2.5. In de procedure voor de Rechtbank waren de huurwaarde van de winkel en de kapitalisatiefactor niet in geschil. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de huurwaarde van het kantoor en van de opslag (2e verdieping) niet te hoog zijn vastgesteld. Voorts heeft Rechtbank geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat voldoende rekening is gehouden met de specifieke kenmerken van de opslag (1e verdieping). Vervolgens heeft de Rechtbank geoordeeld dat ook belanghebbenden de door hen gestelde waarde niet aannemelijk hebben gemaakt. De Rechtbank heeft de waarde vastgesteld op € 1.400.000.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of de Heffingsambtenaar de waarde van het winkelpand niet te hoog heeft vastgesteld, zoals de Heffingsambtenaar verdedigt en belanghebbenden betwisten.
3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbenden concluderen tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de Rechtbank terecht een lagere huurwaarde heeft gehanteerd voor de opslag (1e verdieping) dan in het door de Heffingsambtenaar ingebrachte taxatierapport is vermeld. De Rechtbank heeft zich bij haar oordeel gebaseerd op de huurwaarde die wordt toegerekend aan de opslagruimte in de kelder van het vergelijkingsobject b-straat 1.
4.2. De Heffingsambtenaar bestrijdt het oordeel van de Rechtbank. Hij wijst erop dat opslagruimten in de kelder minder benuttingsmogelijkheden hebben dan opslagruimten op de 1e verdieping. Voorts wijst de heffingsambtenaar erop dat hij voor de opslag (1e verdieping) een correctiefactor op de primaire huurwaarde heeft toegepast van 0,43, welke is opgebouwd uit een verdiepingscorrectie (0,85), een functiecorrectie (0,60), een ondoelmatigheidscorrectie (0,9) en een kwaliteitscorrectie (0,95). Verder wijst hij erop dat in de analyse van de huurprijs van a-straat 2 voor de opslag (1e verdieping) een correctiefactor is gehanteerd van 0,51. Tot slot wijst de Heffingsambtenaar erop dat de bij de taxatie van het winkelpand gehanteerde primaire huurwaarde van € 625 per m² lager is dan de primaire huurwaarde die volgt uit de analyse van de huurprijzen van de vergelijkingsobjecten.
4.3. Belanghebbenden onderschrijven het oordeel van de Rechtbank. Zij verwijzen naar de hiervoor onder 2.3 vermelde taxatie. Voorts wijzen zij erop dat de opslag (1e verdieping) door de aanwezigheid van verwarmings- en luchtverversingsbuizen slechts beperkt bruikbaar is. Ook verwijzen zij naar de recent overeengekomen huurprijs, die hiervoor onder 2.1 is vermeld. De huurprijs zou nog moeten worden gecorrigeerd in verband met de prijsontwikkeling tussen de waardepeildatum 1 januari 2008 en 1 januari 2011, de datum waarop de huurprijs is overeengekomen. Zelfs als deze correctie achterwege wordt gelaten, zou de waarde van het winkelpand op basis van deze huurprijs en bij een kapitalisatiefactor van 13,6 lager uitkomen dan de beslissing van de Rechtbank, aldus belanghebbenden.
4.4. Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank bij haar oordeel over de huurwaarde van de opslag (1e verdieping) ten bedrage van 0,43 × € 625, ofwel € 268 per m², onvoldoende gewicht toegekend aan het verschil tussen opslagruimten in de kelder en opslagruimten op de 1e verdieping. Het Hof acht aannemelijk dat de Heffingsambtenaar de huurwaarde van de opslag (1e verdieping) niet te hoog heeft vastgesteld. Daarbij acht het Hof met name van belang de huurwaarde van de opslagruimte op de eerste verdieping van het vergelijkingsobject a-straat 2 ten bedrage van 0,51 × € 631, ofwel € 321 per m².
4.5. Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat de Heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de huurwaarden van de overige onderdelen van het winkelpand niet te hoog zijn getaxeerd. De door belanghebbenden met de huurder per 1 januari 2011 overeengekomen huurprijs brengt daarin geen verandering, nu deze huurprijs is overeengekomen meer dan drie jaren na de waardepeildatum en is overeengekomen met een zittende huurder die huurbescherming geniet, zodat niet zonder meer ervan kan worden uitgegaan dat deze huurprijs overeenstemt met de economische huurwaarde.
4.6. Gelet op het vorenoverwogene heeft de Heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat hij de waarde van het winkelpand niet te hoog heeft vastgesteld. Het hoger beroep is gegrond. Het Hof zal de uitspraak van de Rechtbank vernietigen en, doende wat de Rechtbank had behoren te doen, het bij Rechtbank ingestelde beroep tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar op het bezwaarschrift ongegrond verklaren.
5. Kosten
Het Hof ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank; en
- verklaart het beroep bij de Rechtbank ongegrond.