettelijk een geldbedrag, te weten euro 10.000, en meerdere auto's/motorrijtuigen, te weten een Opel Combo en een Opel Vivaro, toebehorende aan [bedrijf 3], welke goederen verdachte telkens anders dan door misdrijf, te weten als houder voor voornoemde B.V., onder zich had, zich telkens wederrechtelijk heeft toegeëigend;
feit 3 subsidiair:
de rechtspersonen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 3 december 2003 tot en met 31 juli 2005 in Nederland, terwijl deze rechtspersonen respectievelijk bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 20 april 2004, en bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 5 juli 2005, in staat van faillissement waren verklaard, ter bedriegelijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde [bedrijf 2] en [bedrijf 3], niet heeft voldaan aan de op die rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15a respectievelijk na vernummering 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair bewezenverklaarde levert telkens op:
verduistering, meermalen gepleegd.
het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte, nadat hij persoonlijk failliet is gegaan, er bewust voor heeft gekozen om via een constructie van besloten vennootschappen een inkomen voor zichzelf te kunnen verwerven.
Binnen deze constructie heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan verduistering van gelden en goederen toebehorende aan deze BV's.
Nadat de eerste ten behoeve van verdachte gebruikte BV failliet was gegaan is korte tijd later een nieuwe BV ten behoeve van verdachte aangeschaft, die op haar beurt ook weer failliet ging. Van het voeren van een boekhouding was geen sprake waardoor de schuldeisers in hun rechten (kunnen) zijn verkort.
Het hof is van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde straffen geen recht doen aan de ernst van de feiten.
In beginsel is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, een geldboete van € 10.000,- en een werkstraf van 120 uren passend en geboden zijn.
Nu er echter sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep van in totaal meer dan een jaar, zal het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de straf met 10% worden bekort tot een geldboete van € 9.000,- en een werkstraf van 108 uren.
Er is geen aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de raadslieden hebben bepleit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 51, 57, 321 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van EUR 9.000,00 (negenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 108 (honderdacht) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 54 (vierenvijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. P. Greve, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. G. Dam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier,
en op 20 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.