Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002252-10
Uitspraak d.d.: 10 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.W.A. Offermanns, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 28 mei 2010 in de gemeente [gemeente] een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk Walther, voorhanden heeft gehad;
feit 2:
hij op of omstreeks 28 mei 2010 in de gemeente [gemeente] (ongeveer) twee-en-dertig, (scherpe) patronen, althans een hoeveelheid munitie, vallend onder categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 28 mei 2010 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Walther, voorhanden heeft gehad;
feit 2:
hij op 28 mei 2010 in de gemeente [gemeente] twee-en-dertig scherpe patronen, vallend onder categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 28 mei 2010 is in de woning van verdachte een wapen van categorie III aangetroffen. Verdachte verklaarde dat hij dit wapen al zo lang als hij in zijn huis woonde, in zijn bezit had. Hij had het vuurwapen in een kledingkast verstopt samen met 32 scherpe patronen.
Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Verdachte heeft hieraan bijgedragen.
Voor dit soort feiten is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof echter van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur.
Het hof zal, overeenkomstig de politierechter en de vordering van de advocaat-generaal, een werkstraf opleggen voor de duur van 180 uren. Een groot deel daarvan, namelijk 120 uren, wordt voorwaardelijk opgelegd, als stok achter de deur ten einde te voorkomen dat verdachte zich wederom aan strafbare feiten schuldig maakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. W.F. van Zant, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos, griffier,
en op 10 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.F. van Zant is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.