ECLI:NL:GHARN:2011:BQ8563

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000106-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot vertrek van ongewenste vreemdeling en bewijsvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1989 en woonachtig in Nederland, was ongewenst verklaard en had de verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten, zoals vastgelegd in artikel 61 van de Vreemdelingenwet 2000. De advocaat-generaal had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering en de verdediging van de raadsman, mr. S.J. van der Woude.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2009 in de gemeente [gemeente] als vreemdeling verbleef, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft de overtuiging gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, maar heeft niet bewezen geacht wat verder aan hem was ten laste gelegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet in staat was om Nederland te verlaten, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet voldoende inspanningen had geleverd om aan zijn verplichting te voldoen.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, aangezien er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Het hof heeft de strafoplegging in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit was begaan, vastgesteld. De straftoemetingsrichtlijnen voor overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht gaven aanleiding tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000106-10
Uitspraak d.d.: 20 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 januari 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2009 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard en op 29 oktober 2009 nog steeds ongewenst vreemdeling was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2009 in de gemeente [gemeente] als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard en op 29 oktober 2009 nog steeds ongewenst vreemdeling was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij buiten zijn schuld Nederland niet kon verlaten. Ook al zou verdachte zelf hebben geprobeerd om de benodigde papieren voor zijn reis naar Congo te bemachtigen, dan zou dat bij voorbaat kansloos zijn geweest.
Het hof overweegt dat artikel 61 Vreemdelingenwet 2000 verplicht de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft Nederland uit eigen beweging te verlaten. De vreemdeling die ongewenst is verklaard heeft de rechtsplicht Nederland te verlaten. Van die verplichting is slechts uitgezonderd de vreemdeling van wie aannemelijk is geworden dat hij buiten zijn schuld niet in het bezit kan komen van reisdocumenten.
Verdachte is ongewenst verklaard. Van overheidswege is meermalen geprobeerd om de benodigde papieren voor verdachtes reis naar Congo te verkrijgen. Dit is uiteindelijk ook gelukt en verdachte heeft Nederland verlaten. Verdachte heeft weliswaar meegewerkt aan de pogingen van de overheid om hem aan de benodigde documenten te helpen, maar hij heeft zelf helemaal niets ondernomen en passief afgewacht. Verdachte heeft dus niet alles in het werk gesteld wat redelijkerwijs van hem gevergd kon worden om te voldoen aan zijn verplichting om Nederland te verlaten. Het verweer dat eventuele pogingen van verdachte bij voorbaat kansloos zouden zijn wordt verworpen, omdat die stelling niet aannemelijk is geworden, te meer ook omdat is gebleken dat de overheid er na enige volharding wel in is geslaagd reispapieren voor verdachte te bemachtigen. Namens verdachte is aangevoerd dat hij omstreeks 1 oktober 2009 via familie te horen heeft gekregen dat de diplomatieke vertegenwoordiging van de Democratische Republiek Congo voor hem geen laissez-passer zou afgeven. Nog daargelaten de vraag of verdachte aan een dergelijke, niet rechtstreeks door de bevoegde autoriteiten gedane mededeling mocht afleiden dat activiteiten zijnerzijds zinloos zouden zijn, verklaart zulks niet waarom verdachte in de periode tussen zijn vrijlating uit vreemdelingendetentie en de ontvangst van die mededeling begin oktober 2009 geen pogingen heeft gedaan om het land te verlaten. Zoals hierboven al is overwogen kan niet worden gezegd dat dergelijke pogingen bij voorbaat kansloos zouden zijn.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat de straftoemetingsrichtlijnen van de rechtspraak voor overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Het hof ziet geen reden om hiervan af te wijken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 197 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. P. Greve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier,
en op 20 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.